No. 275.
Woensdag 21 Mei.
1884.
FEUILLETON.
tjm m\\ nvoitui t\\
umwijq na t\\\\
Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden.
1
GORDON BALDWIN.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 8 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur.
stukken tot Maandag-
en Donderdagavond 8 uur.
Ingezonden
Binnenlandscbe A D V E R T E N TI E N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven i
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op liet adres te stellen.
CT
//Wel, dat is voor velen de moeite niet
waard om daarover iets te lezen Hoeveel
duizenden hebben niet een sommetje op
intrest staan, belegd in huizen, schepen,
ondernemingen, land of in effecten. Na hun
dood zijn ze derhalve zeker dat vrouw en
kroost niet van den honger zullen omkomen
Goed opgemerkt, voor dezulken zijn der
halve deze regelen niet geschreven, maar
tegenover deze duizenden staan tienduizen
den, wien dat geluk niet te beurt valt en
die bij hun dood derhalve alle of meest
alle inkomsten in het graf meenemen.
wGe zult toch zoo dwaas niet zijn aan
deze afvallende bladeren te wijten dat de
boom kaal wordt P Met dood houdt immers
alles op, en hoe kan iemand, die maar
juist toekomt, zooveel kapitaal verzamelen,
dat daarvan na zijn dood vrouw en kinderen
nog onderhouden worden Dat is immers
te gek om van te spreken. Als de menschen
dat kunstje kenden, dan hadden ze 't al
lang toegepast en dan zouden er jaarlijks
niet zooveel onverzorgde weduwen en weezen
overblijven
Toch bestaat dat //kunstje"zooals gij het
gelieft te noemen en 't is alleen door on
wetendheid, onwil of achteloosheid dat 't
niet meer algemeen toegepast wordt om
de zijnen een onbezorgde of minder be
zorgde toekomst te openen. We zijn wel
degelijk van meening dat iemand zonder
bezittingen, doch een behoorlijk inkomen ge
nietende, verplicht is aan den tijd te den
ken, wanneer dat inkomen vervalt. Ook in
dat opzicht mag 't den mensch herinnerd
worden gedenk te sterven
Geen verstandig man zal in onze dagen
verzuimen zijn goederen tegen brandschade
te verzekeren. Die 't niet doet, handelt
roekeloos. De kans, die hij loopt, om brand
te krijgen, is niet groot; maar een ongeluk
zit in een klein hoekje en is de kans klein,
de jaarlijks uit te keeren som is eveneens
klein. Daarmee echter is hij zeker zijn goe
deren terug te erlangen, wanneer hem het
ongeluk treffen mocht. Voor ons sterven is
van geen kans sprake. We moeten allen
eenmaal sterven,'t zij vroeg,'t zij laat. Van
daag zijt ge krachtig en vol moed, wie waar
borgt u dat ge 't morgen nog zijn zult?
De dood geeft geen pardon, hij kent geen
kracht, geen jeugd of schoonheid, geen ar
men en geen rijken. Op zijn tijd neemt hij
allen weg.
Wanneer we dus wijs handelen moeten
we hieraan denken en er ons tegen wapenen,
't Kan niemand onverschillig zijn of vrouw
en kinderen na zijn dood behoorlijk leven
kunnen of gebrek lijden. Die zijn huisgezin
lief heeft kan niet anders dan met rilling
denken aan de mogelijkheid dat het eenmaal
genadebrood zal moeten eten.
Daarom moeten we ons leven verzekeren.
Niet in 't volgend jaar of later als er eens
wat meer inkomt, maar terstond. Morgen
kan 't al te laat zijn. O, zegt ge, 'k ben
flink en gezond maar vriend kunt ge ver
zekeren dat ge dit ook nog in 1885 zijn
zult
We moeten ons leven verzekeren. Op onze
begrooting moet óók komen zóóveel voor
premie in de levensverzekering. We weten
zeer goed dat het niet gemakkelijk is op
een begrooting, die zich elk jaar tamelijk
wel gelijk blijft een nieuwen post te brengen
van een bedrag, dat zoo heel onbeduidend
niet is. Maar eilieve, ge moet er u aan ge
wennen die premie onder de allernoodzake
lijkste levensbehoeften te tellen en ze op
denzelfden rang stellen met brood en kleede
ren volstrekt niet in de rubriek onvoorziene
uitgaven of uitspanningDat zou al spoedig
de dood van uw aandeel in de levensverze
kering ten gevolge hebben Wanneer ge niet
gewoon zijt schulden te maken en dat doet
ge zeker niet als 't lot uwer betrekkingen
u ter harte gaat, dan zal 't u niet moeilijk
vallen die premie als een eerste benoodigd-
heid te beschouwen en ge zult haar aller
eerst betalen.
