No. 251.
Woensdag 27 Februari.
1884.
Een Speelhel.
FEUILLETON.
GORDON BALDWIN.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur.
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Ingezonden
Een paar weken geleden gewerd ons het
schokkende bericht, dqt de speelbank te
Monte-Carfo in één week vijf slachtoffers
had gemaakt. Een volgende week weer twee.
Dikwijls lezen wij een treffend bericht, dat
een paar dagen later weer tegengesproken
wordt, maar hier is voor geen tegenspraak
reden geweest, het bericht was eenvoudig
waar en in zijne eenvoudigheid vreeselijk.
Monte Carlo zooals men doorgaans zegt,
Monacozooals het miniatuur vorstendom
heet, is in de laatste jaren bekend genoeg
geworden. Twintig, vijf-en-twintig jaar ge
leden was het staatje alleen maar daarom
merkwaardig, omdat het zoo buitengewoon
klein was en in zijne kleinheid slechts door
weinige staatjes overtroffen werd.
Monaco ligt tusschen Nizza en Mentone,
aan de Middellandsche zee, op een ver
bazend groote driehoekige rots, die ver in
zee vooruitspringt, alsof zij de wacht wil
houden over de kusten van Frankrijk en
Italië. De overlevering 'vertelt, dat Hercules
hier reeds geland is en met zijne reuzen
armen de rotsen op elkaar heeft gestapeld,
zooals zij nog heden bóven de blauwe zee
uitsteken. Tortus Hercülishaven van Her
cules, noemde men daarom nog in de eerste
eeuwen na Christus dit kleine schiereiland,
tot dat men het later, toen er zich eene
Grieksche kolonie vestigde, Monoikos noemde,
de eenzame. Dit woord werd door de Ita
lianen tot'Monaco afgekort. Monaco betee-
kent dus zooveel als monnik en zoo vertoont
dan ook het wapen van Monaco twee mon
nikken met zware baarden, met sandalen en
pijen en van reusachtigen lichaamsbouw.
Men weet betrekkelijk maar zeer weinig
van de oudste geschiedenis van Monaco.
De Saracenen, die van de vijfde eeuw af
de kusten van de Middellandsche zee on
veilig maakten, hadden in dit rotsnest een
gunstig gelegen uitgangspunt, tot dat in het
jaar 968 een andere zeeroover, die Grimaldi
heette, hen van het schiereiland verjoeg en
zelf bezit nam van dit stukje grond. Sedert
dezen tijd bleef Monaco in het bezit van
de familie Grimaldieerst toen in het jaar
1781 Vorst Antoon zonder mannelijke erf
genamen stierf, ging het vorstendom in een
ander geslacht, dat van Goyon-Matignon
over. De erfgenaam, Graaf Leonard, die
de schoonzoon was van den vorigen Vorst,
moest echter den naam Grimaldi aannemen.
Mentone en Rocabruna, die sedert de veer
tiende eeuw tot Monaco behoorden, werden
in 1860 aan Frankrijk verkocht en aan het
vorstengeslacht bleef niets meer over dan
het twee vierkante mijlen groote rotsblok
aan de zee, dat met elke bebouwing spotte
en waarop niets groeide dan wat dor gras
en hier en daar een eenzame olijfboom.
En toch ontstond op deze kale rots een
paradijs do tooverstaf van een duivel klopte
reeds aan de granietrots, die van alle zijden
door water was omgeven.
Reeds in het jaar 1858 had zich een ge
zelschap van speculanten tot Karei III ge
wend, met het verzoek op zijn grond een
speelinrichting te mogen openen. Eerst had
dit gezelschap zich in Nizza willen neder
zetten, maar daar was de concessie gewei
gerd, omdat zich reeds te Aix les-Bains zulk
een gezegende instelling bevond en men zag
de noodzakelijkheid niet in ook de bewoners
van Nizza het geld uit den zak te kloppen.
