No. 302.
Zaterdag 23 Augustus.
1884.
GEUREN.
II
FEUILLETON
VOOR
Uitgever: L. J. VEEItMAN Heusden.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N T IE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
De wijsgeeren maken onderscheid tus-
schen whoogere" en ^lagere" zinnen en reke
nen tot den laatsten benevens den smaak
en den tastzin, ook den reuk. En niet ten
onrechte. Het gehoor ontsluit ons het
schoone rijk der tonen, de spraak is de
uitdrukking van ons geestesleven en met
het oog meten we het zichtbare deel der
oneindige schepping. Met ons reukorgaan
kunnen we echter alleen waarnemen wat
in onze onmiddellijke nabijheid is. Voorde
oefening van oog en oor wordt in onzen
tijd veel gedaan. Van oefening van het
reukorgaan is alleen sprake bij wijnhande
laren, apothekers en handelaars in parfu-
meriën en de geneeskundige faculteit kent
alléén specialiteiten in ziekten van gezicht
eii gehoor. Terwijl men dagelijks klachten
hoort over verzwakking van deze zinnen,
hoort men slechts hoogst zelden klagen
over onvoldoende werking der reukzenuwen
het is den meesten onverschillig of zegeu
ren kunnen waarnemen of niet. Dat ons
zintuig van den reuk zeer nauw samen
hangt met ons innerlijk leven en het tegen
over het rijk der geuren staat als het
oog tegenover dat der kleuren, valt nie
mand op.
En toch hebben de geuren ten allen tijd
in de menschenwereld een groote rol ge
speeld. Bovenal op het gebied van den
godsdienst.
In de tempels, door den mensch ter eere
der Godheid gebouwd, ontbreken bijna nim
mer welriekende geuren. Nevens gezang en
muziek wordt daar ook plaats gegeven aan
bloemen, myrrhe, reukvaten, wierook en
andere geurende stoften. Als de heidenen
een lam slachten en offerenstijgt de
braadgeur ten hemel, die verondersteld
wordt den goden bijzonder welgevallig te
zijn. Ook bij de Israëlieten was het brand
offer een hulde aan den Heer: ,/want
den Heere is een brandoffer een zoete
geur" staat er in het tweede boek van
Mozes.
Welriekende geuren ter eere derhoogere
machten, vindt men voorgeschreven in alle
godsdiensten van het aan geuren zoo rijke
Oosten. Voornamelijk onder de volken die
Boeddha belijden. De geschiedschrijver Emer
son Tennent schrijft/Geurende bloemen
en kransen zijn bij de Godsdienstige ge
bruiken op Ceylon onmisbaar. De tempels
van Boeddha zijn gedurende den dienst tot
stikkens toe gevuld met de geuren van
jasmijn en schambrak en op de groote
feestdagen van dezen heilige zijn ze van
den grond tot de spits behangen met fes
tons van bloeiende en welriekende plan
ten, zoodat ze op monsterbouquetten ge
lijken.
De oude Grieken beschouwden de wel
riekende geuren niet slechts als een hulde
aan de goden, maar ook als een teeken
van hunne tegenwoordigheid. De goden
kondigden hunne verschijning alleen door
geuren aan.
Ook in de poëzie van al de volken vindt
men een ruim gebruik van geuren. En dat laat
zich verklaren. Meer dan kleuren en tonen
zijn de geuren mysterieus. Ze zijn zacht en
liefelijk, onmerkbaar voor andere zintuigen,
ze hebben iets geheimzinnigs. Bloemen die
geur missen, komen ons onvolmaakt, ziel
loos voor. We beschouwen ze als prachtige
vogels, die niet zingen kunnen. De onaan
zienlijke nachtegaal staat hooger bij ons dan
de kleurige pauw en zoo zou de roos nooit
tot koningin in Flora's lusthof verheven zijn,
wanneer ze slechts door haar kleurenpracht
ons oog bekoorde. Juist de geuren in de
plantenwereld maken deze zoo beminnens
waardig en geven den dichter aanleiding
om zelfs nederige plantjes, als viooltjes en
vergeet-mij-nietjes ons als symbolen van
nederigheid en trouw voor te stellen en tot
ons te doen spreken.
