1884.
Uitgever: L. J. YEEIIMAN Ileusden.
béu achter denm
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder prijs-
Binnenlandsche A 1) V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Hij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Men is niet tevreden over het leger. Ge
durig staan er deskundigen op en klagen
over 't gehalte der personen, die jaarlijks
bij 't leger ingelijfd worden. Niet alleen
daarover, maar over nog talloos vele mili
taire aangelegenheden, die ons leeken eigen
lijk weinig raken, omdat ze door speciali
teiten door de zonen van Mars alleen
kunnen verholpen worden. Wanneer wij,
burgerlui, onze belastingen slechts opbren
gen, dan kunnen we veilig de kwestie van
kadervorming, van uniformvan legerorga-
nisatie, van kampeering enz., aan de mannen
van 't vak overlaten; in zekeren zin gaan
die ons niet aan. Wat ons echter wel
aangaat is de telkens herhaalde klacht over
geringe ontwikkeling der miliciens, ontwik
keling des geestes, wel te verstaan, (die van
't lichaam schijnt voldoende geacht te worden)
en de middelen die tegen dat kwaad aan
bevolen worden.
Zeer onlangs is daarover weder een stem
uit het leger opgegaan, een stem die met
nadruk om onderwijs vraagt.
Onderwijs aan volwassenen, aan miliciens,
aan gevangenen lieve menschen, altemaal
pogingen om een groot kwaad te bepleis
teren, 't zijn doekjes voor 't bloedendie
veel geld en veel werk en geduld kosten
en ten slotte ongeveer niets beteekenen.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Onze milicientjes lezen en sciirijven
slecht; hun verstandelijke vermogens zijn
gebrekkig ontwikkeld. Geen wonder, 't
grootste deel komt uit die lagen der maat
schappij voort, waar men 't zoo nauw niet
neemt met de opvoeding des geestes. Een
poosje schoolgaan en dat poosje met horten
en stooten en al spoedig drijft de honger
of de hebzucht de teere wezens naar 't
werk. Kinderarbeid is verboden, maar wat
beteekent dat verbod, als ten platten lande
in dezen tijd van 't jaar de scholen ontvolkt
worden, omdat de jeugd voor wintervoor
raad moet zorgen? Hoe onrechtvaardig bo
vendien. In de stad moet een arme ween w
haar elfjarigen knaap ter school zenden èn
omdat hem 't werken verboden is èn opdat
haar de bedeeling niet zou onthouden wor
den, terwijl daarbuiten in de gezinnen, waar
alles geld verdient, tot zelfs de zeer kleinen
er op uit trekken en door de wet beschermd,
hun kost ophalen.
Die zeer kleinen worden echter groot,
tot
En nu zouden we die
achtergeblevenen moeten gaan onderwijzen!
Of 't onmogelijk is? Wel neen,'t geschiedt
reeds lang. De miliciens krijgen onderwijs
van hunne superieuren, maar veel aarde
brengt dat. niet aan den dijk, ten deele om
dat de eersten gewoonlijk //hardleersch" zijn
en de laatsten niet zoo bijzonder in 't vak
van onderwijzen uitmunten. Onderwijzen is
n. 1. iets anders dan drillen en dewijl nu
een oudgediende meer bekwaam is in 't
eerste dan in 't laatste, wil de stem uit het
leger het onderwijs aan specialiteiten op
dragen d. w. z. aan onderwijzers. Vreemde
redeneering
Onze regeering zorgt voor onderwijskrach
ten en besteedt daar betrekkelijk veel geld aan.
komen in 't leger en geven aanleiding
genoemde klacht.
Tegelijk echter geeft ze de ouders voor
wier kinderen ze dat geld besteedt, de volle
vrijheid daarvan al of niet gebruik te maken.
Een deel van hen versmaadt dan ook de
gelegenheid en onze vrijheidszin weerhoudt
ons die ongelukkigen aan te houden en te
dwingen om er voor hun kroost gebruik
van te maken. En nu zullen we dat kroost,
wanneer de beste tijd om te leeren achter
den rug is, toch dwingen de scha in te
halen en daarvoor de gemeenten berooven
van onderwijskrachten
Als dat niet de paarden achter den wagen
spannen is, dan zegge men 't.
Dezelfde stem doet een beroep op ouders
en onderwijzers om de jeugd eerbied in te
boezemen voor den militairen stand, opdat
zoodoende het onderwezen gedeelte van 't volk
uit achting voor dien stand meer dan tot
dusver plaats heeft, voor zijn nummer op-
kome en vraagt het gymnastiek-onderwijs
meer te richten op een militair doel dan
tot dusver geschiedt.
