No. 249.
Woensdag 20 Februari.
1884.
FEUILLETON.
al'occhio
Tegen Bloedarmoede.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag
en Donderdagavond 8 uur.
Het vroeger algemeen in zwang zijnde
middel om bij de meeste ziekten den lijders
ader te laten, is geheel opgegeven. Men is
tot inzicht gekomen dat bloedaftapping in
onze eeuw van bloedarmoede, op enkele
uitzonderingen, niet alleen onnoodig, maar
volstrekt schadelijk is. Integendeel hoort
men in onze dagen van tijd tot tijd spreken
van 't tegenovergestelde, van 't overstorten
n.l. van bloed uit het lichaam van een ge
zonden mensch in dat des zieken. Men heeft
zelfs gehoord van vorstelijke personen, die
langs dezen weg, hun vorstelijk bloed heb
ben vermeerderd en verbeterd en 't is te ver
wachten dat deze operatie steeds meer alge
meen worden zal. Hoe langzaam en moeilijk,
hoe volstrekt onmogelijk is 't soms niet,
door geschikte voedingsmiddelen den mensch,
die een paar pond bloed verloren heeft, het
ontbrekende bij te brengen en daarentegen
hoe eenvoudig en snel spuit niet de kundige
arts deze hoeveelheid den lijder in. Het is
een der dankbaarste operatiën en toch ge
schieden ze zoo zelden, dat bij toepassing
er van de dagbladen er van spreken. Ligt
een groot deel der schuld daarvan in gebrek
aan moed bij de doctoren, een ander groot
deel komt op rekening van 't publiek, 't
welk in de meeste gevallen den geneesheer
beslist verbiedt te handelen. Het is alleen
onbekendheid met de zaak, die dus doet
UIT HET DUITSCH.
11)
Er was geen tijd voor verder geharrewar, we
hadden spoedig de kampplaats bereikt. Deze strekte
zich over een groote, groene vlakte uit, een kwar
tier uurs ongeveer buiten het stadje, tusschen den
straatweg en de rivier. Achter deze verhief zich een
grijze steenrots, van waar duizende nieuwsgierigen op
het renperk neerzagen. Het scheen alsof daar een on
afzienbare vogelschaar neêrgestrcken was. Ook aan
deze zijde der rivier was de inenschenmassa buiten
gewoon groot, een ophooping van de bevolking uit
minstens een dertigtal dorpen en kleine steden. Het
wemelde er van aandachtig toekijkende werklieden
met schoon gewasschen kinderen en rood uitgedoste
vrouwen, van kleine ambtenaren met hoefijzers in
hunne manchetten en wat oppervlakkige kennis van
sport, waarmee ze hun vrouwelijke reisgenooten
amuseerden, van ernstige boeren met muntstukken
als knoopen, boerinnen met fluweelen hoofdbanden,
roode kousen en ontelbare korte rokken.
Officieren te paard, officiersvrouwen te paard in
onmogelijke rij-costumes, jonge fabrikanten te paard
met splinternieuwe rijlaarzen, omgeven door talrijke
vrienden te voet, die om hen heen stonden, voorzich
tig 't paard streelden en zich de mysteriën der rijkunst
lieten verklaren.
Vele wagens, de meeste buitengewoon groot en
plomp ook een paar nette rijtuigen.
weerstreven, waarbij nog een sterk vooroor
deel komt. We willen aan de hand van een
kundig arts 't onze doen om onzen lezers
deze eenvoudige operatie wat naderbij te
doen zien.
't Is mogelijk maar niet zeker dat de ou
den hierin reeds op de hoogte waren, een
plaats in Ovidus (7de Boek) schijnt op bloed-
inspuiting te doelen,
Zeker is 't dat een Engelsch docter
reeds 2 eeuwen geleden de operatie op hon
den toegepast heeft. Een collega van hem
te Parijs verrichte ze in 1667 op menschen
met goed gevolg. Hem volgden toen ver
schillende anderen wier werk eveneens suc
ces had.