Dat ieder wezen een eigendommeiijke
reuk heeft, die uit zijn lichamelijke gesteld
heid voortkomt, bewijzen o. a. de honden
die met behulp van hun reukorgaan uit
honderden van voetstappen die hunner mees
ters terugvinden. Er zijn ook menschen
geweest die dit vermogen bezaten. Een
Parijsche docter verhaalt van een dame die
hare bekenden herkende, alleen op den reuk
af. Hetzelfde verschijnsel vindt men ook
in het groot terug. Ook de verschillende
volkstammen en rassen hebben een eigen-
aardigen reuk. De tijgers in Achter-Indië
volgen, met den neus snuffelend, de sporen
van menschen en het vleesch der inboor
lingen stellende boven dat der Europeanen,
weten ze zeer goed de voetstappen der eer
sten te vinden, terwijl ze die der laatsten
onverschillig voorbijgaan. De Spanjaarden
hebben in Amerika met behulp hunner
bloedhonden, die met hun reukorgaan dep
neger van de anderen wisten te onderschep
den, de weggeloopen zwarte slaven terug
laten halen of doen verslindenja, deze
honden hebben hunnen heeren den weg
gewezen naar de stammen der Indianen,
die hun vijandig waren, terwijl ze de andere
ongemoeid lieten. In de Vereenigde Staten
bemerkt iedere blanke de vermenging met
negerbloed terstond, zoowel aan de nagels
der vingers als aan den reuk. Het is een
reden van afkeer van dit ras dat het een
eigenaardigenonverdragelijken reuk van
zich geeft.
lil
NOVELLE NAAR HET DUITSGH
FRIEDRICH ZIMMERMAN.
23)
De oude man hield eenige oogenblikken op met
spreken. Hij moest even rusten, want zijn gemoed was
tot berstens toe vol. Hij boog bet hoofd voorover en
zuchtte eenige malen diep zeer diep.
Eindelijk vermande hij zich echter weder en ver
volgde: »Ja, zij was te teêr, daarom moest zij sterven.
Ik had haar vroeger altijd verzorgd en verpleegd als
een klein kind en haar steeds moed ingesproken, doch
thans was ik niet meer de man van voorheen. Als
ik nu thuis kwam, schertste ik niet meer met haar.
Yroolijkheid en opgeruimdheid waren van mij geweken
en hadden voor wrevel en ontevredenheid plaats ge
maakt. Dat kon mijne arme Marie niet verdragen. Ik
zag het, en o God, ik was niet in staat mijn
karakter tegenover haar te verloochenenToen, meisje,
zwoer ik een duren eed, dat ik geene genade zou
hebben met den strooper, als ik hem mocht over
vallen.
Eindelijk brak een heldere Novembernacht aan. De
maan scheen zoo liefelijk, als wilde zij kalmte en
vrede in mijn gemoed uitstorten. Mijne vrouw lag
ziek te bed, doch ik kon niet bij haar blijven
ik moest naar buiten om den wilddief op te sporen.
Wrevelig liep ik in het bosch rond. Daar hoorde ik
eensklaps, toen ik bij den Barrenberg kwam, in het
dal een schot vallen. Dat moest een schot van den
strooper zijn: nu was ik hem nabij. In een oogwenk
was ik in het dal en vond den strooper bij een klein
kreupelboschje. Hij had den gevelden bok daarheen
gesleept en was juist voornemens met zijne prooi te
vluchten. Ik riep hem niet lang aan het bloed
steeg mij naar het hoofd mijne oogen waren als
met een sluier bedekt radeloos, zinneloos vloog
ik op hem af. De man hoorde mij en keerde zich
verschrikt om. Nog zie ik hoe ontzet hij mij aan
staarde. Daar knalde mijn schot en mijn kogel vloog
hem midden door het hart! Eerst toen hij voor mij
lag en zijne brekende oogen aanklagend op mij ves
tigde, veranderde mijne wraakzucht in ontzettend be
rouw.
«En die wilddief was mijn vader zei
Ilanna met eene doffe stem, terwijl haar het hoofd
op de borst zonk. Zij had veel verloren in dit uur.
Het beeld haars vaders, dat haar steeds zoo rein en
vlekkeloos voor den geest had gestaan, verscheen haar
thans in een geheel ander licht! Het was nu bezoedeld
Daarenboven verdonkerde de ster der hope, die haar
sedert het ontwaken harer liefde zoo vriendelijk had
toegeschenen en om haar werd hel nacht stik
donkere nacht! Hoe toch zou zij den zoon van dien
man kunnen toebehooren, die haar vader had ge
dood.