Voor 't laatste kunnen de mannen van
't vak wellicht iets doen. Kinderen spelen
dolgraag soldaatje en wanneer 't volk met
dezelfde liefde voor den militairen stand
bezield was als de jeugd, dan zou er van
achting inprenten geen sprake behoeven te
zijn. Tusschen soldaatje spelen en soldaat
worden is echter een breed verschil. Geen
kind van 't mannelijk geslacht schijnt te
kunnen opgroeien of 't moet minstens een
jaar in een matrozenpak langs de straat
geloopen hebben, doch die rneenen mocht
dat deze mode een uiting van onzen zin
voor de zeevaart was, vergist zich zeer.
Zoo ook vergaat de liefde voor 't militairisme
en de achting? Op 't platteland wordt elke
milicien met bewondering aangestaard, maar
de bewondering bepaalt zich ook daartoe.
Iedere boerenzoon neemt een plaatsvervanger
en de arbeider verwisselt noode de spa met
het geweer. En in de steden, vooral in
garnizoensplaatsen, is zelfs die bloote bewon
dering van de uniform met blinkende knoo-
pen niet overgebleven. Tijl Uilenspiegel gaf
als reden op, dat hij 't er ook naar maakte,
toen men hem zijn onbeminnelijkheid voor
de voelen wierp en dat kunnen onze mili
tairen ook. Hoe zal de jeugd achting ge
voelen voor personen, wier grootste vermaak
is aan Bacchus te offeren en de orde te ver
storen en die geregeld op feestdagen en
wanneer Z. M. de Koning, hun opperste
aanvoerder, jarig is, de stad op stelten zet
ten en de burgerij met de blanke sabel te
lijf gaan. Hoe kan de jeugd een stand
achten, wanneer de dag, waarop de jonge
man den militairen rok om de schouders
krijgt, door 't geheele land als een ramp
spoedige staat aangeteekend, waarop het
ouderpaar tranen stort
Wanneer de soldatenstand is geworden
wat hij zijn moeteen vereeniging van jonge
mannen, zonder aanzien des persoons, en
strenge tucht geoefend wordt over hen, die
in staat zijn den dienst in discrediet te bren
gen en wanneer dat leger dan reeds op
de schoolbanken de eerste kundigheden heeft
opgedaan, zoodat niet meer als nu op 19-
jarigen leeftijd met 't a, b moet begonnen
worden, laat men dan om achting komen
vragen doch neen, dan is dat niet meer
noodig. Ieder burger zal dan eerbied heb
ben voor een stand, die wezenlijk uit de
zonen des volks bestaat en niet zooals thans
uit dezulken, die onder hun blinkende knoo-
pen ontzaglijk het land hebben, omdat hun
beter bedeelde broeders een juk van de
schouders kunnen werpen dat zij, door armoe
gedwongen, torschen moeten.
PRIEDRICH ZIMMERMAN
17)
NOVELLE NAAR HET DUITSCH
VAN
af.
Met toornig geblaf vloog de hond op den wilddief
i
Deze sprong terstond op en greep naar zijne buks.
Karei kon niet onderscheiden of de man zich gereed
maakte om te ontvluchten of zich te verweeren.
«Sta!» riep de jónge houtvester met donderende
stem. «Maak geene beweging of ik geef vuur. Naar
omlaag met uw buks!»
De aangesprokene scheen te ontstellen.
«Naar omlaag met de buks!» herhaalde Karei.
Het bevel werd gehoorzaamd.
«Uw naam! Wie zijt gij.'» vervolgde Karei.
Ilij ontving geen antwoord, doch kon de zware
ademhaling van den strooper hoorcn. Karei trad met
het geweer in den arm eenige schreden nader.
De onbekende boog het hoofd om daardoor zoo
het scheen zijn gezicht voor den jager te verbergen.
Karei bleef staan en riep andermaal: «Uw naam!
Wat zoekt ge hier bij nacht in het woud Spreek
Onverstaanbare klanken kwamen als eenig antwoord
op die vraag. Karei trad daarop nog een paar schreden
nader, waarop de andere eene beweging maakte alsof
vlugger dan
ongeluk of
hij wilde vluchten.
«Halt!» klonk het kommando. «Beproef niet te
vluchten, want dan schiet ik u neêr!»
«Laat mij slechts ditmaal gaan,smeekte de strooper
met eene zachte stem, «ik bezweer u, dat ik nooit
weêr op uw gebied zal stroopen.
«Voorwaarts, geen praatjes, want die baten u niet
riep Karei. «Gij gaat vooruit en ik volg u. In de
houtvesterswoning zullen wij wel zien welk galgebrok
gij zijt. Marsch, rechtuit, zooals ik zeg en zoek
geene zijpaadjes, want mijn kogel is
gij
Laat mij gaan, breng mij niet in het
in de gevangenis,smeekte de strooper.
«Spaar uwe bede,« zei Karei op ruwen toon.