Vorst Karei dacht anders over de zaak zijn
jaarlijksch winterbezoek in Parijs kostte veel
geld en de grondleggers van de speelhel
beloofden hem eene niet onaardige bijdrage
voor zijn huiselijk budget. Vorst Karei gaf
dus het gevraagde verlof, maar maakte tegelijk
eene scherpe verordening publiek, waarbij
aan zijne zes-duizend onderdanen ten streng
ste verboden werd het nieuwe speelpaleis te
bezoeken. De zaak kwam aan den gang,
maar niet tot bloei; de aandeelhouders
hadden gebrek aan de noodige kapitalen
en zoo sleepte wla Société anonyme" kom
mervol haar bestaan voort.
Eindelijk naderde het jaar 1872 en bracht
met zich de opheffing volgens de wet van
de speelbanken in Duitschland. De roulette
had opgehouden te bestaan te Wiesbaden,
Homburg, Baden-Baden, Doberau, Ems en
Nauheim, maar met die opheffing was de
hartstocht voor het hazardspel nog niet uit
de wereld verdwenen. Dat zou spoedig
anders blijken.
Beter dan iemand anders wist dit één
man, die in een zekeren zin zijn halve le
ven aan het bestudeeren van deze ondeugd
heeft gewijd en aan de groene tafel de rijkste
ervaringen hieromtrent heeft opgedaan. Deze
man was Frangois Blanc, tot dien tijd pach
ter van de speelbank van Homburg. Op
een mooien lentemorgen bevond Blanc zich
te Monaco en vroeg den voorzitter van de
,/Sociéte anonyme" te spreken. Hij haalde
zijne portefeuille uit zijn rokzak en legde
voor ruim achthonderdduizend gulden aan
Fransche effecten op tafel en verklaarde aan
den verrasten president, dat hij plan had
voor deze som de bank van de //naamlooze
vennootschap" te koopen. Den volgenden
morgen was Blanc eigenaar van het speel
huis te Monaco.
Van dien dag af onderging de kale rots
aan de Middellandsche zee eene buitenge
wone verandering. Honderden van werk
zame menschen ontwikkelden eene verba
zende, onafgebroken kracht. Boven op den
Monte Carlo (Berg van Carel), Vorst Karei
had den berg zijn eigen doorluchtigen naam
gegeven, werden uit de vruchtbare dalen
NOVELLE VAN RUDOLF LINDA U.
I.
George Forbes had tijd nog moeite gespaard om
zijn jonggezellenwoning zoo prettig in te richten als
maar mogelijk was. Hij bezat eenige ervaring en had
veel landen en menschen gezien; hij was zoo rijk, dat
men zelfs te New-York, zijn geboortestad, van zijn
groot vermogen sprak, en hij had niets te doen
als wat hem genoegen kon geven. Onder zulke om
standigheden valt het niet moeielijk, voornamelijk als
men te Parijs woont, zich bij zijn kennissen de repu
tatie te verwerven dat men een man van een voor-
treffelijken smaak is.
Forbes had bij een jong, talentvol kunstenaar, dien
hij eenige groote bestellingen bezorgde, goeden raad
ingewonnen; hij had voorts de beste Parijsche werk
lieden maanden lang aan het werk gehouden en zijn
behanger een zoo goed als onbeperkt crediet geopend.
Op deze wel wat kostbare, maar uiterst eenvoudige
en gemakkelijke wijze was het hem dan ook gelukt
zijn klein hötel, in de nabijheid der Champs Elvsées
gelegen, hoogst smaakvol en gezellig in te richten.
De schilderijen van Corot, Rousseau, Diaz, Rosa Bon-
heur enz., die in het salon, de zoogenaamde studeer
kamer en de eetzaal prijkten, behoorden tot de er
kende uitstekende werken der genoemde meestersde
groote Rubens in de slaapkamer was authentiekde
kroonluchters en-de pendules waren prachtstukken van
Fransche industrie; en nergens kon men gemakkelij
ker stoelen en canapé's vinden als in de gezellige ver
trekken, met gelijke zorg tegen de zonnestralen als
tegen de koude beschut, van het Hotel Forbes,* rue
Dumont d'Urville.