//Maar," zegt iemand, //als ik nu eens spaar,
komt dat dan niet op 't zelfde neer?" En
hij verhaalt ons hoe hij reeds in zijn jeugd
in een ziekenfonds is gegaan, waarin hij elke
week eenige centen stortte. Thans nu hij
reeds in de 50 telt en nog geen enkele
maal ziek geweest is, spijt hem dat zeer. Hij
rekent uit daaraan reeds over de 100 be
taald te hebben. Dat geld is weggesmeten
Hij vergeet echter dat op zonneschijn regen
volgt en hij vóór zijn dood nog wel twee
maal zooveel verdokteren kan, en ook dat hij
dat vooruit volstrekt niet wist. Zoo hij op
zijn 20ste jaar ziek was geworden en na
eenige guldens gestort te hebben, voor ƒ100
hulp en medicijnen had noodig gehad, dan
had hij die immers uit het fonds gekregen P
Een ander heeft het oog op zijn begra
fenisfonds, waaraan hij, zoolang hem heugt,
een rijksdaalder per jaar betaald heeft. Vol
gens zijn berekening bedraagt het gestorte
nu reeds de som van ƒ180 en wat krijgen
zijne erven terug als hij sterft? De somma
van 80, meer niet. Doch ook hij vergeet
dat zijn nabestaanden die 80 toch ook
zouden gekregen hebben, wanneer hij op
20 jarigen leeftijd gestorven ware.
NOVELLE VAN RUDOLF LINDAU.
26)
De laatste wensch, dien Forbes in zijn brief aan
Baldwin uitgesproken had, was vervuld geworden.
Men had zijn lijk in alle stilte ter aarde besteld. De
Parijsche bladen hadden van het geheele voorval slechts
op zeer bescheiden wijze melding gemaakt. De na
sporingen der politie over de oorzaken van den dood
waren vruchteloos gebleven. De verklaringen der ge-
neesheeren constateerden, dat de mcening, als zou
Forbes zich het leven hebben benomen, in het ge
heel niet in aanmerking kon genomen worden. Aan
den anderen kant viel het moeilijk, aan een misdaad
te gelooven, daar men in de kleederen van den over
ledene een niet onaanzienlijke som gelds gevonden
had, terwijl niemand ook maar het vermoeden durfde
opperen, dat Forbes onder zijne bekenden een ver
bitterden vijand had gehad.
Baldwins knecht had verklaard, dat Forbes op dien
noodlottigen avond bij mevrouw Baldwin omstreeks
negen uur een korte visite gemaakt hadde man had
niets bijzonders in zijn voorkomen opgemerkt. Me
vrouw Baldwin getuigde, dat de heer Forbes, toen
zij hem had medegedeeld dat Baldwin niet te huis
was, zich spoedig weder verwijderd had. Ook haar
was in zijn voorkomen niets opgevallen, waaruit zij
besluiten kon dat hem toenmaals een gevaar bedreigde.
Uit de verklaringen der beide heeren die het lijk ge
vonden hadden, kon men opmaken dat Forbes tusschen
tien uur en kwart over tienen gestorven was. Waar
hij het laatste uur van zijn leven duorgebracht had
bleef een geheim. Een sergeant de ville eindelijk
getuigde, dat, toen hij omstreeks tien uur de Pont
de l'Alma passeerde, een open rijtuig in snellen galop
over de kade hem voorbij gereden was. Of dit een
eigen rijtuig of een huurkoets geweest was, kon niet
uitgemaakt worden. De doktoren, de commissaris van
politie en de rechter van instructie kwamen daarop
eenparig tot de overtuiging, dat Forbes zich in dit
rijtuig bevonden had, dut hij er uitgesprongen was
uit vrees dat de paarden op hol gingen en dat hij
bij die gelegenheid den dood gevonden had. Deze
verklaring bevredigde iedereende nasporingen bleven
steken en het gebeurde was kort daarna reeds zoo
goed als vergeten. Tusschen Baldwin en zijne vrouw
echter verrees het als een noodlottige schaduw.