«Kent gij mijn vader niet? Geen strooper betreedt
ongestraft zijn grondgebied. Ik ben zijn zoon en zijn
evenbeeld en gij hebt dus geene genade te wach
ten
De aangesprokene zuchtte diep en sloeg de handen
voor het gezicht. «Och, vergeef, vergeef, mij,» smeekte
hij nogmaals, ik deed het uit lichtzinnigheid, uit on
bedachtzaamheid. Ik herhaal mijne bedebreng mij
net in de gevangenis. Ik zal het u vergelden, want
ik ben geen boerenknecht, ik ben
«Gij zijt Frans van den molenaar, ik herken u
aan uwe spraak. Doch al waart gij den zoon des
Konings, gij zult mee! De houtvesters van Hoheneiche
hebben nog nooit met wilddieven onderhandeld!»
Aan de borst van den strooper ontsnapte een rauwe
gil en zijne tanden klapperden alsof hij de koorts
had
«Gij hebt mij dus herkend en
laten gaan?» zeide hij met bevende
mij dus in het verderf storten?»
«Het is mij onverschillig, wie gij zijt,# was het
gij wilt mij niet
stem. Wilt gij
antwoord. «Een strooper ontvangt loon naar werken.
Voorwaarts
«Laat mij gaan, bid ik u, of ik bevrijd mij zei ven.
Ilekcn er op, dat ik steiker ben dan gij zijt!» Dit
zeggende boog Frans zich voorover als een roofdier
dat zijn buit wil bespringen.
«Terug donderde Karei en richtte meteen den loop
van het geweer op de borst van de strooper. Waag
het eens als ge durft!»
«God sta mij bij gij of ikzei de strooper
en viel met een geduchte sprong op zijn tegenpartij
aan. Kareis schot knalde, maar gelijktijdig vloog de
loop van zijn geweer, door een geweldigen slag ge
troffen, in de hoogte Dadelijk daarop voelde Karei
zich als met ijzeren hand aangegrepen. Huilend viel
de hond op den aanvaller aan, terwijl de beide man
nen als in doodsangst met elkander worstelden. Dolle
uilroepen van woede ontsnapten aan den mond der
strijdenden, die elkander de keel bijna toeknepen.
«Moordenaar! wilt gij mij dooden?» steende Karei.
«Neen, maar zweer mij dan, dat gij zult zwijgen
was het antwoord.
«Nooit!» klonk het van Kareis lippen.
Juist viel de eerste straal der maan in het anders
zoo vreedzame dal en bescheen het vreeselijk schouw
spel. Twee verbitterde tegenstanders vochten met
elkander op leven en dood.
«Roover, laat de buks los!«
«Dank u, jager!»
Weder hernieuwde zich de strijd. Eensklaps sprong
een der strijdenden terug en zwaaide de buks met
zijne rechterhand door de lucht. Met een vreesdijken
slag daalde zij op het hoofd van den tegenstander
neèr, die met een akeligen gil ter aarde stortte.
De overwinnaar wierp het wapen weg. vluchtte over
de weide en was niet weinige sprongen in hel boscli
verdwenen.
Prachtig werd het dal door de maan verlicht.
Op den met mos begroeiden bodem lag een man
uitgestrekt, wiens aangezicht met bloed overgoten was.
Een kleine dashond likte kwispelstaartend zijne handen.
Een doodsbleek meisje lag over den bewustelooze
heengebogen. Zij streek Ion ongelukkige de haren
van het voorhoofd en luisterde met ingehouden adem
of de arme man nog leefde.
«O God, het is Karei!» riep zij eensklaps in de
grootste smart. Toen ijlde zij weg, en een wolk, die
de maan bedekte, hulde het dal weder in nachtelijk
duister.
In de houtvesterswoning brandde geen licht. De
oude Krautz zat nog altijd bewegingloos in zijn leu
ningstoel en tante zocht boven op hare kamer hare
go deren bijeen. Eensklaps begonnen de honden te
blaffen, de schel werd overgehaald en bijna op het
ze Ide oogenbik werd de kamerdeur geopend.
«Is er dan niemand thuis?» riep eene vrouwelijke
slem.
De houtvester zag verschrikt op en zeiWie vraagt
dat?
«Ik, Hanna Mertens,« was het antwoord.
«Hoe, durft gij hier komen? Zoekt gij misschien
uwen geliefde?»
«Ik kom van hem!« riep zij met eene stem, die
een groot kontrast vormde met die des houtvesters.
«Wees op het ergste voorbereid. Uw zoon is met
een strooper aan 't worstelen geweest. Ik heb de
houthakkers van de Nimlashoogte ter hulp geroepen
en deze brengen hem thuis.»
«Wat zegt gij, meisje? Is mijn zoonmijn zoon
dood.
«Doodelijk gewond,» was het antwoord.
De mannen verwijderden zich zwijgend, terwijl zij