No. 272. Zaterdag 10 Mei. 1884. FEUILLETON. ER erover T.. J. VEERMAN neusden. tiOKDOü im.im iv VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Franco per post zonder pnjs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. "W Het gebeurt tegenwoordig niet zelden dat men in de steden waar de Regeering niet alleen in naam de zorg voor de ge zondheid der bewoners ter harte neemt, pompen vindt afgesloten met het opschrift ongeschikt voor drinkwater." Deze afslui ting en dat opschrift zijn doorgaans een ge volg van een scheikundig onderzoek dat men het water heeft doen ondergaan, waar uit gebleken is, dat het water niet meer voldoet aan de vereiscliten, die men aan goed drinkwater mag stellen. Vooral in de laatste jaren is men tot de ontdekking ge komen dat zeer vele ongesteldheden en plaatselijke ziekten haar oorsprong hebben in het onzuivere drinkwatermen moet ten minste tot deze gevolgtrekking komen, want toen het zuiverder water kwam, verdwenen vele ziekten of werden ten minste veel minder. Reizende, zoogenaamde wprofesors" laten doorgaans niet na het publiek het micros copische beeld te vertoonen van een water druppel. Daarin wemelt het dan doorgaans van de vreemdsoortigste wezenssommige van afschuwelijken, andere van sierlijken vorm. Tot opheldering en om ons gerust te stellen, voegen zij er dan doorgaans bij, dat die droppel water uit een sloot of uit een moeras genomen is. Maar zij zeggen toch nog niet alles, want men kan zeer vele droppels slootwater met het microscoop on derzoeken, zonder dat men ook maar een enkele van die zonderlinge diertjes aantreft. In slooten en moerassen namelijk wordt de strijd om het bestaan op buitengewoon ver bitterde wijze gevoerd. Voornamelijk insec ten maken onophoudelijk jacht op de lagere soorten en richten er zeker eene groote slachting onder aan. Als men daarom die lagere diersoorten in genoegzaam aantal voor vertooningen gereed wil hebben, dan moet men ze kweeken. De wprofesors" houden er een klein aquarium op na, met moeras- planten, waar zij de roovers uit verwijderd houden, opdat de raderdiertjes, de poliepen en de afgietseldiertjes zich ongestoord kun nen ontwikkelen. Dikwijls genoeg laat de vertooner den eenvoudigen toeschouwer in den waan, dat elke soort water, door eene groote massa dieren bevolkt wordt. Nu zegt het spreek woord welI,Vieze varkens worden niet vet," maar velen hebben er toch een afkeer van, zich met zulk een soort gedierte te voeden. Maar daarvoor behoeft men niet ongerust te zijn. Frisch, helder water en dat toch drinken wij bij voorkeur, bevat geene dier tjes, ten minste geene, die bij eene ver grooting van verscheidene honderd malen zichtbaar zijn. Maar het water verbergt andere schade lijke stoffen, die niet met het gewapend oog, noch met een ander zintuig waar te nemen zijn. Wel is onze reuk zoo fijn dat wij zwavelwaterstof en lichtgas ruiken, waar de scheikunde ze niet kan ontdekken en door den smaak kunnen wij metaalzouten onderscheiden, die duizende malen verdund zijn. Het spreekt van zelf dat men zulk onzuiver, kwalijk riekend water niet drinkt, maar hoe zal het gaan, als wij de vermen gingen niet kunnen zien, ruiken of proeven. Men heeft lang geloofd, dat stoffen in zulk een geringe verhouding aanwezig, niet schadelijk zouden zijn. Maar als men be denkt, dat zulk schijnbaar zuiver water tien tallen van jaren gebruikt is geworden, dan moet men aannemen dat ook de geringste hoeveelheid onzuivere bestanddeelen op den duur schadelijk moet worden. Water dat door looden pijpen loopt, neemt op een millioen deelen water een deel lood in zich op. Men proeft er niets van, men gevoelt er geen ongemak van, maar wanneer men dagelijks twee liter water in verschillenden toestand verbruikt, dan heeft men in anderhalf jaar