Bijna een heele week lang nadat Forbes van zijn
huis bezit genomen had, was hij eiken morgen met
nieuw genoegen, en met een trots als waren de schoone
zaken, waarover hij zich. verheugde, zijn eigen werk,
door alle zalen en kamers gewandeldook had hij
met een tevreden glimlachje de complimenten over zijn
uitmuntenden smaak in ontvangst genomen, die elk
zijner bezoekers zich verplicht achtte hem te moeten
aanbieden. Doch weldra was hij aan het gezicht van
al die schilderijen, porcelein- en bronswerken even zoo
gewoon geraakt, als aan zijn gemakkelijken stoel en
aan zijn goeden kok en in de dagen dat wij hem
leeren kennen, vier jaar nadat hij zich te Parijs neder
gezet had, was" alles wat hem in zijn woning om
ringde niet meer- in staat, ook nog maar een oogenblik
zijne opmerkzaamheid te boeien.
Het leven dat de 33-jarige George Forbes leidde,
was in weerwil" van de schijnbare afwisseling, vrij
eentonig. Hij woonde zeven maanden van de twaalf
te Parijs. Gedurende den zomer reisde hij van het
eene uitspanningsoord naar het andere. Men ontmoette
hem dan te Trouville, te Biarritz, of in de Pyreneën,
soms ook in Baden of Homburg, w aar toen nog druk
gespeeld werd. Eens was hij zelfs naar de Vereenigde
Staten teruggekeerd en had hij zijn voornaam, koud,
vervelend gezicht te Saratoga en te Newport ver
toond. Gedurende den ganschen winter en in liet
voorjaar, tot in het laatst van Mei, vertoefde hij te
Parijs. Hij ging dan 's morgens een rijtoer maken
in het Bois de Boulogne, ontbeet thuis, geeuwde een
uur lang achter een krant, een brief of een roman,
viel er ook wel eens bij in slaap, maakte eenige visites
of vertoonde zijn paard in de Avenue de 1'Inflperatrice
en verscheen eindelijk tegen zeven uur in het Café
Anglais of bij Bignon, om daar zijn diner te gebrui
ken. Na het eten ging hij naar een schouwburg of
naar een der soirées van de zoogenaamde »Ameri-
kaansche Kolonie.Daar maakten moeders met vol
wassen dochters en jonge weeuwtjes hem het hof.
Ook kwam hij in dezen kring in aanraking met man
nen, die er op bedacht waren dat de jonge millionair
hun den een of anderen tijd wellicht nog eens een
dienst zou kunnen bewijzen en die derhalve geen
moeite ontzagen om hem te amuseeren. Doch Forbes
was niet erkentelijk ten opzichte der voorkomende
beminnenswaardigheid waarmede men hem overal be
jegende en niemand onder zijne talrijke bekenden kon
zich beroemen met hem op vertrouwelijken voet te
staan. Hij was wantrouwend. In vroegere jaren was
hij een paar maal beet genomenzooais in het dage-
lijksche leven ook wel met minder rijke menschen
gebeurt, maar hij had het niet vergeten en niet ver
geven en hij vreesde altijd, dat iedereen die met hem
in aanraking kwam, het op zijn geld voorzien had.
Het geloof aan eene onbaatzuchtige welwillendheid,
dat nooit sterk bij hem ontwikkeld was geweest, had
hij reeds lang verloren; vriendelijkheid, zoodra zij zich
boven alledaagsche beleefdheid verhief en in het oog
begon te loopen, gold 'bij hem voor zelfzuchtige vleierij
en maakte hem nog terughoudender en voorzichtiger,
dan hij gewoonlijk was. Dat was ook de reden dat
jonge, fatsoenlijke mannen, die onder gewone omstan
digheden misschien met hem bevriend waren geraakt,
zich niet tot hem aangetrokken gevoelden en zijne
nabijheid ontweken, zoodat zijn meer intieme omgang
allengs treuriger werd en ten laatste bijna alleen nog
bestond uit menschen, die zijn wantrouwen en zijn
miskenning verdienden.
