1884.
BITTERE SUIKER.
FEUILLETON
riuou
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
m
(y=<«
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs: per 3 maanden f
verhooging.
en ZATERDAG.
1.Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Die in dit opschrift merkwaardige mede-
deelingen tegemoet ziet aangaande een nieuw
product, zal zich teleurgesteld zien. Wat
we hier bittere suiker noemen is dezelfde
lekkernij, waarnaar we als kinderen reeds
reikhalsden en die voor de meesten onzer
nog lekkernij gebleven is. Doch wat voor
den een genot oplevert, kan den ander
bitterheid zijn en zelfs achtten we 't niet
onmogelijk dat suiker beide tegelijk zijn
kan voor een en denzelfden persoon. We
kunnen ons voorstellen, hoe de opeenvol
gende ministers van finantiën der laatste
twintig jaren zich aan de theetafel met dit
koloniaal of inlandsch product hun kop thee
heerlijker lieten smaken, terwijl dat zelfde
product op hun bureel als een spook door
de boeken dwaalde en hen in den vorm
van een broodmager belastingcijfer aan
grijnsde. De zoete suiker is voor onze
regeeringsmannen een bitter artikel en zal
dat blijven, ook al neemt de Tweede Kamer
heden of morgen de nieuwe suikerwet aan.
Dat zou natuurlijk niet het geval zijn
wanneer ze onbelast was, want de onaan
genaamheden, die zich bij het betalen der
belasting opdoen, hebben hier te lande, ook
elders, in België, Frankrijk en Engeland,
het aanzijn gegeven aan, wat we terecht
een suikerkwestie kunnen noemen. Kon
men de belasting afschaffen, dan hield ook
deze kwestie op een kwestie te zijn. Daar
voor hebben zich reeds meermalen stemmen
verheven en niet ten onrechte. Suiker toch,
ofschoon we 't een lekkernij noemen, is
meer dan dat. De gretigheid, waarmeê het
meerendeel van 't menschdom zich daarvan
bedient in allerlei vorm, de bekende voor
liefde van onze kleinen voor suiker, bewij
zen reeds, zonder dat we de wetenschap
om hulp behoeven te vragen, de volslagen
onmisbaarheid der suiker. Deze is inder
daad meer dan een versnaperingze is
voedingstof en evenals het zout noodig tot
instandhouding van 't lichaam. Belasting
te leggen op dergelijke stoffen kan slechts
verontschuldigd worden met ééne reden:
armoede der schatkist. En over dat artikel
hebben we niets nieuws te zeggen. We kunnen
de millioenen der suikerbelasting thans min
der dan ooit missen.
Voor haar genoegen behoeft echter de
regeering de belasting niet te handhaven,
want de zwarigheden aan de heffing ver
bonden zijn veel en velerlei. Suiker is een
produkt dat in ver uiteenloopende kwaliteit in
gevoerd wordt, maar steeds in ruwen vorm en
vermengd met verschillende vreemde bestand
deeleninde raffinaderijen belandt, daargezui-
verd en gekristalliseerd wordt. Deze kristallen
zijn te helderder naarmate het zuiveringsproces
meer onzuiverheden verwijderd heeft. De
waarde der suiker is dus tamelijk nauw
keurig te kennen uit de kleur; hoe lichter
de suiker is, des te zuiverder is zew. t. v.
wanneer gewetenlooze speculanten ze niet
aan een ander proces, dat der menging met
andere, waardelooze stoffenonderworpen
hebben. Daaruit volgt echter geenszins dat
de kleur als grondslag der belasting een
volkomen maatstaf is. Sinds het jaar '64
NOVELLE NAAR HET DUITSCH
FRIEDRICH ZIMMERMAN.
4)
Langs den dorpsweg kwam een jonge maagd. Zij
was zelfs voor een boerin zeer eenvoudig gekleed
doch hoewel hare kleeding uit eene grove stof was
vervaardigd, zoo was zij toch netter gemaakt dan dit
anders in Duitschland met de boerenkleeding het ge
val is. Op den rug had het meisje eene mand aan
twee lederen riemen en in de hand een schop. Toen
zjj in de nabijheid van den jager was gekomen, riep
deze haar. Zij zag op en liep snel naar hem toe.
«God zij met u, Karei,* was het antwoord. Zij
bleef staan en beschouwde hem met oplettendheid.
Haar gelaat was niet schoon, want het was onre
gelmatig en miste een blozende kleurmaar eene
zekere uitdrukking van zwaarmoedigheid bezielde hare
wezenstrekken, die meer voor een stadsjuffertje dan
voor een landmeisje pasten. Twee prachtige bruine
vlechten, als eene krans om het hoofd gebonden,
rustten daarop als een kroon. Het scheen haast, dat
wordt ze daarnaar beoordeeld, doch de ge
schiedenis der belasting heeft geleerd dat
men zoodoende op een glad verkeerden weg
is en gevaar loopt onze suikermarkt voor
altijd te bederven. De belasting valt ook
ontzettend tegen, want op een jaarlijksch
verbruik van ca. 40 millioen Kg. zou men 10
rhillioen gulden in de schatkist kunnen
verwachten te zien vloeien, terwijl de wer
Lelijke opbrengst 3 millioen minder is.
