No. 257. Woensdag 19 Maart. 1884. ELLENDE. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusdcn. UOllUOA KALDWIN. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verkooging. Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote lettens naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. stukken tot Maandag en Donderdagavond 8 uur. Ingezonden Bmnenlandsche A D V E R T E N TIE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. In een der laatste maanden van het vo rige jaar verscheen er in Engeland eene brochure, getiteld //Het noodgeschrei van Londens armen." Ieder jaar, tegen dat de winter in het land komt, gaan er stemmen op over de buitengewone ellende, die in de groote steden onder de volksklassen geleden wordt. Zooals dit hier gebeurt zoo is dat ook in Engeland het geval. En het schijnt dat, naarmate de stad grooter, de bevolking tal rijker, het leven weelderiger wordt, naar die mate ook de ellende onder de bevolking in de achterbuurten te grooter wordt. Die jaar lijks terugkeerende jammerkreet wordt even wel even spoedig vergeten als gehoord en alleen dan wanneer een scherper gekrijt en een duidelijker taal de menschen opschrikt uit hunne dagelijksche beslommeringen, dan ga^t hun eene rilling door het lijf, omdat zij voor een oogenblik beseffen wat het leven is in hunne achterbuurten. Voor Londen is deze winter, hoewel hij lang niet een van de strengste was, eene uitzondering geweest, de noodkreet heeft indruk gemaakt, en daarvan is het werkje, waarvan wij boven den titel opschreven, de oorzaak. Zóó naakt werden daarin de feiten aan het daglicht gebrachtzóó onomwon den werden daarin de toestanden in ge- heele buurten blootgesteld, dat het niet aanging de zaak dood te zwijgen. Het pu bliek en de Regeering beide hebben zich die armoede aangetrokken, een nauwgezet onderzoek is aan den gang en men hoopt, zoo al niet de ellende te voorkomen, haar toch langzamerhand te doen vermin deren. Wij hebben een paar weken geleden kunnen lezen dat de Prins van Wallis (de Engelsche Kroonprins) zich aan het hoofd der beweging heeft gesteld, en al be hoeven wij nu daarom niet te denken dat hij een werkdadig aandeel zal nemen aan het onderzoek, het is toch een bewijs dat ook tot in de hoogste kringen de nood van Londens armen de aandacht heeft ge trokken. De feiten die openbaar zijn geworden door de bezoeken die de predikant Archi bald Brown in de achterbuurten heeft af gelegd, datgene wat reeds publiek werd van het onderzoek dat de commissie heeft ingesteld, gaan eenvoudig alle beschrijving te boven. Wanneer men ze leest, dan zou men wanen de beschrijving te lezen van de achterbuurten eener groote stad tijdens de middeneeuwen, maar niet tijdens het laatst van de negentiende eeuw in een der centra van de beschaving. Het comité, dat gevormd was, besloot zijne werkzaamheden te beginnen in drie van de meest behoeftige wijken der wereldstad en daar het huisbezoek op groote schaal aan te vangen. Colliers rents is een van die drie wijken. Het is een smalle straat, waarin wonen 650 huisgezinnen, tellende ruim 3300 menschen in 123 huizen. De hoofdbewoners zijn vo gelvangers, straatzangers, ontslagen tuchthuis boeven, dieven en dergelijken. Er zijn ver schillende logementen van den laagsten rang in de buurt, waar mannen en vrouwen on gestoord te zamen leven en verkeeren zon der de eischen der welvoegelijkheid ook maar het minste in acht te nemen. Wanneer men den hoek van die straat omslaat, komt men in een gang van negen meter lang en breed, waar twaalf huizen staan, die samen bewoond worden door 36 huisgezinnen. Aan de eene zijde van den gang staat een groote vuilnis bak, waarin allerlei vuil en uitwerpselen zijn opgehoopt, terwijl aan de andere zijde vier urinoirs staan. Na zoo goed mogelijk een trap beklommen te hebben, vindt men zijn weg naar een der bovenkamers. Een oud ledikant, waarin eenige muffe lompen, is het eenige huisraad, dat men te zien krijgt, en de eenige bewoonster is eene half beschon ken vrouw met weerzinwekkend uiterlijk, juist bezig met eenige vodden en oude kleeren uit te zoeken om naar den lommerd te bren gen. Na afloop van dit onderzoek haalt zij uit een hoek van het vertrek, waaruit een ondragelijke stank komt, een rottenden kal koen te voorschijn, onder de mededeeling dat zij plan heeft dien te koken voor haar middagmaal. Deze kamers worden (nota- bene) gemeubeleerd verhuurd tegen twee gulden of een daalder per week of zes a acht stuivers per