No. 248. Zaterdag 16 Februari. 1884. FEUILLETON. Mal'occhio Nieuw Ned. Panopticum. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post verhooging. zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. V. DE GROOTELUI's BAKER. Een plechtige stondde kamer in half donker, in den hoek een meubelstuk, met een kleed overhangen en daaronder een nieuw leven sluimerend; de kinderen bij familie of buren en 't beheer van 't huishouden in de handen der baker. Deze, met een paarschje om, een witte boezelaar voor en de onmis bare kornet op, zit men een warme stoof voor de ramen en drinkt haar koffie, haar lievelingsdrank op de uren, waarin ze moei lijk iets hartigs kan nemen. Ze is aan dezen dienst gekomen door re commandatie, maar 't valt haar niet mee. Ziet ge, 't zijn beste, oppassende menschen, die goed hun brood hebben, maar zulke burgerlui zijn haar stand niet. Ze bakert op de Keizersgracht en in de Plantage, eens zelfs is ze op de Heerengracht geweest en heusch, ze zou zich geneeren om daar te vertellen dat ze hier in de Jan-van-Schatfe- laar-valt-van den-toren-te-Barneveldstraat ge bakerd had. Begrijp ereis, niet eens een meid, geen boodschaploopstertje zelfsnu, dat was nog minder, dan had ze geen kijk-in-de- potten rond zich en stond men haar niet op de handen te zien. Maar een magere dienst zou 't toch zijn. Dat heeft ze van morgen al dadelijk begrepen. Ze had op minstens een achterwiel gerekend bij 't overgeven van 't kind aan den blijden vader maar UIT HET DUITSCH. 10) Drie jaren gingen voorbij. Mijn smart sliep dikwijls, doch was niet dood. Nog had ik den moed niet ge vonden om tot Koenraad te gaan en te zeggen «liet is voorbijIn ons gewone doen was ik hem echter veel nader gekomen. Ik zorgde met hem voor zijne werklieden, las en sprak veel met hem en ver wonderde mij daarbij dikwijls over de koele juistheid zijner redeneeringen. Ik was weer bijna vroolijk ge worden bijnaOm de herinnering aan 't ver leden te dooden, vermoeide ik mij door lichamelijken en geestelijken arbeid. Van een bezoek der dorpsscholen thuiskomende, ging ik eens 't was op 12 Juli, een dag vóór de groote wedrennen te St. Koenraads kamer binnen. Daar ik hem niet vond, zette ik mij aan zijn schrijftafel en copiëerde voor hem met groote duide lijke letter een notarieel stuk. Zoo vond hij mij en voor 't eerst sedert den dag toen hij mij in mijn wit gewaad onmachtig op den corridor gevonden had, kuste hij mij op het voorhoofd. Beste Koenraads fluisterde ik Hij zette zich naast mij. «Ik ga morgen vooi zaken naar St.«, deelde hij mij mede, «rijdt ge mee? Morgen middag zullen daar de groote wedrennen plaats hebben. Ge zult u daar amuseeren.# jawel, en daar kun-je nou al dadelijk aan zien dat 't haar slag van menschen niet is in plaats van een docter of een chirurgijn wordt me daar een juffrouw gehaald, zoo'n eigenwijs schepsel die er alles van weten wil en haar nog kommandeeren op den koop toe. Wat verbeeldt ze zich, nu ja, ze heeft z.g. gestudeerd, maar dat is ook wat;'tis'r ook net zoo goed om de dubbeltjes te doen als haar. Waarom is zij zoo happig om 't kind aan te kleeden? Natuurlijk om de fooi op te strijken en 't haar te laten aanzien. Ze wou dat al die juffrouwen De baker zet haar kornet wat recht, maar blijft desniettemin slecht gemutst. Ze is niet op haar dreef en zal dat wellicht niet wor den ook 't is niet royaal genoeg voor iemand van haar slag. Ze bakert nu al bij de twaalf jaar, doch 't is de eerste maal dat ze in de nieuwe stad komt en ze heeft er nu genoeg van ook. Veel bijzonders woont daar niet, allemaal lui van buiten, zonder familie, vi sites niet te wachten, fooien natuurlijk ook niet. Ze zou hier niet gaarne wonen, dan is 't nog beter in haar steeg, wel wat benauwd en donker, zoodat tegenwoordig om 2 uur't licht al aan moet, maar zoo onmiddelijk in 't hartje van de stad, rondom in