Van waar dat verschil Dat is gelegen in
de moeielijkheid om de wezenlijke waarde
der suiker te beoordeelen naar de kleur.
Men heeft, om de administratie te verge
makkelijken, vier klassen van suiker aan
genomen, van donker tot licht en daarin
de genommerde suikersoorten, die de han
del kent, gerangschikt. De eerste klasse
bevat de nummers van 15 tot 18, de vol
gende die van 10 tot 14, van 7 tot 9, van
1 tot 6. Deze speling is in de practijk on
houdbaar bevonden. Suiker van no. 9,5
b.v. kan evengoed onder no. 9 als onder
10 komen en 't verschil maakt toch reeds
ƒ2,16 per 100 Kilogram uit, 't welk heel
wat beteekent als men weet dat hier te lande
ver over de honderdmillioen wordt omgezet.
Bovendien schijnen er raffinadeurs te zijn
die er geen zwarigheid van maken hun
product te kleuren en dan is natuurlijk de
klassificatie geheel ondoenlijk.
Er is nog een andere reden waarom de
suikerbelasting voor den heffer zoo bitter is.
De ruwe suiker, die in ons land wordt in
gevoerd, is onderhevig aan accijns, 't zij ze
tot eigen gebruik dient, dan wel tot weder
uitvoer. Wordt ze later uitgevoerd, dan
wordt van die hoeveelheid de belasting
terugbetaald, 't Gaat er mee als b.v. met
wijnen, met dit onderscheid dat deze onder
't toezicht der ambtenaren in entrepot wor
den geborgen, voor welke behandeling de
suiker van wege de massa ongeschikt is.
Doch wat gebeurt er nu voor de suiker
wordt uitgevoerd Ze wordt geraffineerd,
gezuiverd en verliest daardoor in hoeveel
heid, zoodat b.v. uit 10 Kilogram ruwe
slechts 8 Kilogram schoone getrokken wordt.
Nu is het voor den Staat een onmogelijk
heid de raffinadeurs na te gaan en precies
vast te stellen hoeveel er bij de bewerking
verloren gaat. Men slaat daar een slag in
en de suikerfabrikanten winnen er bij.
Met beetwortelsuiker gaat men anders te
werk en wordt ook weer op den tast
een zekere hoeveelheid suiker aangenomen
als het voortbrengsel uit een zekere hoe
veelheid sap. Wat de raffinadeur daar bo
ven er uit haalt is zijn winst en is in den
handel bekend onder den naam van over-
ponden, die den neus van den belasting-
heffer voorbijgaan.
Tegen deze zeer nadeelige toestanden
nadeelig voor de schatkist en voor onze
koloniale suiker-industrie, doch niet voor de
fabrikanten van beetsuiker heeft de re
geering thans een dam trachten op te wer
pen door een nieuw stelsel, dat der keuring,
(titrage). Voor 't entrepötstelsel, overigens
het beste van alle, bestaat het groote bezwaar
dat daarvoor een leger ambtenaren zou moe
ten geworven worden, het uniformstelsel
- alle suikersoorten aan dezelfde rechten
onderworpen zou de mindere soorten
liet meisje het hoofd eenigszins voorover droeg, om
dat heur haartooi te zwaar was om het hoofd rechtop
te dragen.
»Hebt gij op mij gewacht, Karei vervolgde zij
met een welluidende stem.
»Ja.« De jongeling wilde opstaan, doch werd
oogenblikkelijk aan zijn kwetsuur herinnerd, waar
aan hij in de laatste oogenblikken niet eens had gedacht.
Gij ziet zoo bleek, Karei. Zijt gij ziek?*
»Neen, Hanna. Ik heb mijn voet aan een steen
bezeerd. Maar 't is niemendal. Zet u maar een weinig
naast mij neêr.
«Dat kan niet, Karei. De buren op het veld zouden het
zien en wij in opspraak komen. Men belastert mij zoo
gaarne. Gij weet het, de nijdige boeren kunnen het
moeder niet vergeven, dat zij eenigen onderstand uit
de stad ontvangt en niet liever in de gemeente gaat
bedelen. O, lieve God, wat wordt moeder en mij niet,
zondereenigen grond of zelfs zonder schijn van waarheid,
ten laste gelegd. Ik zal echter oppassen dat ik den
lastertongen geen voedsel geef.
»0, ja, zeker, het zou eene groote schande zijn als
men u mijn liefje noemde, niet waar?* zei Karei op
bitteren toon.
«Spreek zoo niet, Karei,antwoordde zij angstig. Gij
weet zeer goed, dat gij verkeerd handelt, door zoo te
spreken. Mijne arme moeder heeft genoeg te dragen
iedereen meent een arme weduwe ongestraft te mogen
beleedigen. Bedenk, Karei, dat ik haar eenige vreugde
hen. Maakte ik haar te schande, zij zou het besterven.