toch reeds een gram lood in zich opgenomen. Wat deze hoeveelheid beteekent, kan men daaruit afleiden, dat dokters niet meer dan een twintigste gram lood tegelijk voor in wendig gebruik voorschrijven. Gelukkig komen in de natuurlijke water bronnen vergiftige stoffen hoogst zeldzaam voor. Als zij voorkomen, is het doorgaans slechts in opgelosten toestand. In onze an dere voedingsmiddelen zijn zij meest in veel grooter hoeveelheid. Men kan deze minerale stoffen in twee groepen verdeelen. De eerste groep maakt het water hard en daarom minder geschikt voor koken en wasschen. Deze stoffen zijn in het algemeen niet schadelijk voor de gezondheid, alleen wanneer zij in zoo groote hoeveelheid aanwezig zijn, dat zij bij stil staan bezinken, dan kunnen zij de spijs vertering benadeelen. De stoffen van de tweede groep zijn ook onschadelijk, sommige maken zelfs het wa ter lekkerder, zooals zout en salpeter, na tuurlijk in geringe hoeveelheid. Maar toch is de aanwezigheid van deze stoffen een teeken van bederf van het water. Chloor-, zwavel- en stikstofverbindingen ontstaan bij de ontbinding van organische stoffen. Door het water worden zij opgelost. Daarbij neemt het water ook rottingsproducten en de oor zaken van de verrotting op, en deze stoffen zijn het, die ziekten veroorzaken of het weerstandsvermogen van het lichaam ver zwakken. Van een hygyënisch standpunt is elk water af te keuren dat ook maar de geringste hoeveelheid organische stoffen of daarvan voortkomende mineralen bevat. Dit is evenwel meer een gebod van voor zichtigheid, dan het gevolg van een weten schappelijke overtuiging. Tot heden toe is het niet gelukt het verband te vinden tus- schen de eigenschappen van het drinkwater en ziektegevallen. Men heeft wel in bedor ven water talrijke bacteriën gevonden en ze zelfs aangekweekt om hare levenskracht te onderzoeken, maar of zij tot de onscha delijke vormen of tot de oorzaken van ziekten behooren, weet men niet. Herhaalde malen is het evenwel gebleken, dat met de verbetering van het drinkwater ook de ge zondheid van de bewoners van een huis of stad beter werd en het is in den laatsten tijd bewezen, dat het al of niet aanwezig zijn van bacteriën het kenmerkend onder scheid is tusschen goed en slecht drinkwa ter. Daarom moet zuiver water voldoen aan de vereischten, dat het van organische ver- 23) en en Altena, WATER. NOVELLE VAN RUDOLF LINDAU. Baldwin was een sterk man. De drift gaf hem reuzenkrachten. Hij schudde Forbes als een licht, le venloos lichaam. «Antwoord!» riep hij nog eenmaal met klimmende woede. Hij zag, gedurende het tiende deel eener seconde, een doodsbleek, snel terugwijkend gezicht, waaruit hem een paar groote, zwarte, schier waanzinnig ver schrikte oogen aanstaardenen toen zag hij dat Forbes, dien hij met geweld van zich afgestooten had, achterover tuimelde. Hij zag hem rugwaarts tegen den lagen, scherpgekanten muur rollen en onder een akelig gekerm er langs neèrglijdenhij hoorde, hoe het hoofd van den vallende met een doffen, zwaren slag tegen den muur bonsde "en daarop werd alles stil. Forbes lag op de straalsteenen bij den muur, en Baldwin boog zich over hem heen en staarde uitvorschend op het verwrongen gelaat. Forbes!» Geen antwoord. De oogen van den stervende openden zich in den doodstrijd. Een afgrijselijk gerochel in de keel een kort, krampachtig rekken en trillen der ledema ten en daarna op eenmaal eene volkomene, onbe wegelijke rust de rust des doods. Baldwin zag verwilderd om zich heen. Twee, drie seconden bleef hij besluiteloos slaandoch daarop ontwaakte in hem de doortastende tegenwoordigheid van geest, die hem in groote gevaren altijd ter zijde stond. Hij overzag zijn toestand met volkomen hel derheid. Hij hoorde het rollen van een zwaren wagen en zag aan zijn rechterhand, honderd passen van de plek, waar hij stond, de roode lantaarns van een omnibus. Met een paar haastige sprongen had hij de andere zijde van de kade bereikt, in den donkeren schaduw der boomen van de «Cours de la Reine. De wagen reed hem voorbij, zonder op te houden doch van de zijde der Invaliden-brug naderden thans twee voetgangers. Het was zoo stil, dat Baldwin hen kon hooren spreken. «Wat is dat?» vroeg de een, toen zij dicht bij het lijk gekomen waren. «Een dronken man.