No. 270. Zaterdag 3 Mei. 1884. VLOEKEN. FEUILLETON. UitgeverL. .T. VEERMAN neusden. GORDON BALDWIN. J ety-T Rb':* WjLri. üt VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en A b o 11 n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 1 verhooging. ZATERD A G. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden Advertentiën worden ingewacht tot Maandag stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Een van de zedewetten, die voor Jood en Christen tegeliik geldig zijn, is het verbod: den naam des Heeren niet ijdel te gebruiken, met andere woorden niet te vloeken. Geen mensch is er, naar wij meenen, die desge vraagd met de hand op het hart zou dur ven verzekeren, dat hij vloeken oorbaar, fatsoenlijk of stichtelijk acht. Door de pu blieke opinie wordt het onvoorwaardelijk af gekeurd en wij herinneren ons nog uit onze schooljaren, dat ons van onzen //De Ruijter" verteld werd dat hij er nooit een knoop op lei en dat wij dit allen zeer mooi vonden. En niettegenstaande dat alles er wordt veel gevloekt. Beschaafd en onbeschaafd, geletterd en ongeletterd, geloovigen en on- geloovigen, jonge dames, huzaren, polder jongens, oude vrouwtjes, matrozen, iedereen doet het, de eene op meerdere, de andere op mindere wijze, dikwijls onbewust, onwetend. Er is een groot onderscheid zoowel tusschen degenen, die zich aan het kwaad schuldig maken als tusschen de vloeken zelf. De een vloekt, omdat het vloeken een deel is van zijn eigen ik, hij heeft het onwillekeurig in den huiselijken kring overgenomen; een ander doet het, omdat het bij menschen on der zijn stand zoo behoort-, weer een ander om zoogenoemd kracht en klem aan zijne redenen bij te zetten, om zijne zeggings kracht te vermeerderen, een vierde doet het zoo niet weet u, maar als hij eens dronken is, dan loopt hij zoo in zijn eentje vloek op vloek te stapelen, een vijfde vooral on der het jongere geslacht doet het weer om dat het groot staat, zijne onbeduidendheid moet hij door vloeken doen vergeten, eene zesde weer maar wie zal de zielkundige verklaring van het bedroevende verschijn sel bij allen geven? Hoe algemeen de gewoonte ook moge zijn, het is toch zeker dat zij minder is dan vroeger. De tijden zijn voorbij, waarin gebeuren kon hetgeen volgt. Toen de her togin van Marlborough Lord Mansfield niet O O thuis vond en haar naam niet zeide, duidde de knecht haar aan door hare manier van spreken aan te halen en te zeggen//Ik weet niet hoe zij heet, maar aan haar vloeken kon ik hooren dat zij eene voorname dame was." En Brillat schrijft in zijn werk over smaak en goeden toon, dat hij de vreemde lingen, die Engeland bezoeken aanraadt om bij alle mogelijke gelegenheden zoo krach tig mogelijk te vloeken, als zij zich bij den minderen man aangenaam willen maken. Er zijn zoovele vloeken in de wereld dat eene verklarende lijst stellig eenige bladzij den druks zou beslaan. Zoo groot het ge tal is, zoo groot is ook de verscheidenheid. Bij al hetgeen los en vast is in hemel en op aarde, bij het heilige en het heiligste, bij het dierbaarste zoowel als bij bet laagste en gemeenste, bij het indrukwekkendst na tuurverschijnsel en bij het meest alledaagsch artikel uit den kruidenierswinkel, bij het leven en bij den dood. Eenige van die groote woorden zijn zeer goed te vergelijken bij geschut van zwaar kaliber, die met voorbedachten rade worden gebruikt om in druk te makenandere daarentegen zijn dood onschuldig en eerder te vergelijken met stopwoorden om armoede aan gedach ten en gebrek aan woorden te verbergen. Een groote menigte kent de wereld niet eens meer als vloeken en hecht er in het geheel geen beteekenis meer aan. Om niet te spreken van de verouderde, die wij nog bij onze blijspeldichters vinden zooals: Gans honden voor Gods iconden (de wonden van Christus) Gans doet voor Gods dood, sakkerlijsjes en sakkerloot bij verbas tering voor saere lijden, het heilige lijden, en elle weken of selle weken voor Gods hei lige weken, die thans geheel in onbruik zijn geraakt, herinneren wij aan Sakkerjen, Sak- kerment voor Sacre Dien en Sacrament, aan Jasses en Jeetje en bij Kris en Kras, die hun oorsprong nog duidelijk verraden, aan het Jessemarie en Jesse mar iejosep, die in Limburg nog in gebruik zijn, aan Potver- blommeen o Jeemi, aan gunst, grut, gort, gosjes en gosjemijne, aan Jandoome, seven sakken krenten voor Zeven Sacrementen, altemaal basterdvloeken, die hun oorsprong danken aan? ja aan huichelarij, aan de poging om het geweten gerust te stellen. Een vloekwoord wordt in