De praatjes der menschen hinderen mij niets; ik weet
zelf al te goed dat ik niets doe waarvoor ik mij moet
schamen. Geen knaap durft mij een hatelijk woord
toe te voegen, omdat zij allen zeer goed weten, wie
ik ben.* Een honend lachje vloog bliksemsnel over
haar gelaat, doch verdween even spoedig.
De jager greep hare hand.
«Gij zijt een braaf, oprecht meisje, Hanna. Ik zou
ook wel eens iemand willen zien, die u iets misdeed
hij zou onder mijn handen sterven. Maar wees
nu niet zoo stijfhoofdig en eigenzinnig. Zet u een
poosje naast mij. Gij wilt mij dat genoegen wel doen,
niet waar?« Terwijl hij sprak, poogde hij haar naast
zich te trekken.
«Neen, Karei, ik doe het niet. Bet doet mij leed
dat ik het moet zeggen maar ik doe het niet.
Met zijne vuisten of met een mes kan men een vijand,
maar geen laster dooden. Daar tegen baat niets, dan
alleen ditniemand ergenis te geven en eerlijk en op
recht zijn levensweg te vervolgen.*
«Bemint gij mij dan niet?»
Bij deze vraag zag zij den spreker met fonkelende
oogen aan.
»U en niemand anders, Karei! zeide zij. «Vergeet
echter niet dat uw meisje vooral een rechtvaardig,
onbesproken karakter moet bezitten. Gij zijt een man
uit één stuk en moet een vrouw hebben, die ieder
een onder de oogen duift komen. Zoodra uw vader
zijne toestemming geeft en wij openlijk verloofd zijn,
zal ik met fierheid aan uwe zijde gaan eerder
niet!*
»En uwe moeder?*
Zij bedoelt slechts mijn geluk en is met iederen
schoonzoon tevreden, dien ik waardig keur mijn man
te zijn. Zij zal met u dus dubbel ingenomen zijn.*
«Wees bedaard liefste. Nog heden breng ik d:
zaak met mijn vader in orde.*
Zij schudde twijfelachtig het hoofd en sprak: »!!et
zal u niet gelukken, Karei. Uw vader haat mij,
hoewel ik niet weet waarom. Hij heeft mij im neis
zelfs verboden ruigte en takken in het bosch te zo -ken,
iets dat aan alle arme lieden wordt toegestaan. Eerst
sedert gij weer hier zijt, waag ik mij in het bosch. Ik
weet echter zeker dat uw vader nooit zijn toestem
ming tot onze verbintenis zal geven.»
«Hij zal het wel doen, want ik wil hetriep
de jager driftig opspringend. De pijn zijner wonde deed
hem een onderdrukten vloek uiten. Ilij beet zich op
de lippen, om zich te belieerschen en vervolgde: Hij
moet, Hanna. Wat kan hij tegen u hebben Geloof
mij, ik bekom zijne toestemming.*
Het meisje trok de schouders op.
Gij twijfelt,riep hij driftig, «Gelooft gij dan niet
dat ik inoeds genoeg bezit om mijne liefde tegen
over ieder te verdedigen?*
«Maak u niet boos. Karei,* antwoordde zij op
liefdevollen toon. «Ik weet, dat gij edel, braaf en
moedig zijt en voor uw recht zult strijden, als iemand
t r wereld, maar uw vader is nog veel grooter stijf-
h iofd dan gij. En behalve dat, ik wil nooit met dwang
i i uwe familie komen. Laat ons elk zijns weegs
g an, Karei, want wij kunnen nimmer man en vrouw
worden.
«Eu dat zegt ge zoo kalm, zoo gelaten?* riep hij,
met oogen die van toorn gloeiden.
Kalmte en zelfbeheersching heb ik reeds in mijne
jeugd geleerd. Ik heb mij daarin geoefend van den
d ig waarop mijn vader zoo smadelijk stierf, tot heden.
S'dert het sterven van mijn vader zijn twintig jaar
verloopen, want ik was toen nog een klein wicht, dat
d )or moeder op den arm werd gedragen. Wij, moeder
en ik, hebben veel moeten dulden en verdragen en dat
g. pft kalmte en moed.* Terwijl zij dit zeide bewogen
hare lippen zich zenuwachtig. Zij herstelde zich echter
oogenblikkelijk en vervolgde Gij moet nog leeren u te
bf.heerschen, Karei. Denk niet dat mijne liefde voor
u minder sterk is dan de uwe voor mij, omdat ik
mij niet zoo hartstochtelijk aanstel als gij.»
VAN
bGoeden morgen, Hanna,* riep hij, terwijl hij haar
zijne hand reikte. De komst van het meisje scheen
hem zeer aangenaam te zijn, want alle sombere trek
ken waren opeens van zijn gelaat verdwenen.