No. 300.
Zaterdag 16 Augustus.
1884.
DE CHOLERA.
FEUILLETON
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Een reiziger op den weg naar Damas-
kus, zegt het volksverhaal in Syrië, zag
iemand voor zich uitgaan, die iets boven
natuurlijks over zich had. De reiziger haalde
den vreemdeling in en vroeg hem wie hij
was en waarheen hij ging. Ik ben de
Pest en ik ga naar Daraaskus. - En hoe
veel slachtoffers zult gij daar maken? Dui
zend. De tijd ging voorbij, de Pest woedde
in Damaskus en doodde twee duizend men-
schen. De reiziger ontmoette weer den
vreemdeling en verweet hem dat hij zijn
woord niet gehouden had en tweemaal zoo
veel dooden had gemaakt als hij beloofd
had. Neen, zeide de Pest, ik heb duizend
menschen gedood, het tweede duizendtal is
gedood door de vrees.
In verband met de cholera, die in deze
dagen in het zuiden van Frankrijk heerscht,
en terwijl wij dit schrijven, gelukkig afne
mende is, werd deze legende in de laatste
dagen eenigzins gewijzigd nog eens aange
haald en naar ons dunkt, niet ten onrechte.
Allerlei sensatieberichten lezen wij over de
gevreesde ziekte, korte berichten over plaat
sen, die honderden uren van ons vandaan
liggen maar van welken afstand het volk
geen begrip heeft en dat als zeer nabij be
schouwt, hetgeen inderdaad zeer ver is
sommige reclame makers spreken zelfs van
de naderende cholera, alsof zij voor de deur
stond en eiken dag hare entree te verwachten
is; al die zaken en nog vele andere ver
wekken vrees, en vree3 is niet de beste
raadgeefster.
Toen de cholera de eerste maal haar in
trede in Europa maakte, veroorzaakte zij een
ware paniek. Het was kort na 1830, toen
pas een vreeselijke opstand in Polen was
gedempt. Uit het zuid-oosten van Europa
kwam zij en schreed langzaam voort, naar
onze streken toe. Eiken dag vorderde zij
I een zes of zevental uren op haren weg naar
het westen. Het was eene ziekte, die nie
mand in Europa kende, eene ziekte, die
werkte als een bliksemstraal, het was door
gaans in eenige uren afgeloopen, van de
aangetasten stierven 95 en de weinigen die
de ziekte te boven kwamen waren niet half
meer, die zij geweest waren. De onzinnig
ste, buitengewoonste denkbeelden heerschten
onder het volk en ook onder de meer be
schaafden over de vreeselijke plaag. Som
migen schreven haar toe aan een boven
natuurlijk persoon, die langzaam naar het
westen voortschrijdende, haar giftstof ver
spreidde Ahasverus noemde men haar
anderen schreven haar toe aan booswichten
die op gruote schaal de bronnen vergiftig
den, want aan vergif kon men alleen de
snelle werking der ziekte toeschrijven en
meer dan een onvoorzichtige moest deze
volkswaan met den dood bekoopen. Waren
de oorzaken waaraan men de ziekte toe
schreef dwaas, niet minder dwaas waren de
geneesmiddelen en de geneeswijze die men
voorschreef. Vrees, zoo zeide men, was ver
keerd; sterke verhittende drank, vroolijk-
heid waren de geneesmiddelen. Te midden
der afgrijselijke ziekte gaf het volk in de
groote steden zich aan de onzinnigste los
bandigheid over; de orgiën die met Vasten
avond van 1832 in Parijs en in n idere
groote steden gehouden werden, gingen alle
perken te buiten en herhaalde malen zag
men het gebeuren, dat de menschen, door
de ongebondenheid verzwakt, te midden
hunner feesten en onder hunne optochten
werden aangetast en stervende van tusschen
de feestvierenden werden weggedragen. De
overgeblevenen zetten hunne woeste spelen
voortte midden van zooveel dooden was
men voor alles onverschillig geworden en
tusschen het feestgejuich trokken de lijk
wagens met hun vreeselijken last naar de
kerkhoven en naaar weinigen werden er ge
vonden, die zich met die laatste zorgen
belasten wilden.