den regel ge maskerd binnengeleid, bewijs genoeg, dat de inzender er zich voor schaamt, althans ver zekert is van den afkeer zijner hoorders. Blijkbaar dienen vloeken hoofdzakelijk en oorspronkelijk tot bevestiging van hetgeen men zegr, of tot bedreiging van dengeen tot wien men spreekt. Om het doel te be reiken en het middel te gebruiken zonder zich te bezondigen, maakt men het woord gewoonlijk min of meer onkenbaar; zoo verheugt zich de blikslager in de eer aan geroepen te worden bij elke mogelijke ge legenheid. Zoo moet de Donderdag dikwijls dienst doen oin eene bewering te bekrach tigen of om verbazing uit te drukken, zoo zegt men wat hamers oor verzachting van wat hagelwelk woord zelf weer tot plaatsver vanger dient van den naam eener andere natuurkracht. Door deze en dergelijke kunste narijen brengt men te weeg, dat het vloek woord ophoudt zoowel steen des aanstoots als schuldbrief te zijn en toch de bedoelde uitwerking niet mist. Liever dan verstaan baar en duidelijk te vloeken, bezigt men den basterdvloek; liever dan brutaal en over moedig te verzaken wat plichtmatig is, steekt NOVELLE VAN RUDOLF LINDAU. 21) Johanna was intusschen onbewegelijk op dezelfde plaats blijven zitten. Zij had de tranen van hare wangen weggewischt en staarde onafgebroken in het vroolijk vlammende haardvuur. Zij had gedurende een korten tijd, onniiddelijk na haar huwelijk haar best gedaan om Baldwin lief te krijgen. Dit was haar niet terstond gelukt en zij had haar voornemen toen spoedig weder opgegeven. Thans mishaagde Baldwin haar. Zij vond hem onontwikkeld en onbeschaafd. Zijn zware voetstap in de kamer joeg haar schrik aanzijn stem klonk haar te luid; zijne liefkozingen, die zij niet durfde afwijzen, maar ook niet kon beantwoorden, waren haar onuitstaanbaar. «Waarom laat hij mij niet met rust?# vroeg zij met verbeten ergernis. «Waarom plaagt hij mij met zijn liefde?# Zij had haargansche leven nooit aan iets anders dan aan haar eigen geluk gedacht; ook toen zij een zwakke poging deed om Baldwin lief te krijgen, had zij daarbij uitsluitend hare eigene belangen op het oog gehad. Zij had bij zich zelve overlegd, dat het aangenamer voor haar wezen zou, met een man samen te leven, dien zij kon liefhebben, dan met een die haar onverschillig was. Om het welzijn van vreemde menschen bekom merde zij zich niet. Baldwin was voor haar een vreemd mensch. Dij was haar echtgenoot. Jammer genoeg. Zij verwenschte het oogenblik, waarop zij hem in een vlaag van ergernis, van neer slachtigheid, van zwakheid, veroorloofd had, haar in zijne armen te nemen. Hij was kortzichtig genoeg geweest, toen zij weenend op zijn schouder leunde, aan hare liefde te gelooven. Hare liefde?! Hij had er niet het minste besef van, hoe zij beminnen kon! Baldwin begon haar met den dag meer afkeer in te boezemen. Zij moest hare lippen met geweld op elkander persen, om haar wrok niet luidkeels onder woorden te brengen, als hij met ontstuimig geraas de deur openrukte en zijn voetstap in den gang zich hooren liet. Zij huiverde van vrees als hij zich in een stoel wierp. Zij gevoelde zich zwak, vermoeid, ellendig. Dij was gezond en sterk. Zij ergerde zich ook zelfs daarover. «Forbes heeft hem een goeden naam gegeven,dacht zij: «liet is een wildeman, hij had met een wilde moeten trouwen. Welk een hemelsbreed onderscheid tusschen hem en Forbes Maar dezen laatste wilde zij haten. Hij was de eenige oorzaak van haar ongeluk. Één troost had zijzij zag duidelijk dat Forbes óók ongelukkig was. Zij zou hem wel een toover- drank willen ingevenzij wenschte hem dezelfde sprakelooze, drukkende ellende, die haar hart be klemde. En toch herkende zij zijn lichten, nauw hoor baren tred zoodra hij haar naderdeen zijne ge dempte, bedaarde toon van spreken klonk haar als muziek in de ooren. Zij deed zich zelve bittere verwijtingen wel niet omdat zij in haar hart trouweloos wasmaar daar over, dat haar trots haar niet van hare liefde gene zen kon. «Ik zou wel willen dat hij dood was, en men zich ten minste in het kleed der deugd en huichelt men, maar bewijst zoodoende hulde aan de deugd. Het is evenwel waar, dat menigeen den basterdvloek gebruikt, zonder te weten dat hij een woord van verdachten oorsprong op de lippen neemt en menig eerbare ziel zou huiveren als zij wist, dat haar goeiekens of gossiemijne niets anders is dan eene verbas tering van den naam van het Opperwezen. Daartegenover staat evenwel, dat eene massa anderen onverbasterde vloeken met welge vallen op de lippen nemen en bij elke