No. 274.
Zaterdag 17 Mei.
1884.
P A S C H E N.
FEUILLETON
Uitgever
L
.T. VEERMAN neusden.
GORDON BALDWIN.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Bnmenlandsche A D V E R T E N TI E N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Het is zeker geen ongewone vraag bij
het begin van het jaar: whebben wij
dit jaar een vroege of een late Paschen?"
Voor iemand die niet op de hoogte is, is
het onmogelijk te zeggen, op welken datum
het feest zal vallen en de almanak moet in
verreweg de meeste gevallen het raadsel
oplossen. Wij zijn aan de sprongen van
de voorjaars christelijke feesten zoo gewoon,
dat het maar weinigen in het hoofd komt
naar de oorzaken te vragen en men zich
eenvoudig bij het feit neerlegt.
De verandering in den datum van het
Paaschfeest had men al in de eerste tijden
van het Christendom en reeds in de derde
eeuw vierde men het Paaschfeest op dien
Zondag, welke volgde op de eerste volle
maan in de lente. De volle maan in de
Jente was die, welke op 21 Maart of het
-eerste na dien dag inviel. Deze datum
werd de Paaschgrens genoemd. In de eerste
eeuw waren de Christenen het intusschen
lang niet eens over den juisten dag: alleen
de christenen uit Rome en Alexandrië waren
eenstemmig, daarom verbonden zich de kerk
vaders op het concilie van Nicea in 325
van onze jaartelling om het Paaschfeest in
het Oosten en in het Westen op denzelfden
dag te vieren en deze afspraak bezegelden
zij met hunne handteekening. Aan de kerk
van Alexandrië werd Opgedragen elk jaar j
den dag te berekenen en hem aan de overige
kerken mede te deelen. Als grondslag voor
deze berekening werd aangenomen hetgeen
wij boven zeiden, dat Paschen namelijk zou
gevierd worden op den eersten Zondag na
de eerste volle maan in de lente; als de
volle maan op Zondag zelf viel, dan zou het
feest eene week later zijn. Dit besluit werd
overal echter niet aangenomenin enkele
gemeenten in het Oosten ging men voort
het Paaschfeest te vieren gelijk met de Jo
den. Deze gemeenten raakten weer in
tweestrijd onder elkander, daar sommige
christenen, Ebionieten genaamd, het Paasch-
lam aten, terwijl anderen alleen den dood
van Jezus vierden. Eindelijk werden deze
beide partijen tot ketters verklaard en lang
zamerhand kwam de tijd dat allen het Paasch
feest op denzelfden datum vierden. Tot dezen
uitslag droeg zeer veel bij de geleerde abt
Dionysius, die in het jaar 525 eene zooge
naamde Paasch-canon of eene Paaschtafel
vervaardigde, die het feest voor 95 achter
een volgende jaren bepaalde. Deze canon
is daarom ook merkwaardig, omdat daarin
voor het eerst algemeen de jaartelling werd
aangenomen, zooals wij die nu nog hebben.
Vóór dien tijd rekende men algemeen van
de vervolging onder Diocletianus.
De berekening van Paschen was nu een
voudig genoeg, maar men moest weten den
datum van de lente volle maan. Sterrekun-
digen hadden dezen datum kunnen bepalen,
maar men wilde een vaste regel hebben en
begin der
stelde dus den datum van het
lente vast en wel op 21 Maart. Nu zou
alles in orde geweest zijn, als men bij de
berekening van het zonnejaar nauwkeurig
geweest was, maar men had het jaar toen
te groot genomen, wel is waar slechts elf
a twaalf minuten, maar toch zooveel, dat
dit in 128 jaar een vollen dag uitmaakt.
Zoo kon het dus komen, dat men officiëel,
volgens de kerkelijke regeling, nieuwe maan
had, terwijl men werkelijk de sikkel van de
maan reeds kon zien daar ergerden zich
vele geloovigen over en als het zoo door
ging, merkte Johannes de Muris op, dan
zou Paschen spoedig met de nieuwe maan
gevierd worden en dan z< inden de Joden
kunnen voorwenden, dat de plotselinge duis
ternis bij het sterven van Jezus eene zons
verduistering was geweest. (Zonsverduiste
ringen hebben bij Nieuwe maan plaats). Zulk
eene veronderstelling gaf in dien tijd den
doorslag, maar het duurde werkelijk nog
twee eeuwen, eer de zaak verholpen werd.
