No. 299. Woensdag 13 Augustus. Een Eeuwfeest. FEUILLETON 1784—1884. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder verhooging. pnjs Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Bmnenlandsche AD VERTE NT IEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Hij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Men kan tegenwoordig geen geschied kundig vertoog opslaan, of men vindt daarin personen en feiten beschouwd „in de lijst van hun tijd." In zoover dat omlijsten dient tér verbloeming van ondeugden, hebben we daar maar ten deele vrede mee. Het gaat niet aan de ruwheid van een vorst als Peter de Groote van Rusland of de hardvochtig heid van een geleerde als Calvijn weg te cijferen achter de zeden hunner eeuw. Zij slechts zijn waarlijk groot die hun tijd voor uit zijn en geenszins zij die op 't stuk van humaniteit slaven der ruwe zeden waren. Hoe geheel anders is dat, wanneer we een blik slaan op de fel bewogen 18de eeuw en in deze lijst de stichting plaatsen der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hier is van verbloemen geen sprake. Juist door den donkeren achtergrond van hét jaar 1784 komt de grootschheid der stichting te meer uit. De Maatschappij was ja, een kind van haren tijd, maar die tijd had vele kinderen waarvan hij weinig eer beleefde. Zij was een zijner beste, een kind waaraan hij groot genoegen beleefde. Op het laatst der 18de eeuw had zich in Europa genoeg brandstof opgehoopt om der volken ontevredenheid te doen verkeeren in woede en wanhoop en ons werelddeel in vuur te zetten. Aan de eene zijde de volken als zoovele onmondige kinderen, tot niets nut dan om de andere zijde, de heer- schers in 't leven te houden. Het volk om den vorst, zoo was 't in Frankrijk en elders, het volk om de regenten, zoo was 't hier. Morrend droeg de burgerij de ketenen, haar door groote en kleine geweldenaars aange legd en ze juichte toen de dageraad van een nieuwen tijd in de verte gloorde. Het ge weld hield niettemin met snoode driestheid de teugels in handen, totdat het onmondige kind zijn windselen afwierp, zich man ge voelde en met al de kracht die de wanhoop schenkt, zich stelde tegenover zijn dwinge landen. Het was een vreeselijke schok; van ver zoening was nu geen sprake meer. De oude stelsels hadden afgedaan en moesten afge broken worden. Siddring vaart door d' oude wereld, Op haar grondvest beeft haar troon Wee, wee Eeuwenoude machten wanklen, Adel, altaar, wet. en kroon. Uit de diepe, donkre lagen, Waar het volk van wee vergaat, Vlamt de lang vergaarde brandstof Van haat en wraak. En door d'ondermijnden bodem, Ploft een wereld half ontzind In den opgesperden krater, Van een bloedig schrikbewind. Wee, wee! In donders dreunt de leuze Richtend zonder maat of grens Voor de vrijheid van de volken, Voor de rechten van den mensch In die dagen een Maatschappij te grond vesten, die langs den vreedzamen weg, bui ten politiek en leerstellige haarkloverijen om, streeft naar het geluk van den mensch en beschaving en wetenschap brengt in sferen, die te voren daarvan zoo goed als uitge sloten waren, daarvan komt de onsterfelijke eer toe aan Jan Nieuwenhuijzen, geboren 4 Sept. 1724 te Haarlem en doopsgezind predikant achtereenvolgens te Middelharnis, Aardenburg en Monnikendam. De tijd van Nieuwenhuijzen was rijk aan genootschappen van allerlei aard, doch van een aard, die allerminst geschikt was om whet algemeenvan nut te zijn. Ze waren te geleerd, werkten te omslachtig en hunne werken waren voorde burgerlui ongenietbaar. