No. 294.
Zaterdag 26 Juli.
1884.
FAECALIEN.
FEUILLETON
Uiisrever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
De schrikverwekkende cholera is in
onze dagen aan het woord. In Marseille
en Toulon sterven dagelijks ettelijke tien
tallen aan de gevreesde ziekte en mag men
de geruchten gelooven, dan zijn die tien
tallen nog niet de helft van 't ware getal
slachtoffers en is in dit geval, gelijk in
vele andere, de officiëele waarheid slechts
een deel der werkelijkheid.
Intusschen, dat vernemen we uit alle
berichtende cholera heeft het woord en
waar zij spreekt, hooren we toe en huive
ren. We huiveren, omdat we, rondom ons
ziende, ver van zeker zijn dat ze ook bin
nen onze landpalen niet een toebereiden
akker zou vinden en we schamen ons over
onze tekortkomingen. Telken jare steekt
ze uit het oosten of zuiden haren waar
schuwenden vinger op en ook telken jare
redeneeren we over de middelen om haar
te keeren en ons zoo mogelijk te
vrijwaren van haren intocht, maar in de
meeste gevallen en plaatsen blijft het bij
eenig geschrijf en gedebatteer, we maken
ons maar niet te erg bang, vrees schaadt
en ze is nog verre, straks vermindert het
aantal slachtoffers, de droevige tijdingen
houden allengs op; Goddank, zeggen we,
't gevaar is voorbij en we stellen de
voorzorgsmaatregelen tot bekwamer tijd uit.
Tot het te laat is? Dat verhoede God!
De cholera vermaant ons ernstig toe te
zien op wat we eten en drinken. Ze waar
schuwt tegen verontreinigd water en be
dorven of onrijpe eetwaar, vooral tegen on
matigheid in spijzen en dranken. Een krach
tig, goed gevoed lichaam is ten allen tijde
een hechte veste. Vooral verheft ze haar
stem tegen ondoelmatige luchtverversching
en verontreiniging van den dampkring.
Het mag nog wel eens gezegd worden
dat in de jaren, gedurende welke zij ge
ducht woedde, juist die plaatsen het meest
geteisterd werden, die met een zwarte kool
aangeteekend staan op de gezondheidskaar-
ten en van deze plaatsen d i e buurten,
welke op 't stuk van reinheid het meest te
wenschen overlieten.
Daarom komt thans de cholera ons voor
de zooveelste maal waarschuwen tegen de
dikwijls verregaand onverschillige wijze,
waarmee in onze steden en dorpen de fae-
caliën geborgen en vervoerd worden.
Zij wijst ons o. a. op mestvaalten in de
onmiddelijke nabijheid onzer woningen, die
onbedekt als ze zijn, de omgeving verpes
ten en waartegen men zich in geenen deele
kan wapenen door de ramen goed gesloten
te houden. Ze wijst ons op vele en veler
lei houten gebouwtjes, veelal boven een
gedeeltelijk open bergplaats van faecaliën,
waaruit voortdurend schadelijke gassen ont
snappen, die de dampkringslucht vergifti
gen en zoovele bronnen kunnen worden
van koortsen en andere ziekten, ook van
cholera. Ze neemt ons bij de hand en brengt
ons in statige woonhuizen, zonder houten
bijvoegsel, doch met een sierlijk, allerzin-
delijkst kamertje, boven een verzameling
van dezelfde levensgevaarlijke stof, voor het
oog verborgen, niet echter voor onze reuk
organen en dus ook niet voor de longen
Van tijd tot tijd wordt daar in 't holst
van den nacht een bedrijvigheid gehoord,
die doet vermoeden dat de eigenaar van 't
prachtige gebouw zich bewust is met een
vijand te doen te hebben. Van daar ge
schiedt de lediging bij nacht't kwaad
is dan minder, want de huisgenoot.en slapen.
IJdele inbeelding! Omdat we 't bedrijf niet
zien, daarom zou 't minder te vreezen zijn
In den morgen na den woeligen nacht ver
vult een onrein gas de woning, muren en
deuren zijn aangeslagen en dat vergif zou
de longen der huisgenooten onaangetast laten?