Officiëel begon de lente altijd nog op 21
Maart, maar in der daad was de lente
dag-en nacht evening op 11 Maart. Paschen
kwam dus natuurlijk meer naar den zo
mer en de andere van Paschen afhangende
feesten geraakten ook verder van den tijd,
waarvoor zij oorspronkelijk bestemd waren.
Geestelijken en leeken beiden klaagden over
den kalender, die oorzaak was dat zij op
verkeerde dagen vastten. Om deze onregel
matigheden te verhelpen liet Paus Grego-
rius in 1582 den kalender veranderen en
bepaalde dat op den vierden October da
delijk de vijftiende zou volgen. Om voor
1ig»«g"gg"gg
het vervolg den kalendertijd met den waren
tijd te doen overeenstemmen, werd tevens
bepaald, dat er in vier eeuwen slechts 97
schrikkeljaren zouden zijn. De jaren 1700,
1800 en 1900 zouden gewone jaren zijn,
1600 en 2000 schrikkeljaren.
Deze Gregoriaansche hervorming in den
kalender had hoofdzakelijk een kerkelijk
belang, het Paaschfeest namelijk en de af
hankelijke feesten op de juiste data te houden.
Voor het gewone leven was de verandering,
toen ten minste, niet noodzakelijk, omdat
het eigenlijk hetzelfde was of de dag-en-nacht
evening op 21 of 11 Maart viel. Ook
voor den landbouw had zij geen belang,
het wisselvallige weder regelde zich toch
niet naar den almanak. Dit zagen de Pro
testanten van dien tijd ook zeer goed in,
en daarom verzetten zij zich met alle macht
tegen de invoering van den Gregoriaanschen
kalender. Zoo werd hij, onder anderen in
Engeland, eerst ingevoerd omtrent het jaar
1780 en in Rusland is hij op den huidigen
dag nog niet ingevoerd. In ons land in het
begin van de achttiende eeuw. In Rusland
is men nu met de data 12 dagen achter
bij ons. In 1582 sprong men reeds tien
dagen over, de jaren 1700 en 1800 waren
geen schrikkeljaren, bij hen echter weldat
maakt dus samen een verschil van 12 da
gen. Schrijven wij dus 13 Mei dan is het
bij hen de eerste van bloeimaand.
Het is ongeloofelijk en lachwekkend,
welke middelen er voor drie honderd jaren
werden aangewend om de bevolking ten
gunste van den nieuwen almanak te stem
men of hem in discrediet te brengen. Zoo
NOVELLE VAN RUDOLF LINDAU.
25)
30e commissaris opende deze kast met een sleutel,
«3'ien hij onder verscheidene andere kleine voorwerpen
in de zakken van den overledene gevonden had, en
«m'tdekte in een lade een niet onbelangrijke som gelds
in bankbiljetten en goad. Terwijl hij bezig was, dit
in tegenwoordigheid der aanwezige getuigen te tellen,
bemerkte Baldwin een met vijf lakken verzegeld cou
vert, dat met het adres naar beneden in het geldkistje
lag. Rij nam den brief en las het volgende opschrift
«Aan den heer Gordon Baldwin, uit Hakodate,
tijdelijk te Parijs. Na mijnen dood te
openen.
Dit zullen testamentaire beschikkingen zijn,zeide
hij, zich tot den commissaris wendend, gelooft gij
niet dat het raadzaam is, terstond den inhoud van dit
pakket te onderzoeken?»
De ambtenaar gaf dadelijk zijne toestemming, doch
voegde er bij dat de brief later aan den rechter van
„instructie zou moeten vertoond worden. Baldwin had
daar niets tegen in te brengen, en terwijl de aanwe
zigen nieuwsgierig om hem heen stonden, brak hij
het couvert open en las hij den volgenden brief:
«Parijs, 26 Februari.
Waarde Baldwin!
«Ik héb mij voorgenomen, een einde aan mijn
leven te maken, en als deze brief u in handen
komt, zal ik dat voornemen ten uitvoer gebracht
hebben.»