Voor deze ziekte stond de wetenschap
stil. Zij kwam te onverwacht en te vreeselijk,
zooals pest en zwartedood eeuwen vroeger.
Evenals die vroegere krankheden deed de
cholera hare herhaalde invallen, doch de eer
ste aanval was de sterkste geweest niet al
leen, maar de ziekte vond nu ook hare be
strijders in mannen, die met opoffering van
gezondheid en leven soms den vijand gingen
bestrijden, die de oorzaken opspoorden en
naar tegengift zochten. Geheel geslaagd is
men nog niet; wel meent Dr. Koch den
oorsprong gevonden te hebben en hoopt hij
te zullen slagen bij wijze van inënting de
ziekte krachteloos te maken, maar zoover
is men nog niet. Toch hebben de herhaalde
epidemiën geleerd dat de ziekte krachtige
bondgenooten heeft in onreinheid en in on
gebondenheid, en dat op de plaatsen waar
men met alle gezondheidsmaatregelen den
spot drijft, de cholera daar het hevigst woedt
dat leeren op dit oogenblik Marseille en
Toulon ook weer, want de grootste massa's
slachtoffers worden juist in die wijken ge
vonden waar de onzindelijkheid het groot
ste is.
Naar aanleiding van het uitbreken van
r]e cholera in eenige Zuidelijke streken van
Europa schrijft de heer John Murray, het
hoofd der geneeskundigen in Engelsch Indië,
eenige opwekkingen die de aandacht ver
dienen. De quarantaine-maatregelen, zoo
schrijft hij, die in vroeger tijd in toepassing
werden gebracht om voor een ander soort
van ziekte te behoeden, zijn volkomen nut
teloos gebleken ter beperking der cholera
in handeldrijvende landen. In deze eeuw van
stoom is het mogelijk, dat iemand door ge
heel Europa wordt vervoerd, ofschoon hij
reeds de kiemen der ziekte onder de leden
heeft, en de epidemie kan zich hechten aan
allerlei voorwerpen voor een onbepaalden
tijd, die dagen, maar ook maanden kan du
ren. Het is onmogelijk de komst van de
cholera te voorkomen, tenzij alle gemeen
schap ophoude met de landen, waar zij
heerscht, maar vóór en wanneer zij er is,
kan de verspreiding in het land zelf worden
beperkt en hare krachten verzwakt, door de
wegen te bewaken waar langs de ziekte gaat
en door de onreinheden te verwijderen,
waarin zij welig tiert.
De heer Murray noemt drie periodes van
de ziekte de eerste periode, neerslachtigheid,
gebrek aan eetlust, in het algemeen malaise,
de tweede diarrhee, en de derde, kramp.
Het gewone geneesmiddel, waartoe de men
schen hun toevlucht nemen bij eene epidemie
zijn geestrijke vochten. Met mate gebruikt,
zijn ze zeer dienstig in de eerste periode,
omdat zij de spijsvertering bevorderen, maar
te veel gebruikt zijn ze gevaarlijk en zij zijn
geheel krachteloos, wanneer zij in eene ver
lamde maag komen. De verwarmende pil,
zooals Dr. Murray die steeds in Indie voor
schreef, is geen tegengif voor de cholera,
maar een hulp aan de natuur verleend door
het voortbrengen van maagsap, dat een tegen
gif is. De maag en de ingewanden schijnen
de eerste schuilplaats van de kiem te zijn,
en de buitengewone snelheid, waarmede de
microben zich vermenigvuldigen is bekend.