Baldwin voelde, zoodra hij met Johanna alleen was,
dat haar blik, evenzeer uit vrees als uit wantrouwen,
gelijk die eencr mishanddelde, hem van stap tot stap
naging. Zelfs de laatste zweem van vertrouwelijkheid,
die vroeger nog tusschen hem en haar bestaan had,
was nu verdwenen. Zij gingen zwijgend, gedrukt
naast elkaêr, ieder met een geheim en een argwaan
in het hart. Hij had het nog niet gewaagd, haar te
vragen wat er bij haar laatste samenkomst met For
bes voorgevallen was. De woorden bleven hem in de
keel steken zoodra hij den naam van den man, die
door zijn hand om het leven gekomen was, in hare
tegenwoordigheid uitspreken wilde. Zijne oude onge
dwongenheid was verdwenen en hij gevoelde dat hij
die nooit weder zou kunnen herwinnen dat hij voor
taan, onder een drukkende last gebogen, den weg
door een onrustig leven tot aan het graf zou moeten
bewandelen. Een gevoel, dat hij tot hiertoe nooit
gekend had, een gevoel van vrees, bekroop hem.
Als zijn geheim toch nog eens uitkwam? Als de zon
de duistere daad aan het licht bracht? Hij huiverde
bij die gedachte. Hij wilde uit Parijs weg; hij wilde
bezigheid zoekenzwaar werk zou hem verstrooien,
vermoeien, zou hem den slaap geven, die hem sedert
dien rampzaligen dag ontvloden was. Hij verlangde
naar Yesso terug, naar de eenvoudige eilanders, die
hem vertrouwden, die van hetgem er te Parijs voor
gevallen was niets wisten en nooit h ts vernemen
zouden. Hij wilde ontkomen aan de uitvcrschende,
vijandig blikken zijner vrouw, die hem vervolgden en
pijnigden. Hij had nooit in zijn leven de oogen voor
iemand neergeslagen, en nu durfde hij ze in tegen
woordigheid van zijne eigene vrouw niet meer op te
heffen, liet was onverdragélijk.
Baldwin had terstond na den dood van Forbes aan
Thomas geschreven, om hem het plotselinge overlij
den van zijn broeder te melden en hem uit te noodi-
gen, tot aanvaarding van het aanzienlijke vermogen
en de uitgestrekte goederen, die deze hem nagelaten had.
Nu kwam hij op het denkbeeld, om naar Hakodate
te gaan, gedurende den tijd dat Graham van daar afwe
zig was, ten einde de leiding van de gemeenschappe
lijke zaak over te nemen. Hij vreesde evenzeer voor
Tnomas als voor Johanna. Hij stelde zich bij voor-
fa rat het wederzien van zijn ouden vriend voor. Hoe
zou hij. hem kunnen aanzien, als hij hem de fabel
van den dood zijns broeders vertelde? Hij zag in
gedachten Grahams oogen, die vertrouwend en liefde
vol de zijnen zochten. En hij zou voor deze eerlijke
oogen liegen en huichelen? Het angstzweet parelde
hem op het voorhoofd als hij daaraan dacht. Neen!
Liever nog wilde hij Johanna's argwaan dan Thomas'
wantrouwen verdragen. Hij nar* het besluit, ter
stond naar Hakodate op reis te gaan. In dit geval
was hij bijna zeker, zijn vriend te vermijden, daar
deze, na de ontvangst der tijding van den dood zijns
broeders, waarschijnlijk aanstonds naar Europa zou
zijn afgereisd.
(Wordt vervolgd.)
Het Lam! van itoisèii «11 Altena.
DE LANGSTRMT
EOMMEMVAIDD
O
Dat staat als een paal boven waterzie
kenfondsen, begrafenisbeurzen, verzekering
maatschappijen tegen brand, ongelukken op
reis, hagelslag enz., en ook levensverzeke
ringen kunnen niet bestaan, wanneer ieder
deelnemer daar met een winst uitkomt. Nie
mand zal een ziekenfonds oprichten om zijn
medemenschen te believen en het tekort uit
eigen zak bij passen. Geen brandassurantie
zal haar grondstellingen van dien aard ma-