nacht en men zegt, dat de eigenaar vijftig a zestig percent trekt van zijn geld. Deze gang is slechts een voor beeld van vele in die buurtmorsige stegen, vunzige kroegen, verdachte logementen en erger vindt men door de gansche wijk. Zelfs de kelders worden bewoonden overal heerscht armoede, ellende en de onafscheidbare ge zellin, misdaad. Geen vreemdeling waagt zich ongestraft alleen in deze wijken, zelfs de politie komt er alleen in patrouilles. Wij vonden, verhaalt de schrijver van het boekje, wij vonden in een der stegen een driejarig kind, dat een paar stukken be- modderd brood van de straat opnam en ze met graagte opat. In het huis, waarvoor wij dat kind aantroffen, zat op eene tafel een twaalfjarig meisje, dat lucifersdoosjes maakte NOVELLE V AN RUDOLF L I N D AU. V Baldwin sprak in der daad tamelijk bedaard maar zijne oogen glinsterden als of hij de koorts had; zijn blik was onvast en zijne stem had een scherpen klank. Forbes ging naar den schoorsteen, wierp een blik op de pendule, keek in den spiegel en woelde met de hand door zijn mooi, krullend haar. Baldwin verloor hem niet uit het oog. «Denkt gij,vroeg Forbes eindelijk zeer kalm, «dat gij op juffrouw Leland's bijstand rekenen kunt?* «Hoe zou ik dat wetenhernam Baldwin onge duldig. «Ik heb u immers gezegd, dat zij mij verlaten heeft zonder mij eenig antwoord te geven.* »Ja beste .vriend, dan weet ik werkelijk niet wat ik u raden moet.* Hij bracht zijn sigaar, die dreigde uit te-gaan, door een paar haastige trekjes wéér aan 't branden. «Wacht vooreerst tot morgen,* ging hij voort. «Hoor eens wat mama Leiand u te vertellen heeft.* «Maar als deze nu eenvoudig herhaalt wat zij mij van avond gezegd heeft?* «Wacht dat eerst af.* «Weet gij mij anders niets te zeggen?* «Met den besten wil niet.* «Dan ben ik dus nog even wijs als vóór uw komst. Forbes gaf daar geen antwoord op en Baldwin, die nog een paar minuten zachtjes fluitend, de oogen strak op den grond gevestigd, was blijven zitten, zeide eindelijk »'t Is goed. Ik zal dus tot morgen wachten.* Daarop wreef hij zich het voorhoofd en de oogen en voegde er bijIk ben doodmoede. Forbes wenschU hem goeden nacht en verwijderde zich. Een kwartier later lag hy geeuwend te bed, met de avondeditie van zijn courant in de hand, welke hij gewoon was door t« lezen voor hij slapen ging. Nog tien minuten later liet hij het blad op den grond val len, blies het licht uit en kort daarop was hij rustig en vast ingeslapen. Den volgenden ochtend omstreeks elf uur ontving Baldwin, die een slapeloozen nacht doorgebracht had en bleek en neerslachtig op zijn kamer zat, een briefje van den heer Leiand. Het luidde als volgt: «Avenue Friedland*. Maandag ochtend. «Waarde lieer Baldwin!* «Nadat ge ons gisteren avond verlaten liadt, heb ik nog een langdurig onderhoud met mijne vrouw en mijne dochter gehad en nu rust op mij de verplichting om u het resultaat daarvan mede te deelen. Het spijt mij op mijn woord dat ik u geen goede tijding kan brengen. Johanna is ons eenig kind en gij zult begrijpen dat wij ons niet van haar scheiden willen. Zij is u dankbaar voor den voorslag dien gij haar gedaan hebt en gevoelt er zich door vereerdmaar zij denkt er niet aan, zich tegen de uitdrukkelijke be geerte barer ouders te verzetten. Onder deze omstan digheden zou het voor u en ook voor ons, noodeloos pijnlijk wezen, als gij, zooals gisteren avond uw plan was, van daag nog eens op uw aanzoek zou willen terugkomen. Ons besluit staat onherroepelijk vast. Ik wensch u van ganscher harte alles goeds. Ik hoop ook dat wij elkaór in later tijd nog wel eens weder ontmoeten zullen en dat wij dan onder andere omstan digheden weder een verbintenis kunnen aanknoopen, die mij zeer aangenaam geweest is. Mijne vrouw zendt u hare hartelijke groeten en ik verblijf, waarde Heer Baldwin, «Uw zeer toegenegen Frcderik Leiand.* Baldwin bleef, nadat hij dezen brief gelezen had, een tijd lang onbewegelijk, als versteend, zitten. Om twaalf uur trad een knecht de kamer in, om te zeggen dat het ontbijt gereed stond en dat de heer Forbes in de eetzaal wachtte. Baldwin antwoordde dat hij zou komenmaar hij vergat wat hij gezegd had cn een kwartier later zocht Forbes hem op, om te zien wat hem zoo lang ophield. Baldwin reikte hem, zon der een woord te spreken, den brief toe, waar Forbes vluchtig een blik op sloeg. «Daar zullen wij na het ontbijt eens over spreken, antwoordde hij. «Kom nu mede. Het is al halfeen.