« Zij bukten zich, om beter te zien. Ga terstond een sergeant de ville (politie-agent) halen; ik zal hier blijven wachten; de man is dood Een der voetgangers snelde haastig voort in de richting van de «Place de la Concorde.» Baldwin sloeg den tegenovergestelde!! weg in, en zijn tred zooveel mogelijk verhaastend, waarbij hij echter zorg droeg dat hij niet de aandacht trok van de lieden die hij op zijn weg passeerde, bereikte hij in korten tijd zijne woning. Er was nauwelijks een jialf uur verloopen, sedert hij zijn huis verlaten had. De por tier liep, onder het rooken van een smerig eindje pijp, voor de openstaande deur heen en weder. Bald win, die hem reeds op een grootcn afstand in het oog had gekregen, legde het zoo aan, dat hij het huis kon binnengaan zonder door den man te wor den opgemerkt. Hij klom zoo zacht mogelijk de trap op, opende voorzichtig de deur der voorkamer en be reikte van daar, zonder iemand ontmoet te hebben, zijn eigen vertrek. Daar ontdeed hij zich gezwind van zijn overjas, greep een krant die op tafel lag, vouwde ze open en liet zich daarop naast den haard in een stoel vallen. En nu eerst, nadat hij alles gedaan had om de sporen der pas gepleegde daad achter zich uit te wisschen, om het dreigende gevaar af te wen den, zette hij zich er toe om langzaam na te denken over hetgeen er zoo even gebeurd was. Duizende gedachten bestormden hem, maar niet in woeste verwarring. De gebeurtenissen rezen in gere gelde volgorde voor zijn geest op, zoodat hij ze met de grootste kalmte en bedaardheid in overweging kon nemen: Forbes had zijne vrouw beleedigd; zij had hem, en niemand anders, voor een «ellendeling» uitgemaakt. Hij, Baldwin, was volkomen in zijn recht geweest, toen hij aangaande het voorgevallene een opheldering begeerde te ontvangen. Van Johanna had hij die niet kunnen verkrijgenhij moest er zich dus tot Forbes om wenden. Deze had geweigerd hem op zijne vraag ten antwoord te staan. Hij had hem tot spreken willen dwingenhij was boos geworden maar zelfs toen zijn toorn tot woede gestegen was, was geen oogenhlik de gedachte bij hein opgekomen om Forbes te dooden. Onwillekeurig had hij hem van zich afgestooten. Maar Forbes had nu opgehou den te leven; wie kon voor zijne, Baldwin's onsehuid getuigen Wanneer hij zich openlijk als de eenige oorzaak van dit onvrijwillig sterfgeval aanmeldde, dan moest hij zich aan het oordeel van vreemde, achter dochtige rechters onderwerpen, die zijne met de waar heid overeenstemmende voorstelling van het gebeurde voor logen en bedrog zouden houden en hem, een onschuldige, als een gemeenen moordenaar behande len en bestraffen zouden. Niets dwong hem, zich aan dit gevaar bloot te stellen. Zijn geweten deed hem geen verwijtingen: hij had niets kwaads op 'toog gehad. Zou hij zich aangeven? Zou hij heengaan en openlijk uitroepen: «Mijne hand heeft dien man omgebracht?« Zou hij zijn naam aan boosaardige com mentaren en verdachtmakingen prijs geven? Neen! Dat wilde en dat zou hij niet. Hij wilde integendeel alles doen wat binnen het bereik zijner krachten lag, om zulk een onverdiende ramp van zich af te wenden. Hij dacht nu nog eens rijpelijk na over alle dé tails, die de daad onmiddellijk voorafgegaan en ge

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1