Phantastische, onzinnige ideeën knoopten
zich spoedig vast aan de overbrenging van
bloed uit het eene lichaam in 't andere. In
allen ernst dacht men nu het middel ge
vonden te hebben tot verjonging van het
menschelijk geslacht. Uaar men toen ter tijde
den mensch het bloed van dieren, meestal
van kalveren inspoot, was dit een uitmuntend
wapen in de handen der tegenstanders. Men
sprak, zooals we ook thans nog hooren in
zake de inënting, van verdierlijking des men
schen en gaf de eer der uitvinding aan den
duivel en zoo gelukte het, ook door enkele
gevallen met minder goeden afloop, de ope
ratie in miskrediet te brengen en ze, met
behulp van alle geestelijke len wereldlijke
machten, in den ban te doen. Van toen af
heeft men er niet meer van gehoord, hoe
veel hoop een deel des menschen er ook
van had, zoodat velen zelfs van eeuwig le
ven op aarde droomden; nu het middel aan
zulke onzinnige vereischten niet scheen te
voldoen, werd het vergeten, totdat in 1824
wederom een Engelschman zijn eerste bloed-
inspuiting verrichtte, doch nu met menschen-
bloed. Hij zag ze met een schitterend ge
volg bekroond, evenals de latere operatiën
en terstond daarop was de heele geleerde
wereld in de weer en debatteerde, niet meer
over de mogelijkheid, die stond vast, maar
over de wijze van behandeling, de vraag n.l.
moet het bloed eerst van zijn vezelachtige
bestanddeelen beroofd of kan het zooals het
uit het lichaam komt overgebracht worden
Men is thans algemeen voor het eerste, om
geen gevaar te loopen dat het bloed stremt
in de aderen van den patient.
De operatie zelf is in den hoogsten graad
eenvoudig en zeer gemakkelijk uitvoerbaar. In
dringenden nood kan de arts 't met het eerste
het beste spuitje en mee een mes af. In den
nood doch men heeft er bepaalde instru
menten voor, die 't werk gemakkelijk maken
b.v. een spuit, die alle inspuiting van lucht
onmogelijk maakt. In den aanvoer van lucht
in de bloedvaten des patients ligt dan ook
het eenige gevaar, 't welk met de operatie
gepaard gaat en dat wordt door een doel
matig instrument geheel te niet gedaan.
Nemen we aan dat we iemand voor ons
heben, wien bloed moet toegevoerd worden.
Een gezonde krachtige man, die zijn bloed
tot dit doel leenen wil, staat ons ten dienste.
Dezen openen wij een ader, vangen 't vocht
in een schotel op en zuiveren 't van zijn vaste
bestanddeelen. Men neemt daarvoor een
houten staafje en klutst het daarmee. Na
dat eenige minuten te hebben gedaan, giet
men het door een fijnen linnen doek, klutst
het nogmaals eenige minuten, giet het we
der door een doek en thans is het ter in
spuiting gereed. Onder dit werk blijven de
schoteljes die 't bloed bevatten, steeds in
een anderen met warm water van 38° staan.
Men behoeft echter niet op een paar graden
te zien. Nu nemen we den zieken onder
handen, zoeken een ader op, b.v. in het
ellebooggewricht en leggen die door een sne
de in den arm bloot. Naar de hand toe
wordt de arm stijf toegebonden, zoodat van
daar af geen bloed naar de wond vloeien
kan, men vult vervolgens de spuit met bloed,
snijdt de ader op, brengt de canule in de
wond en zeer langzaam wordt het bloed in
de ader gedreven. Gedurende de operatie
geeft men nauwkeurig acht op den polsen
de ademhaling des patients, om bij eventu
eel toeval op zijn hoede te zijn. Dat be
hoort echter tot de zeldzaamheden en waar 't
voorkomt is 't minder de operatie zelf, die
het veroorzaakt, dan wel den vreemden in
druk op een hangen patient.
Heeft men genoeg bloed ingespoten, tus
schen 100 en 300gram gewoonl ijkdan wordt
de spuit voorzichtig verwijderd, de ader ook
naar boven afgebonden deze tusschen de
Ofschoon wij laat gekomen waren, vonden we een
zeer goede plaats, van waar we 't renperk geheel
overzien konden.
»Wie groet ge?« vroeg ik Koenraad, die zijn hoed
afnam.
»De Lorzins,« antwoordde hij kortaf.
Nu zag ik ze ookdaar in die donkergroene equi
page met een koetsier in licht liverei, nabij de hou
ten heining, die 't renperk voor 't publiek afsloot, zat
de gravin en Nina, die mij vriendelijk toewenkte en
zeer schoon geworden was. Blanche was reeds lang
gehuwd.
Het muziekkorps speelde sentimenteel, de rivier
schitterde in de verte op de baan verschenen zes
jockey's in bonte kleederen. Ik zag ze nauwelijks.
Een bleef geheel achter, een verloor zijn muts en
een won, dewijl hij een neuslengte voor was.
Toen was het eerste deel der hardrijderij afge-
loopen.
Mijn kijker was niet van mijn gelaat af.