De kracht van het maagsap tot vernietiging
van rottende of gistende levensdeelen, mag
ook gerekend worden zich uit te strekken
tot de cholera-microben, ook zonder eenige
gevaarlijke ontlasting te vertoonen. Zoodoende
zou dus de vernietiging der ziekte verklaard
kunnen worden in de eerste perioden door
een vermeerderden toevloed van het maagsap,
IlUOllVji 1UI1I iiviivuvivuu.
NOVELLE NAAR HET DUITSCH
FRIEDRICH ZIMMERMAN.
21)
Een verachtelijk lachje speelde om llanna's lippen.
Het koude egoisme van den boer was haar een walg,
maar het treurig lot van den molenaar en zijn gezin
verwekte ten volle haar medelijden.
Kijk, gij zijt verstandig en goed, Hanna,« ver
volgde de boer, »en zult dus met den heer hout
vester spreken, niet waar? Het zal voor u en uwe
moeder geen schade zijn. Wie den boer van de Nim
lashoeve tot vriend heeft, die heeft in het dorp
heel wat te zeggen, dat weet gij, en ik zal u steeds
gedachtig zijn als gij alles in orde brengt.
Als ik het doe, zoo geschiedt het ter wille
van de arme familie op den molen en niet om
u,« zei Hanna scherp. »Uw dank verlang ik niet.
Frans heeft mij zeer zwaar gegriefd, doch dat kunnen
de ouders niet helpen. Zij zijn edel en braaf en hoe
wel zij zooveel verstand niet bezitten als gij hebt,
zij hebben het hart op de rechte plaats en dat is
mij meer waard dan het grootste verstand.»
De boer bleef kalm bij het hooren van dit verwijt
en staarde naar de toppen der eiken, als had hij hare
laatste woorden in 't geheel niet verstaan.
»Gij zult dus doen wat ik heb gevraagd?» zeide
hij. «Al zijt gij eenmaal juffrouw van den houtvester,
zoo kunt gij toch den boer van de Nimlashoeve nog
wel noodig hebben. Een goeden naam en de achting
zijner medemenschen heeft ieder noodig, die gelukkig
wenscht te leven en de boer van de Nimlashoeve is
de man, die u dat onmisbare kan verschaffen; bedenk
dat wel, Hanna. De daad is niet meer ongedaan te
maken en het onderzoek van de rechtbank zal
denkelijk toch tot niets leiden, omdat Frans dan
waarschijnlijk reeds buitenslands is. Het kan toch
uwe bedoeling niet zijn om onschuldigen in het on
geluk te storten. Deedt gij dit, dan zou een onrustig
geweten levenslang uw deel zijn.
De hoogmoed van den boer verloochende zich zelfs
niet nu hij hulp kwam zoeken, 't Was duidelijk dat
hij Hanna als zijn mindere beschouwde, die hij door
eene voordeelige aanbieding, gepaard met bedreiging,
wel voor zich zou kunnen winnen. Hij meende haar
voor hare diensten te kunnen betalen. Voorzeker zou
hij zijn doel hebben gemist, als het meisje niet door
haar edel hart tot weldoen en vergiffenis gedron
gen ware geworden. De trotschheid van den boer
mocht haar tegen de borst stuiten, zij kon de
goede zaak niet benadeelen.
llanna's gemoed was overvol. De troostelooze ver
twijfeling had v er de blijde F op plaais gemaakt 1';
geliefde leefde, nad teekenen van bewustzijn gegeven
en zou volgens de verklaring van den dokter genezen,
misschien spoediger dan men aanvankelijk had durven
hopen. De oude houtvester scheen een geheel an
der mensch te zijn geworden. Zoo norsch en onvrien
delijk hij vroeger was, zoo goedig en vriendelijk was
hij thans. Hij had gezegd, dat hij het gepleegde on
recht zooveel mogelijk goed wilde trachten te maken
en wat kon hij daarmede anders bedoelen, dan dat hij
zijne toestemming tot het voorgenomen huwelijk zijns
zoons wilde geven?