«Ja, kind, die wilddief was uw vader,vervolgde
de oude man op geroerden toon. «Uwe oo.gen zijn de
zijne. Ik ging naar huis en wilde mijne over
heid het geheele voorval melden, zooals mijn plicht
mij dat voorschreef. Op den terugweg kwamen mij
echter allerlei zonderlinge gedachten in het hoofd. Ik
was mij bewust onrecht gepleegd te hebben en dat
maakte mij onrustig. Wel is waar zou ik mij kunnen
verantwoorden en behoefde ik geene straf te vreezen,
maar dan moest ik de ware toedracht der zaak ge
heim houden. Volgens mijne instructie mocht ik
slechts in geval van nood van mijne wapens gebruik
maken en dat was niet gebeurd. Indien ik de waar
heid sprak had ik groote kans naar een ander d>s-
trikt verplaatst te worden. VerplaatstBij die gedachte
steeg mij het bloed naar het hoofd. Zie, Ilanna, ver
plaatsing is een smaad, die ik niet had kunnen ver
dragen. En dan mijne arme vrouw. Zij had eene
zorgvuldige verpleging noodig en die kon ik haar
thans geven, want de houtvesterij van Holieneiche is
eene van de besten uit het geheele land. Werd ik
verplaatst, dan zou mijne vrouw gelijk andere hout
vestersvrouwen, hard moeten werken en zich allerlei
ontberingen getroosten, en dat zou haar ten grave
brengen. Dat mocht niet gebeuren, daarvoor had ik
mijne vrouw veel te lief en daarop nam ik het vaste
besluit om de zaak geheim te houden. Het was het
eerste onrechtvaardige besluit in mijn geheele leven.
Ik had ook wel kunnen mededeeien dat ik mij
in staat van verdediging had moeten stellen of dat de
wilddief op mij had geschoten. Ik had dat veilig kun
nen doen, want wie kon mij het tegendeel bewijzen?
Doch zoo laag was ik, Goddank, nog niet gezonken.
Alles in mij verzette zich tegen deze leugen, want
dan zou ik de eer mijner vaderen hebben bezoedeld
Ik keerde dan terug, droeg het lijk van den wild
dief naar het dal, daar, waar de boschweg voorbij
loopt, en lei het daar neder. De afgeschoten buks nam
ik mede en wierp die in het moeras achter de Kop-
penhoogte. Toen ging ik naar mijne woning en liet
door mijne knapen den reebok halen, dien ik volgens
mijn zeggen zelf had geveld. Toen men den volgen
den morgen het lijk van Mertens vond, kwam geen
der dorpelingen op de gedachte, dat ik hem zou heb
ben gedood, want niemand in het dorp wist dat hij
uit stroopen was gegaan. Maar mijne vrouw zag scher
per dan de anderen met wie ik in aanraking kwam.
Zij las op mijn gelaat dat ik de moordenaar was.
En dit was ook waarlijk geen wonder, want de
smart, die ik over mijn wandaad gevoelde, verteerde
mij, verbande alle vroolijkheid en maakte mij norsch
en eenzelvig. Een man van karakter kan ook onmo
gelijk vrede hebben met zulk eene daad, al heeft bij
ook geheel volgens zijn dienstreglement gehandeld.
Een ander moge hem verontschuldigen, ja zelfs van
de misdaad vrijspreken, zijn eigen geweten klaagt hem
aan en dat, Ilanna, is erger dan al het andere.
Maar Maria merkte wel, wat er in mij omging,
doch zij zweeg. Eerst op haar sterfbed heeft zij mij
gezegd hoeveel zij om mijnentwille geleden en gedra
gen had.
Sedert dien rampzaligen nacht was alle geluk uit
mijn huis verdwenen. Mijne lieve Marie werd van
dag tot dag zieker en zwakker en drie maanden later
stierf zij bij de geboorte van een levenloos meisje.
In haar stervensuur heeft zij mij gevraagd of ik niet
de moordenaar van Mertens was, en toen ik die vraag
bevestigend beantwoordde, moest ik haar beloven,
zoolang ik leefde, voor de arme weduwe en haar
kind te zullen zorgen. Ik deed het en toen sloten
zich de oogen der onvergetelijke voor altijd. Weldra
daalde zij in de groeve en met haar dierbaar over
schot werd ook het geluk van Hoheneiche begraven.
Mijne belofte heb ik vervuld, zoo goed ik dit konde
doen. Ik was het, van wien uwe moeder alle drie
maanden geld ontving. Een mijner vrienden, een ad-
vokaat uit de stad, heeft steeds getrouw voor de ver
zending van het geld gezorgd. Meer kon ik niet doen,
VAN