de groote lui, zie je, dat is ook iets. Onder de groote lui heeft ze al haar leven verkeerd, van toen ze tien jaar oud was. Ze is uit een huis met een bordes getrouwd, in de koets van me vrouw naar 't stadhuis gereden met Jan op den bok maar dat is dan ook de eerste Zeker, ik doe 't, als ge mij mee wilt nemen, wat zou ik hier doen, geheel alleen.Ik stak hem beide handen toe, hij zag mij aan met zijn goedige, trouwe oogen. «Koenraad, het is voorbijzeide ik. Een oogenblik daarna, toen hij mij aan de borst drukte, was 't mij alsof mij een slang in het hart beet en ik wist dat ik gelogen had. Ik had den moed niet, mijn verklaring te herroepen, ik speelde de comedie verderhet overige van den dag zwierven we rond als bruidegom en bruid. 's Avonds bibberde ik van koorts, ik kon mij nau welijks bewegen. Daar kwam de courant ik zag ze onverschillig door plotseling voer mij een schrik door de leden, het blad ontgleed mijne handen, ik zuchtte luid en sloeg de handen ineen Koenraad wendde zich tot mij en vroeg bezorgd «Wat scheelt er aan?» «Niets», antwoordde ik met groote tegenwoordig heid van geest, met mijn sleep de courant bedek kende. «Niets, een weinig hartklopping; ik zal gaan slapen en ben morgen weer beter. Een oogenblik later zocht hij op zijn gewone onbeholpen wijze de courant, doch vond haar niet. •3f Ik trok mij terug. In de courant had ik gelezen WEDRENNEN. DEELNEMERSVorst Ottomar Werdenfels, Baron Nicolaus Gudrien, Ridmcester Friedrich Golkan en Graaf Frits Berbenyi Zou ik meegaan? Mijn verstand schreeuwde »neen«, mijn hart tluisterde »ja....« Welk kwaad zou er in steken dat ik ging en mij het genoegen verschafte den man, die op mijn lot zooveel invloed uitoefende, door een tooneelkijker te aanschouwen Doch al die en de laatste vreugde in haar huwelijksleven geweest. Ilaar man was goed en wel, ze zou hem niet graag na zijn dood belasteren, maar hij dronk wel eens wat te veel en dat heeft het hem gedaan. Hoe 't kwam, niemand kan 't navertellen, maar hij is in den Am- stel verdronken. Zijn maats, die ook wat op hadden hebben niets gedaan om hem te redden, dan veel beweging maken. Toen men hem ophaalde was hij dood. Gelukkig leefde haar laatste mevrouw nog. Die heeft haar in staat gesteld de kinderen bij knappe menschen uit te besteden om uit bakeren te kunnen gaan. Die heeft haar aan goede klanten geholpen en tot heden heeft ze 't na den dood van haar man be ter gehad dan bij zijn leven enmaar ze valt zichzelf in de reden nu 't haar invalt dat ze vergeten heeft wat slaapstroop mee te brengen. Ze gebruikt het wel zelden, ze houdt er zelfs niet van, maar men kan niet weten voor een schreeuwerig kind is 't soms een weldaad en een minsch wil dan toch ook zijn nachtrust wel hebben. Zoo'n baker is een opgevuld vat met vertelseltjes van mevrouw die en juffrouw deze en als ze 't maar even te pas kan brengen, veegt ze u onder den nens dat ze daar of daar dertig en meer gulden emolu menten kreeg met de stille hoop dat ge dit in overweging zult nemen als haar tijd om is en 't op een betaling aankomt, 't Is een wonderlijk wezen, ze heeft iets van de macht der dwergen en reuzen uit de oude sprookjes, sophisterijen overreedden mij niet, ik wist dat het slecht van mij zou zijn te gaan en ik besloot thuis te blijven, 's Nachts sliep ik zeer vast en had akelige droomen. «Hij had gaarne de wedrennen een dag verscho ven, omdat hem de datum niet aanstond!» «Iloezoo «Wel, gij weet, 't is de dertiende!» «Is hij zoo bijgeloovig «Ja, sinds hij bruidegom is «O ja, dat zijn alle verliefden. Dit onderhoud beluisterde ik in een kamer van den «rooden Adelaarhet beste logement te S., waar wij afgestegen waren en waar wij de paarden en ik na een vermoeienden rid van drie uren konden uil- rusten, terwijl Koenraad inlussehen zijn zaken aan kant maakte. «Als alle verliefdenIk luisterde aandachtig naar de