gelegenheid, dat zij den mond open doen, de heele rei geweldige natuurkrachten de revue laten passeeren en die bij elke gepaste of ongepaste gelegenheid alle mogelijke hel- sche straffen over zich oproepen. Behooren de lieden die dat doen tot de onbeschaafde klassen, dan halen wij do schouders op en zeggen wij//ze weten niet beter." Hooren wij het van een aankomend jongmensch, dan lachen wij om de moeite die hij doet om voor vol te worden aangezien; rekent de overtreder zich onder de beschaafde lui, dan houdt men zijne beschaving hoogstens voor eene opgelegde. Waar men zich over schaamt in fatsoenlijke gezelschappen en onder dames, kan toch nooit recht in den haak zijn en iemand, die zich elk oogenblik aan ruwe taal te buiten gaat, valt het moei lijk zich zeiven voor eenige oogenblikken ook maar te bedwingen. Zeer onlangs is er een zeer eigenaardig boek verschenen, waarin door Charman de gewoonte van vloeken behandeld wordt, eene gewoonte die zooals do Engelschman zegt, langzamerhand uit de mode raakt. Er is een tijd geweest, zoo schrijft hij, dat het Goddcimn den Engelschman zoo op de lippen lag, dat vreemdelingen de uitdrukking voor een zegenwensch hielden,die zooveel beduidde als //God zij met u." Reeds in het begin ik ook, en dat alles voorbij waresprak zij in hare eenzaamheid. Plotseling hoorde zij dat er aan de huisdeur ge scheld werd, hetgeen haar uit haar sombere droome- rijen deed ontwaken. Het was reeds negen uur. Wie kon er om dezen tijd nog komen? Zij had Baldwin hooren uitgaan, maar zij wist dat hij gewoon was een sleutel van het huis bij zich te dragen «George Forbes,fluisterde zij. Hij was de eenige bekende, die haar sedert den dood baars vaders des avonds bezocht; zij was echter nooit met hem alleen geweest; zij wilde niet met hem alleen zijn. Zij stond op, om de vlucht te nemen. In hetzelfde oogen blik deed de knecht de deur open, om den heer For bes aan te melden. Op een tafel, midden in de groote kamer, brandde een lamp, wier schijnsel door een scherm getemperd werd en het vertrek in den omtrek der tafel helder verlichtte. Buiten dien engen lichtkring heerschte in het salon een huiselijk, gezellig half-donker. Forbes naderde Johanna oogenschijnlijk zoo onge dwongen mogelijk en zette zich op een stoel naast haar neder. Hij vroeg naar Baldwin. Zij antwoordde dat hij uitgegaan was. En daarop bleef hel gespivk steken. De pause werd terstond pijnlijk. Johanna zocht te vergeefs naar een woord om de stilte te verbre ken. Eindelijk liet Forbes door een kuchje bemerken I dat hij iets wilde zeggen. Zijne stem klonk weifelend toen hij begon te spieken. «liet is mij zeer aangenaam, mevrouw,# zeide bij, «dat ik u nog eens, als in vroeger dagen, ongestoord alleen spreken kan. Ik wensch u om eene ophelde ring te verzoeken. Zij gaf geen antwoord en hield de oogon onafge wend op den grond gevestigd. Mevrouw,ging Forbes langzaam en nadenkend voort, «zoudt ge mij wel willen zeggen, door wel ken misslag ik mij uwe ongenade op den hals ge haald heb Zij richtte het hoofd niet op, maar zij zag hem ongemerkt van ter zijde aan. Hij kon haar gelaat, dat in de schaduw geplaatst was, niet onderscheiden. Hij wachtte eenige oogenblikken; doch daar zij niet sprak, nam hij nogmaals het woord: «Wij zijn jaren lang goede vrienden geweest, althans ik heb mij dat steeds verbeeld. Waardoor h b ik uw genegenheid verbeurd? Gij behandelt mij sedert uw huwelijk a!s een vreemde, ja erger dan een vreemde. Ik heb mijn best gedaan, uwe gunst te behouden of op nieuw te herwinnen; doch ik weet maar al te goed dat mij dit niet gelukt is en ik verzeker u dat mij dit bitter leed doetIk ga onder mijne kennissen voor een koud, harteloos mensch di or. Daarover bekommer ik mij weinig. Ik dank die reputatie eenvoudig aan de omstandigheid, dat ik mij niet door iedereen het Yel over de ooren heb laten halen. Ik beken dat het nog al moeielijk valt, met mij op een vertrouwelijken voet te geraken. Ik ben van nature niet gewoon, mijn hart voor onbekende lieden bloot te leggen. Dit is de eerste maal in mijn leven dat ik over mij zeiven spreek. Ik wensch dat gij, mevrouw, mij moogt kennen zooals ik werkelijk ben. Over het algemeen ben ik volstrekt geen vriend van vertrouwelijke mededeelingenik koester altijd wantrouwen jegens menschen, die mij in hunne ge heimen willen inwijden. Ik heb opgemerkt dat lieden, dit- mij tot hun vertrouwde gemaakt hadden, den n gel kort daarop geld van mij wilden leenpil. Men "■iir"

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1