Daar nevens de donkergroene equipage, tegen 't
portier leunend, stond een jonge man, met een over
jas over zijn jockey-costuum, blootshoofd, met den rug
naar mij gekeerd.
Wie is 't, om 's hemels wil, wie is hij?
Hij wendt het hoofd om de groene vlakte, het
blauwe water, de grijze rotsen omhoog en de bonte
menigte, alles mengt zich voor mijn oog dooreen tot
een bruinen chaos, de muziek klinkt mij als een
akelig gesteun in de ooren.
Frits is bruidegomzeg ik in een soort bedwel
menden angst, mij tot Koenraad keerend.
.•Jan, zonder mij aan te zien.
«Hoe lang weet gij het reeds
«Veertien dagen.* Arme, beUe Koenraad!
Ik hield mijn zakdoek voor 't gelaat.
«Alix, ge zijt ziek, laten we naar huis gaan,*
zei hij hartelijk, dringend.
Zeker moet ik er slecht uitgezien hebben, doch
trotsch antwoordde ik met heesche stem: »neen.«
Een bloemenmeisje in grasgroene zijde drong met
een afschuwelijken lach en overdreven koketterie de
jonge heeren hare bloemen op en wendde zich ook
tot Frits, die eindelijk zijne bruid verlaten had. Hij
weerde hare hand af, doeh kocht de rest van haren
voorraad en ijlde daarmee naar Nina. Deze was zicht
baar beangst en hij troostte ze.
Eindelijk moest hij gaan hij boog zich over hare
linkerhand en terwijl hij deze kuste maakte zij hem
met de andere het teeken des kruises op het voor
hoofd. Zeker was ik onder de warreling van menschen
de eenige die dit gezien had
Ik zie hem nog voor mij, droomerig, verstrooid, in
gedachten verloren, staande bij zijn inederijders, die
druk schertsten. Zijne oogen glansden, als van iemand
wien 't hart overvol is van geluk.
Toen hij in den zadel zat sloeg hij nog een blik
over 't publiek. Daar zag hij mij in de oogen, die
verschrikkelijk strak op hem gericht waren. Van
schrik hief hij de hand op en verbleekteMijne
oogen waren 't, mijne booze oogen! En weder was
ik inwendig blij hem pijn gedaan te hebben
Zijn paard steigerdewel maakte hij 't rustig
maar
«Wat is hij bleek,merkte een ulanenofficier iu
mijn nabijheid op, «wat duivel, hij is zenuwachtig!*
Wat nu volgde, weet ik ter nauwernood meer....
tot op een verschrikkelijk, onvergetelijk oogenbiik.
Ik herinner me nog vaag vier gekleurde slippen
over de weide te hebben zien vliegen en zie Nina op
de voorste bank in den groenen wagen staan en
verscheiden keeren de handen bewegende, alsof ze
hem wilde helpen, en hoor iemand zeggenarme
kleine, ze is bang voor hein
Ik was niet bang voor hem. Den vreeselijken
wensch voel ik in mij opkomen, 't is alsof hij uit het
hart wild ten hemel stijgt den wensch dat zijne
bruid nooit zijne vrouw mag worden.
0, mijn God!
Het was een s t e e p 1 e-c h a s e en ze liep reeds
ten einde. Frits was aan de spits van 't viertal, of
schoon zijn ros zich bij de laatste hinderpaal aan den
poot gekwetst had.
Uit de menigte gaat een gemompel van bewonde
ring op, een beweging als 't bruisen van een water
val in tie verte.
De ulanenofficier nevens mij schudt het hoofd en
ze ie: «Berbenyi is zenuwachtig.. en lady Jane is
eea canaille!*
De laatste hindernis: een hek achter een breede
sl ut! Lady Jane sprong terug!
Een bont gewemel in een groote stofwolk
daar heft het ros zich op de achterpooten en slaat
achterover
De menigte schreeuwthédoch vergeet
in 't volge id oogenbiik den gevallen ruiter, ter wille
der andere drie. Men heeft zooveel ruiters zien neer
storten! Ik zelf kon me geen rekenschap geven van
wat er geschied waseerst toen ik Lady Jane zon-
d r berijder den rid weer vervolgen zag en ik den
officier naast mij hoorde roependuivels, dat is gek
legde ik mijne hand op den arm mijns echtgenoots
e.i zeide: «Koenraad, kom!*
Hij begrijpt mij wij verlaten den wagen, Koen
raad stelde toch weinig belang in dergelijke liefheb
berijen.
Achter ons klinkt een wals van Strausz «die Ge-
schichten aus dem Wiener Wald* gruwelijk sterk