voortzetting van dit interessant tweegesprek, doch vernam niets meer als het binnentreden van een bediende en de bestelling van sodawater. «Wie is die bruidegom?» vroeg ik mij zeiven on ophoudelijk. Ik had wel lust aan den wand te klop pen en deze vraag mijne onbekende buren luid toe te roepen. Doch wat ging het mij aan. Ik zou het trouwens spoedig te weten komen. Misschien was het Ottomar Werdenfels Natuurlijk was hij het wij hadden immers voor een paar weken zijn verlovingsbrief ontvangen Hoe dom, dat mij dit niet terstond ingevallen was. Intusschen ging ik steeds onrustig den geelgeschil- derden vloer mijner groute, eenvoudig gemeubileerde kamer op en neer. Zoo was ik dan toch meegegaan, trots mijn stand- met dit ouderscheid dat, waar deze laatstai het vermogen hadden schatten te voorschijn te roepen, zij de kunst verstaat gansche hoeveelheden suiker, koffie enz. te doen verdwijnen. Waar 't blijft weet geen mensch buiten haar en nog iemand. Uw vrouw heeft bij 't naderen van den grooten dag ge zorgd voor behoorlijken voorraad en den huishoudtrommel terdege gevuld. Voor zoover de beurs 't toeliet, zijn versterkende middelen aangeschaft om terstond dienst te doen, als ze noodig zijn. De groote dag is gekomen en ge bemerkt met een zekere blijdschap dat de koffie wat minder sterk, de thee iets minder geurig is, uw brood zui niger gesmeerd en de kaas wat dunner wordt. Ge bemerkt dat met genoegen, want ge proeft er de zuinige baker uit. Maar o wee, nog zijn er geen acht dagen om of Hare Majesteit kondigt u de uitputting der huis houdelijke mijn aan. Ge gaat aan 't rekenen en nazien en bemerkt met ontzetting dat er van de dagelijksche behoeften wel drie viermaal zooveel gebruikt is als gewoonlijk. De eieren zijn zoek, hoewel ge er geen en kel geproefd hebt, uw kleine voorraad wijn is ontzettend geslonken, niet door uw toe doen. Waar is dat alles gebleven? De baker weet het, maar ze past wel op het te zeggen. Als ze gehuwd is komt van tijd tot tijd 's avonds haar man eens aan, kwasie om te zien hoe zijn vrouw het maakt en met een mandje, waarin een schoone kornet ligt. Is ze weduwe, dan heeft ze een vastig besluitJa en ik had een onaangenaam gevoel van Meiringen medegebracht ik kon het n.l. geen oogenblik vergeten dat ik er kwaad aan deed. Toch verheugde ik mij op dat oogenblik in het vooruitzicht van hem, zij het maar uit de verte, weer te zien. Op reis vreesde ik telkens dat er een wiel van de wagen breken of iets gebeuren zou om ons te be letten in S. te komen, thans had ik angst dat de wed rennen zouden uitgesteld worden. Wat Koenraad toch lang uitblijft, zou hij niqt komen Het is twee het is drie uur. Ik hoor de sbpenden in de belendende kamer gapend ontwa ken, hoor hen hunne laarzen aantrekken en de hol klinkende houten trap afloopen zie ze beneden op st aat het zijn officieren der huzaren in een v ;elante stappen en dwars over het stoffige marktplein wegrijdenKoenraad komt niet In het hotel wordt het levendig, alles stroomt naar b iiten het plein wemelt van menschen, die naar d wedrennen wandelen Koenraad komt niet. Hotel en marktplein zijn als uitgestorven Koen raad komt nog steeds niet Mijn voorgevoel komt uit, ik zal de wedrennen n et zien. Ik kon wel schre'en van ongeduld. Daar hoor ik een tred op den gang, ik steek het hoofd buiten de deur 't is een kellner, die een water- kun in de nevenkamer brengt. Ik sloeg de armen over elkaar en nam mij voor rustig te blijven. Doch inwendig kookte het. Het was me al lang ontgaan dat mijn begeerte om bij de wedrennen tegenwoordig te zijn, zondig was. Verdrietig zag ik de kamer rond en tuurde op twee verschoten photografieën in ovale lijsten aan den wand, den waard met de handen op de knieën en de waardin met een monsterachtige broche op de borst voorstellende. DE nd van WAARD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1