In deze gemoedsstemming waren de sombere geesten
van haat en wraak uit llanna's hart verbannen en de
goede geest der verzoening had zich daarin gezeteld.
Zij wilde en kon geene anderen ongelukkig maken,
nu voor haar de zon des gelnks begon te schijnen
zij zou niet kunnen leven bij het bewustzijn dat an
deren door hare schuld moesten treuren, terwijl zij
alle reden tot blijdschap had.
«De houtvester van Iloheneiche zal den houtzaag
molenaar niet in het ongeluk storten, indien ik het
kan verhinderen,zeide zij na eenige oogenblikken
van ernstig nadenken. «Maar waarom komt hij zelf
niet? De bede van een vader vindt eerder ingang
in een vaderhart, dan die eens vreemden. Ik geef u
echter de verzekering dat ge aan Hanna Mertens niet
te vergeefs om hare bemiddeling hebt gevraagd. Laat
den houtzaagmolenaar gerust komen, ik zal voor en
met hem smeeken maar hij moet zelf komen.
«Ik zal dadelijk tot hem gaan en met hem spre
ken,» zei de boer «maar ik twijfel of hij wel zal
durven komen. Hij is bijna krankzinnig, en gezond
verstand heeft hij nog nooit veel bezeten Dit zeg
gende trok de boer met zijne schouders, alsof hij te
kennen wilde geven, dat hij oneindig verre boven den
•;i se; io' m' ve i o was. 'Vaarwel, Hanna,
rei v.ngüe h «iluua ..v woord! Wat ik u heb be
loofd zal gebeuren, want ik ben de boer van de Nim
lashoeve.» Daarop keerde hij zich om en ging lang
zaam en met afgemeten tred heen, als had hij over
den verkoop van een stuk vee onderhandeld en niet
over eene zaak, waarvan het wel of wee eener ge-
heele familie afning.
«Zulke menschen hebben over mijne moeder den
straf gebroken en de eer mijns vaders ontheiligd,
sprak Hanna verachtelijk bij zich zeiven. Toen echter
vielen haar de laatste woorden van den houtvester te
binnen, die zij tijdens het gesprek met den boer ge
heel had vergeten. De houtvester had haren vader
gekend, wist misschien, wie hem had vermoord, kon
waarschijnlijk opheldering geven over alles, wat toen
maals was voorgevallen. Mocht zij dit niet met eenigen
grond vermoeden Haastig keerde zij daarom in huis
en in de ziekenkamer terug.
De houtvester scheen hare afwezigheid in 't geheel
niet bespeurd te hebben, zoo diep was hij in ge
dachten verzonken. Eerst toen zij zich over den ge
wonde boog, aan wiens rustige gelaatstrekken en ge-
1 kmatige ademhaling men duidelijk zijne toenemende be-
t i schap kon bemerken, werd hij haar gewaar en zag op.
«Heeft de jongen zich bewogen, Hanna? Ik heb
nets gehoord, want mijne gedachten waren ver weg
in het verleden.»
«Bij mijn vadervraagde het meisje haastig.
De houtvester knikte.
«Gij zeidet straks, dat gij hem had gekend.
«Gekend? Neen, Hanna dat niet. Wij heb
ben elkarder slechts eenmaal in ons leven gezien
dat was in dat onzalig onvergetelijk oogenblik.»
Ilunna zette zich weêr naast het bed neêr en
vouwde hare handen in den schoot. Zij voelde zich
gedrongen, den houtvester om nadere mededeeling te
verzoeken, dan hij tot dusverre in die korte onsamen
hangende woorden had gegeven, maar een zeker ge
voel van beklemdheid, eene vrees, van welker oorzaak
zij zich zelve geen rekenschap kon geven, scheen
hare tong te verlammen. De oude man vestigde zijne
oogen, die door angst en door het gemis van slaap
bloedrood waren geworden en onrustig schitterden,
beurtelings op zijn zoon en diens verpleegster. Einde-
DE LA
en Alteiia,
VAN