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen heeft zich van hare geboorte af bewogen op praktisch terrein en 't is geen toeval dat haar eerste streven gericht was tot verbete ring van 't schoolwezen en het verhelpen der gebreken in de scholen. Ze is aan haar eerste U.fd de lagere school getrouw gebleven tot op den huidigen dagOns lager onderwijs vindt nog steeds in het Nut een zeer trouwe vriendin. Talloos veel zijn bovendien hare pogingen Woorden uit de feestcantate van J. de Vries, muziek van Dan. de Lange. geweest tot verspreiding van kennis, aankwee king van goede zeden, bevordering van volks welvaart en volksbeschaving. Hare werken tot dat doel uitgegeven en voor geringen prijs verspreidt, maken een compleete bibliotheek uit. Ze heeft allerwege spaarbanken opge richt en wanneer de postspaarbank aan haar doel beantwoordt, 't geen niet tegen te spre ken is, dan is dat voor een groot deel te danken aan de Maatschappij, die 't volk geleerd heeft te sparen. Ze heeft in tal van plaatsen kringen in 't leven geroepen, waar onder gezellig samenzijn, nuttige leer ingen onder de menigte verspreid zijn hare bekende leesvergaderingen vormen in me nige plaats zoovele lichtpunten in de koude, donkere winters. Waar zouden we eindigen wanneer we in de opsomming van wat 't Nut voor goeds gedaan heeft, naar volledigheid trachtten? Dat 't Nut een echte dochter, ook nog van onzen tijd is, bewijzen bovendien de duizenden, van allerlei rang en stand en van verschillende richting in 't godsdienstige," die haar liefhebben en eeren als Werkzame vriendelijke dochter, Van 't vrije Nederland! Onder hare hoede worden, De dierbare vrijheid En 't recht dat heilig pand Geen kraters, maar schuttende wachters, In 't veilig Vaderland! Heden en morgen 12 en 13 Aug. zal te Amsterdam, sinds 1787 de hoofdzetel der Maatschappij, haar honderdjarig bestaan ge vierd worden. De departementen zullen NOVELLE NAAR HET DUITSCH FRIEDRICH ZIMMERMAN. 20) De boer zette groote oogen op, want hij kwam tot de ontdekking, dat hij trots zijne zeer hoog geroemde wijsheid, toch zeer onvoorzichtig was ge weest. »Ja wist gij dat dan niet?« zei hij, eenigzins van zijn stuk gebracht, »ik dacht, dat de ge wonde reeds lang alles had gezegd. Toen echter herkreeg hij zijne gewone bedaardheid en zijn ge woon overleg. De boer van de Nimlashoeve was de persoon niet, om zich zoo aanstonds gevangen te geven. «Nu dat niet het geval is,vervolgde hij, «zult gij, hoop ik, op mijn dringend verzoek zwijgen over datgene, wat ik u heb medegedeeld." Gij stelt groot vertrouwen in mij,« zei het meisje met bittere ironie. «Ik heb recht om dit te kunnen doen,« was het antwoord, «want ik ken de lieden, die ik noodig heb.« Hij dacht een oogenblik na, of hij nu het gesprek zou eindigen of niet, doch zijn scherp ver stand zei hem, dat hij thans alleen door geheele openhartigheid zijn doel kon bereiken. Hij had zich nu eenmaal verraden en moest nu uit de omstandigheden het grootst mogelijke voordeel trachten te trekken. Hij vervolgde daarom: «Gij zult mij niet ongelukkig maken, nu ik mij op uwe grootmoedigheid heb ver laten, daartoe ken ik u veel te goed. Ik stel dan ook met vertrouwen mijn lot in uwe handen. Hoor slechts wat ik u heb mede te deelen. Zooals gij weet, ilanna, is Frans van den molenaar een aartsdeugniet. Ik heb mijn zoon Gebhardt daarom dikwijls gewaarschuwd, zich met de familie Ilolzegger in te laten, ofschoon vader en dochter alle achting verdienen en de oude molenaar daarenboven zeer rijk is. Ware Frans niet zulk een woeste, lichtzinnige knaap, ik zou nooit eene betere schoondochter wenschen dan Regi is. Gedane zaken nemen echter geen keer en thans moet ik mij naar de omstandigheden schikken. Mijn zoon en Regi hebben elkander trouw beloofd en als de mole naar dus in schande komt, zoo daalt die ook op mijn hoofd neêr. Gij kent de menschen van ons dorp, Hanna, zij zullen zeggen, dat de boer van de Nimlashoeve wel beter uit zijne oogen had kunnen kijken. «Ja, de laster der lieden valt hard, als men dien niet verdient», was het antwoord. «Ik hoop toch niet, dat gij mij zult haten, omdat de andere bewoners van ons dorp u veel leed heb ben gedaan?» vraagde