* Baldwin volgde zijn gastheer werktuigelijk naar de eetzaal en zat daar een half uur sprakeloos tegenover hem aan tafel. Forbes had een lange wandelrit gemaakt en verheugde zich in een uitmuntenden eetlust. Nadat hij dien gestild had, was hij dan ook bereid zich weder om de hartsaangelegenheden van zijn besten vriend te bekommeren. «Geef mij dien brief nog eens,* sprak hij, toen hij met Baldwin in de rookkamer zat; «ik dien hem aan- te bestudeerea voor ik er u mijn en waarmede wij het volgende gesprek hiel den. //Waar is je moeder?" //In het gek kenhuis," „Is zij daar al lang „Vijftien maanden." „Wie zorgt er dan voor de kin deren?" „Ik pas op mijn broertjes en zus jes, zoo goed ik kan. Vader is op een kar- reweitje, dat twee dagen zal duren." Een ander huis werd bewoond door negen moederlooze kinderen. De moeder was ge storven van schrik toen zij een harer kinderen voor hare oogen zag overrijden. Het oudste kind was veertien jaren. Een dompig ka mertje herbergde die allen en er was slechts een bed, waarin er hoogstens vijf konden slapen. In een vertrek daarnaast vonden wij een arme vrouw, die door haar man was verlaten. Een harer kleinen had een paar dagen geleden een arm gebroken en lag, zonder dat er hulp bij was geweest op een hand vol stroo met een oude haverzak tot dek. In den kelder van een der andere huizen vonden wij negen jonge kinderen zonder eenig voedsel en nagenoeg zonder kleeren. Een daarvan was den hongerdood nabij. De coroners (gerechtelijke lijkschouwers) consta teerden in den tijd van twee maanden, Oc tober en November 1883, twaalf gevallen van overlijden tengevolge van honger. De halve maatregelen, die tot nog toe geno men zijn, om de ellende te verminderen, heb ben hetzelfde gedaan,wat alle halve maatrege len doen,zij hebben de kwaal verergerd.Enkele kraaiennesten zijn geslecht, maar de overge blevenen zijn destemeer overvol. De nieuw gebouwde huizen worden door lieden van betere klassen betrokken en ge lijk de schrijver der brochure terecht op merkt „de paria's pakken zich des te dien ter op een in de weinige walgelijke wonin gen, die hun gelaten worden. Deze koorts- wekkende krotten worden gehouden voor de best rentegevende bezittingen en de eigenaars, die eigenlijk in het rasphuis dachtig over meening zeg.* Daarna stak hij op zijn gemak een sigaar aan, wierp zich in een stoel, legde zijn beenen op een tabouret die voor hem stond en nadat hij het zich op deze wijze gemakkelijk gemaakt en nog een oogenblik met welgevallen zijn nette kleine laarzen bekeken had, Begon hij te lezen. «Dien brief heeft mama Leiand gedicteerd,* merkte hij op toen hij tot aan de onderteekening gevorderd was. «De oude heer zou nooit zoo iets hebben kunnen schrijven, lk ken zijn stijl. Zij heeft overigens haar best gedaan om ongekunsteld en natuurlijk te schijnen. Hare eigene briefjes zijn fijner afgerond. Doch deze epistel is in zijn soort toch zoo slecht nog niet. Er ontbreekt niets aan. De «geboren de Montemars* heeft harerzijds eiken nieuwen aanval voorzien en reeds bij voorbaat afgeslagen.* «Forbes, doe mij een genoegen.* «Met pleizier «Ga gij eens naar mevrouw Leiand; doe een goed woord voor mij bij haar. «Maar mijn allerbeste vriend, wal valt daar nu nog over te zeggen?* Vader, moeder en dochter slaan uw aanzoek een parig van de hand. Volg mijn raad: wees verstandig laat de zaak op haar beloop.* Baldwin staarde Forbes met verwondering aan en gaf geen antwoord. Het scheen wel of laatstgenoemde nu inzag, dat hij, met oogmerk om de zaak, die hem weinig intresseerde, uit de wereld te helpen, een onhandigheid begaan had en ging, met zekere weife ling in stem en woorden, als iemand die uitvluchten zoekt en ze onder het spreken hoopt te vinden, in dezer voege voort: «Verplaats u eens in den toestand van mevrouw Leiand.... Zij heeft misschien nog niet zoo geheel onge lijk.... Zij wil zich niet van haar dochter scheiden.... Als gij een dochter hadt, zoudt gij dan gaarne zien dat zij naar de Ainos ging?.... Kunt gij niet een nieuw aanzoek op een anderen grondslag te berde brengen?.... Kunt ge niet zeggen dat ge in Europa wilt blijven?.... Misschien zou op die wijze alles nog naar wensch in orde komen.Maar wees uw eigen advocaat. Meng geen derde in deze aangelegenheid. Dat zou een ongunstiger indruk kunnen maken. Wie ernstig wil, gaat zelf wie niet wil, stuurt een ander!* «Neen, ik moet naar Japan terugkeeren,* hernam let Lui vu LANGSTRAAT Altega,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1