De faecaliënkwestie is een hoogst moei
lijke; wij die in de gelegenheid waren alle
mogelijke stelsels op breede schaal toege
past te zien, we erkennen dat geen enkel
den mensch geheel vrijwaart tegen vergifti
ging, doch we zijn overtuigd dat de meest
primitieve toestand, gelijk we daarboven
aanduiden, de meest schadelijke is. Zoo
dwaas als we het van een Hollandsche huis
moeder achten het vuil gedragen goed maan
den lang in haar woning op te stapelen om
slechts tweemaal in 't jaar den last der
wasch te hebben, zoo schadelijk, neen veel
erger is 't wanneer we op dezelfde wijze
met de faecaliën handelen. Hoe spoediger
die buiten onze woningen komen, hoe be
ter wanneer we ze opbergen, stellen we
ons aan groote gevaren bloot. Niemand
zegge dat dit maar een veronderstelling is
en wijze ons op de velen, die oud werden
ofschoon ze van die z. g. gezondheidsleer
niet wilden weten het is een feit dat be
dorven lucht den mensch schadelijk is, dat
typhus en cholera de meeste offers grijpen
onder hen die 't met luchtverversching minder
nauw nemen en hun drinkwater putten uit
een vergiftigden bodemuitzonderingen zijn
steeds aan te wijzen en niemand beelde zich
in dat hij wel, als 't gevaar naakt, tot die
uitzonderingen behooren zal
De faecaliën niet in of bij de woning ge
houden, dat worde regel. De onvergetelijke
Gorter zag voor jaren in zijn verbeelding
van den Dom te Utrecht 's middernachts
het land wemelend van dwaallichtjes, hij
zag van alle plaatsen treinen snorren naar
de onvruchtbare streken van ons vaderland
om die tot vruchtbaarheid te brengen. Zijn
droom is nog slechts tot een klein deel ver
vuld. Wanneer hij nog leefde zou hij ver-
verbaasd staan over de onbeholpen wijze,
waarop men hier en daar nog te werk gaat
met de faecaliën. In vele plaatsen kan men
zich op zekere uren in den avond niet op
straat bewegen of men wordt al spoedig
gedwongen zijn heil in de vlucht te zoeken
het ophalen der faecaliën verspreidt er een
ondragelijke geur. En dat is het juist
wat men bij de ophaling dier stoffen moet
trachten tegen te gaan, hetgeen door een
goed toegepast tonnenstelsel tamelijk, door
't Liernurstelsel bijna geheel geschiedt. Bij
toepassing van 't laatste echter kan men
beter dan bij 't eerste de lucht in de pri-
NOVELLE NAAR HET DUITSCH
FRIEDRICH ZIMMERMAN.
DE
let Land van
en Allen,
EERWAARD
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche ADVERTENTIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden elechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
VAN
15)
Kareis bloed begon te gisten. Tot dusverre had
hij zich weten te bedwingen, doch nu begon zijne
kalmte hem te verlaten.
«Neen, vader, dat is mij niet genoeg!* zeide
hij. »lk ben niet voornemens ter wille van uwe
stijfhoofdigheid mijn woord te breken en verklaar
u ronduit, dat Hanna mijne vrouw wordt als gij
geene andere »n betere gronden voor uwe weigering
weet aan te voeren.*
«Zoo, wordt zij? Ga dan maar met haar in het
dorp wonen en wordt boer. Op mijn gebied moet
de deern geen voet zetten, als zij niet wil dat ik
de honden op haar aanhits.*
Gij zijt wreed en onrechtvaardig,* zeide Karei
met bitterheid. «en zijt dit altijd jegens het arme
meisje geweest. Waarom, vraag ik u. Is zij slechter
dan de andere meisjes of heeft zij u iets misdaan?
Waarom hebt gij altijd alleen aan Hanna verboden
in het bosch te sprokkelen?*
»Moet ik mijn zoon rekenschap van mijne dadtn
en handelingen geven Wordt ik misschien door
u op mijn ouden dag onder curatele gesteld riep
de houtvester, terwijl al zijne zenuwen van woede
trilden. »0f drijft gij soms den spot met mij?«
«Neen, vader, noch het een, noch het ander,
maar hardheid en onrechtvaardigheid kweeken ook
geenzins kinderliefde.
»0, zoo, voortreffelijke leermeester, gij wilt mij
een lesje geven,* zeide de oude man, terwijl hij
naar adem hijgde. «Geen woord meer,« vervolgde hij
het blijft, zooals ik gezegd heb. Het meisje moet
mij uit den weg blijvenmijne honden hebben scherpe
tanden!*
«Niet voor Hanna als ik haar bescherm, vader.*
De houtvester scheen een oogenblik besluiteloos,
doch zeide eindelijk: Gij wilt haar dus beschermen
ook tegen uw eigen vader?*
Als ik daartoe wordt gedwongen ja!* ant
woordde Karei vastberaden.
«Een kostelijke dag,* riep tante Tine. »Ik moet
eens even in den almanak zien welke schutsgeest
van daag gebied voert,vervolgde zij.
De oude houtvester stiet een schaterlach uit, die
als een satanslach klonk en zei toen op een ver-
achtelijken toon tot zijn zoon: «Gij wilt u alzoo
openlijk tegen uw vader, uw meerdere, verzetten?