de boer. «Neen,» zei Hanna, «spreek maar verder. «Toen Gebhardt gisteren avond thuiskwam en het ongeluk vertelde, toen dacht ik: «de slag treft ook mij. Natuurlijk kan er van het voorgenomen huwelijk niets komen, als Frans aangeklaagd en in de gevan genis gebracht wordt. Daarom ben ik van nacht, toen ik slapeloos te bed lag en over de zaak nadacht tot overtuiging gekomen, dat het zeer wenschelijk zal zijn om de zaak in der minne te schikken en mij dunkt, dat dit wel kan geschieden, want het gebeurde, hoe afkeurens waardig het ook moge zijn, is meer te beschouwen als een gevolg van jeugdige lichtzinnigheid en dwaas heid dan het bepaald slecht is te noemen. Frans en de jonge heer houtvester hebben samen gevochten, dat is de zaak. Mijnheer Karei heeft op Frans ge schoten en hem aan het hoofd gewond. Nu, dat is hem niet kwalijk te nemen, want de mensch kan natuurlijk niet verantwoordelijk zijn voor datgene, wat hij in drift doet. Wilde men den mensch alles ten zwaarste toerekenen, dan kwam iedereen op het schavot. Karei zou Frans zeer zeker hebben doodgeschoten, als de laatste niet op het juiste oogenblik het geweer omhoog had geslagen. Nu werd hij slechts licht ge wond. Daarna hebben zij elkander aangegrepen. Frans is evenals zijn vader sterk, veel sterker dan de jonge houtvester. Daarom kon hij hem de buks uit de hand rukken, waarmede hij hem dien vreeselijken slag heeft toegebracht. God geve, dat mijnheer Karei herstellen en de oude heer houtvester genade schenken moge. Er moet ook in aanmerking worden genomen, dat de mensch geen wild dier is, waarop men oogenblikke- lijk losbrandt.» «En waarom vertelt gij dit alles aan mij vraagde Hanna. «Omdat ik vertrouw, dat gij mij zeer goed zult kunnen en willen begrijpen en over de zaak zeer juist zult oordeelen. De heer houtvester heeft geen de minste achting voor een boer en wordt oogen- blikkelijk zoo driftig, dat men met hem geen verstandig woord kan spreken. Daarenboven is hij de vader vaa den gewonden jongeling. Gij echter zult, dat weetik, ook aan andere lieden en aan hun ongeluk denken en dus medelijden hebben met Frans van den molenaar.» »Ik?« riep het meisje met fonkelende oogen, «ik? Heeft hij mij niet het grootste verdriet aangedaan, de moordenaar En denkt gij dat Hanna Mertens geen hart in de borst en geen bloed in hare aderen heeft «Gij oordeelt geheel verkeerd,» antwoordde de boer. «Juist omdat ik weet, dat bij u het hart op de rechte plaats zit, daarom spreek ik met u. Ik begrijp zeer goed, dat gij toornig en tot in de ziel bedroefd zijt, omdat uw geliefde door de schuld van een ander dood terneder ligt, maar gij moet niet vergeten, dat er beterschap is te bespeuren en dat de houtzaagmolenaar met zijne familie voor het ge heele leven diep rampzalig is als Frans gestraft wordt. En daarenboven, welk een zalige troost en welk een in age vreugde zult gij in latere dagen kannen sma- ke i bij het bewustzijn, dat gij die menschen hebt gered. «Gij zijt een goed advokaat voor de familie Hoiz- eg,rer,zei Hanna somber. «Omdat ik weet, dat ik voor recht en billijkheid pi it, geloof mij,» was het antwoord. «Gij hebt allen gr nul voor uwe vijandschap, maar het zou u later to :h berouwen, als gij die ongelukkige menschen thans in hun ellende aan hun lot overliet. Zij hopen nog slechts op u, want een ander kan hun niet helpen. En vergeet niet, dat de jonge heer höntvester Frans van den molenaaar tot het uiterste heeft gebracht. Voor alle beden was hij doof en daarop is Frans in blinde razernij op hem aangevlogen. Het verdere is u be vend. En hoe weet gij zoo nauwkeurig, dat de zaak ;.ic i zoo en niet anders heeft toegedragen?» vraagde Hanna. «Gebhardt kwam dadelijk met het nieuwtje thuis. In den molen heerschte de grootste opschudding toen Ü'J.PJ.1.ll.'JÜ!1.1!™!.1_L VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1