De late avonduren bracht de zonderlinge man in
zijn club door. Hij speelde en won aanzienlijke som
duizenden wagens vol kostbare teelaarde
naar boven gebracht en nu groeide als met
een tooverslag op dezen grond, waar zelfs
nog nooit een gerstenkorrel was gewassen,
een plantenwereld, die aan de tropische ge
westen herinnert. Daar wuifden groepen
palmboomen in den zonnegloed, rozen ver
spreidden hare balsamieke geuren, gerani
ums, myrten, oranjeappelen schitterden
tusschen de bladeren, duizendkleurige bloe
men bedekten en vulden de parken. Wat
de zuiderhemel kan voortbrengen aan bloe
menpracht, dat zag men hier op den Monte
Carlo, aan wiens voet eeuwigdurend de gol
ven klotsten. En midden in die pracht van
een plantenwereld, verhief zich een paleis,
prachtig in Moorschen stijl gebouwd, met
torentjes en bontgeschilderde gevels en met
verguld traliewerk voor de spiegelruiten.
Maar dat alles was nog niet genoeg. Aan
de zeezijde was altijd de rots nog hoekig
en steil en onbeklimbaar en dat beviel den
vorsten niet die daar zouden troonendat
moest in overeenstemming komen met het
overige. Boven den grijsgroenen steen ont
stonden langzamerhand luchtige terrassen,
breede trappen van zandsteen leidden van de
zee naar het plateau. Marmeren leuningen
omgaven deze terrassen en dicht boven het
zeevlak maakte men zelfs eene vlakte, die
zich in een eeuwig groen mocht verheugen.
Daar kon zich de aristocratische vreemde
ling in het edele spel van het duivenschieten
vermeien.
Toen het kale zonnige Monte Carlo een
stukje Eden was geworden, maakte Frangois
Blanc dit aan de wereld bekend en tallooze
slachtoffers uit de nabijheid en uit de verte
volgden de verlokkende roepstem van den
nieuwerwetschen toovenaar en betraden het
gevaarlijke Eldorado bij Monaco. Blanc wreef
zich de handen en Vorst Karei zal ook wel
in zijn vuistje gelachen hebben, want van
men. Groote verliezen had hij nooit te betreuren.
Hij pointeerde met zijn eigen baar geld kalm en voor
zichtig. Won hij, dan was hij steeds bereid om alles
wat hij voor zich had weder op het spel te zetten
en hij schoof met dezelfde gelatenheid een paar Louis
d'or of een hoop verkreukelde bankbilletten van zich
af. Was het geluk hem niet gunstig, dan verloor hij
wat hij aan contanten bij zich had een paar duizend
francs en stond dan geeuwend op hij geeuwde
dikwijls om naar de leeskamer te gaan, daar de
avondbladen in te zien en op het gewone late uur
naar huis te rijden. Hij was een gevaarlijk, nauwlettend,
onaangenaam speler. Men kon een vermogen aan hem
verliezenmaar nooit meer, dan wat hij toevallig in
zijn zak had, van hem winnen. Zijn oudste kennissen
her nnerden zich niet, dat hij ooit bij het spel geld
geborgd had.
Op een avond in de maand December 1803 ver
scheen Forbes als gewoonlijk om elf uur in de club
en nam, nadat hij rechts en links goeden avond ge
knikt had, aan de groene tafel plaats. Hij had den
vorigen nacht een aanzienlijke som gewonnen en een
der jongelieden, die het meest verloren hadden, Henry
Wctmore, daagde hem lachend uit, »een ordentelijke
bank te maken.* Forbes gaf er in het eerst volstrekt
geen antwoord optoen Wetmore echter zijn voor
slag herhaalde, antwoordde de ander onverschillig en
als ter loops, dat het tegen zijn gewoonte indruischte,
een nieuwe partij als de voortzetting eener oude te
beschouwenhij was pas zoo even beginnen te spe
len en wist voorloopig nog niet, of het hem heden
beter passen zou, een bank te nemen of daartegen
te pointeeren.
»Zecr gemakkelijke stelregels,» merkte Wetmore
op, terwijl hij spottend lachend de schouders op
naaide.