Hebt gij in den militairen dienst geene gehoorzaam
heid geleerd, knaap? Het baat u echter niet of
gij u verzet. Hier ben ik baas, hier heb ik alleen
te bevelen, en wat ik zeg, is wet. Gij blijft voor-
loopig thuis: uw meerdere beveelt het u! Het overige
is mijne zaak
«Breng mij niet tot het uiterste, vader,* riep
Karei in vertwijfeling. «Beleedig het arme meisje niet
of, bij God, ik
«Waarom voltooit gij den zin niet? Ik ben zeer
verlangend, het andere deel te hooren. Ik wil gaarne
eens vernemen, hoever uw drift u voert. Aan woor
den schijnt het u niet te ontbrekenuw tong be
weegt zich bijna zoo snel als uwe beenen doen,
wanneer gij voor een stroopcr op den loop gaat,*
zei de oude Krantz met een grijnslach.
«Niet verder!* riep Karei met oogen, die van
woede fonkelden, «geen woord meer, of ik vergeet
dat gij mijn vader zijt!*
De oude man trad onwillekeurig een schrede terug
als schrikte hij voor het gelaat van zijnen zoon, dat
hem in de schemering als zijn eigen beeldtenis geleek.
Weldra echter kreeg zijne drift weêr de overhand.
»'t Is kostelijk,zei hij, «prachtig! Gij durft mij
dreigen knaap, dat is belachelijk, waarachtig be
spottelijk! Maar wij zullen aan de zaak spoedig een
einde maken. Hoor slechts, wat uw meerdere u
zegt, knaap! De deern, die u zoo heeft opgeruid,
wordt uit dit oord verjaagd en u laat ik in eene andere
landstreek plaatsen, opdat ge onder vreemde lieden
gehoorzaamheid moogt leeren!«
«Dan zal ik vooraf zorgen, dat Hanna geen leed
geschiedt,* zei Karei met bevende stem. «Is dat ge
beurd, dan moogt gij mij gerust verplaatsen laten -
gij hebt daartoe als meerdere de macht. Maar dit
zweer ik u, vader, gij hebt uwen zoon verloren -
wij zullen elkander nooit wederzien
«Ga, weerspannige knaapzei de oude man dof.
«Reis als vagebond met uw liefje in de wereld rond
en hang den eervollen rok, dien gij draagt, aan den
spijker, want hij is te goed voor u. Ga, maar
zegt nooit, dat de houtvester van Iloheneiche uw
vader is.
«Is dat uw laatste woord?* zei Karei tanden
knarsend.
«Mijn laatste!was het korte antwoord.
Karei keerde zich om, greep hoed en buks en
stormde de kamer uit. De oude Krantz bleef als
vastgenageld staan en luisterde naar de wegstervende
treden van den vliedende.
«Hendrik!* zei tante Tine eensklaps.
De houtvester zag op, als ontwaakte hij uit een
droom en sprak: «Wat is er?«
Zijne zuster ging vlak voor hem staan en ant
woordde: «Als Karei gaat, verlaat ook ik dit huis,
waarin mijnentwege de duivel en zijn grootmoeder
de heerschappij mogen voeren. Hier .kan geene eerlijke
vrouw, die het hart op de rechte plaats heeft, de
huishouding besturen. Hebt gij dat verstaan?*
«Ja,* was het antwoord, «daar is de deur!*
Dit zeggende wees hij met een bevende hand naar
buiten.
«Goed, Hendrik,* zei tante Tine met waardigheid,
«ik had deze woorden van u verwacht. Wilt gij mij
ook niet door de honden van het erf laten jagen?
G j behoeft niet te denken, dat ik u zal verzoeken,
o n te mogen blijven. Ik kan overal mijn brood wel
Y'rdienen, hoewel het mij zeer hard valt, om op
m jn ouden dag nog onder vreemden te gaan.
M iar voor ik ga, wil ik u toch nog iets zeggen, on-
natuur, die gij zijt! Als gij eenmaal op uw sterfbed
terneder zult liggen, eenzaam en verlaten, en om
een trouwe ziel zult bidden, die u in de doodsure
wil bijstaan, bedenk dan wel, dat gij allen, die u
vroeger liefhadden en het goed met u meenden, door
uw eigene schuld van u hebt verwijderd.*
«Dit is de afscheidsgroet van nwe oude zuste.ïl*
Zij koerde zich snel om en verliet oogenblikjtgïrjk de
kamer om haie tranen voorden broeder W verbergen.
De houtvester stond nog een geri^men tijd onbe
wegelijk op dezelfde plaats. Toen sipeg hij kramp
achtig de handen voor het gezicht eiji zonk uitgeput
in den leuningstoel neder.
(Wofidt vervolgd.)