Baldwin liet een kreet van verbazing hooren en las
den commissaris deze eerste regelen overluid voor.
Dat is zonderling» meende de ambtenaar.
«Volgens de verklaringen van den dokter hield ik
het voor onmogelijk dat uw vriend door zelfmoord om
't leven zou zijn gekomen!»
Baldwin las verder:
«Ik deel u dit mede, om aan alle verkeerde
veronderstellingen en nasporingen over de oorzaak
van mijn dood een einde te maken en om u te
verzoeken, alle onnoodige ruchtbaarheid dienaan
gaande zooveel mogelijk tegen te gaan. Ik heb
het steeds vermeden, opzien te verwekken; en
mijn laatste wenscli is dat het mij vergund moge
zijn, rustig en stil, zoo ongemerkt mogel'jk, uit
het leven te ontkomen. Ik heb alle maatregelen
genomen om de vervulling van dien wensch te
vergemakkelijken. Mijn testament is op het Ame-
rikaansche Consulaat gedeponeerd en door een
bekwaam jurist in dier voege opgesteld, dat er
geen geschillen over mijne nalatenschap kunnen
ontstaan.
«De reden, waarom ik mij dood, is eenvoudig
deze: ik verveel mij. Dit is, volgens uwe mee-,
ning, nauwelijks een ongeluk te noemen. Gij
kunt er u echter geen begrip van maken, hoe
onverdragelijk de verveling mettertijd worden
kan. Taedet tandiu eadem fecisse. liet
is de eenige Latijnsche spreuk, die ik kenmaar
ik versta die beter dan de grootste geleerde:
liet wordt vermoeiend, zoolang hetzelfde gedaan
te hebbente weten dat men, zoo lang men
leeft, hetzelfde doen zal en dat ditzelfde dor en
onverkwikkelijk is.
«Ik heb er dikwijls leed over gevoeld, u in
vroeger jaren den dienst, dien gij mij destijds
verzocht hebt, niet bewezen te hebben. Vergeef
het mij. Tracht ook te bewerken dat Thomas
mij vergeeft. Uwe vrouw heb ik, voor zoover
ik weet, nooit onvriendelijk bejegend. Ik hoop
dat zij nog dikwijls en in vriendschap aan mij
zal denken.
«Nadat ik van u, mewouw Baldwin en van
mijnen broeder afscheid genomen heb, ben ik met
de lijst van hen, niet wie ik in mijn leven in
eenigszins nauwere betrekking stond en van wie
ik afscheid nemen wil, gereed. Hoe arm ben ik,
rijke man, geweest! Gij, Baldwin, waart mijn
beste vriend en hoe weinig waart ge mijn
vriendThomas was mijn eenige broeder,
en sedert jaren was hij dood voor mij en ik
voor hem. Johanna Leiand is uwe vrouw.
Eene vrouw die met een ander getrouwd is, een
broeder die verdwenen is, en een vriend wien
ik onverschillig ben, dat is alles, wat mijn
leven vervullen zou. Het was te weinig!
«Ik ben in dit oogenblik evenmin opgewonden
als bedroefd. Een volmaakte rust, gelijk ik die
sedert langen tijd niet meer gesmaakt heb, ver
kwikt mijn gemoed. De gedachte dat ik, zoodra
het mij lust, den last des levens afwerpen kan,
geeft mij nieuwen moed. Een kwartier geleden
nog, toen ik mij nederzette om u te schrijven,
was het mijn voornemen mij heden avond te
dooden. Thans, nu ik beslist weet, dat ik mij
om het leven brengen zal, dat ik alle toebereid
selen voor het laatste bedrijf mijns leven beëin
digd heb, dat ik deze laatste daad voltrekken
kan, zoodra het mij behaagt, nu voel ik de kracht
om de proef nog eenige dagen langer vol te
houden. Misschien overkomt mij nog iets nieuws.
Ik kan het bedaard afwachten. Ik heb niets
meer te verliezen en niets meer te vreezen. Ver
zadigd tot walgens toe en zonder eenige hoop
sta ik aan de grens mijns levens. En nu heb ik
die grens overschreden.
«George Forbes.»
Het Lan