No. 305. Woensdag 3 September 1884. OVERDRIJVING. FEUILLETON. UitgeverL. J. VEERMAN. Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche AD VERTE NT IEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden tlechts tweemaal in rekening gébracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. De strijd om den Presidents-zetel in Amerika's grootsten Staat is in vollen gang. Om de vier jaar treedt daar de hoogste ambtenaar af en is dadelijk herkiesbaar, maar de herkiezing behoort tot de zeld zaamheden. Dat de keuze van den Presi dent een strijd is tusschen partijen, is licht te bevroeden, want bijna overal is de keuze van degenen, die geroepen worden om te regeeren of mede te regeeren, een partij strijd. Maar in de Vereenigde Staten is het erger dan dat. Het is daar de gewoonte dat al de hoogere landsbetrekkingen ver vuld worden door personen, die tot dezelfde partij behooren als de President. Wanneer dus een President van eene andere richting aan het roer komt, dan volgt daar onmid dellijk op dat een heirleger van ambtena ren ontslagen wordt, en nieuwe mannen, mannen van de partij, worden aangesteld in hunne plaats. Deze handelwijze is oor zaak dat de strijd daar zoo heftig is het is niet alleen de beslissing, wie President zal worden, maar door de verkiezing wordt tevens uitspraak gedaan of duizenden van ambtenaren hunne plaats zullen behouden of dat zij die moeten inruimen voor ande ren. Daarom neemt iedereen er aan deel weinigen blijven onverschillig, bij den een is het meenens hij strijdt voor zijn begin sel, bij den anderen is het eigenbelang hij strijdt voor zijn bestaan. Het is dus niet te verwonderen dat bij zoo'n toestand van zaken de humbug eene groote rol speelt. Bij verkiezingen alhier kan men reeds opmerken hoe men over drijft hoe bij tot heden toe onbekende personen de schitterendste hoedanigheden ontdekt worden en hoe bij de tegenpartij de minste pekelzonde breed wordt uitge meten. Zijn de zaken afgeloopen, dan is de beroemde man weer een gewoon bur ger en de booswicht weer iemand die men gaarne de hand drukt. Maar hetgeen hier bij zulke gelegenhe den gezegd, geschreven en gedrukt wordt, komt niet in vergelijking met hetgeen wij daar zien gebeuren. Het gaat daar als met den optimistkrijgt hij een ei onder het oog, hij ziet dadelijk de lucht vol vederen. Weet men maar ook het geringste ten voordeele of ten nadeele van iemand, on middellijk is de lucht vervuld met lofrede nen of smaadredenen. De allervermakelijkste staaltjes krijgen wij er van onder de oogen. Een der kandidaten voor het Yice-Presi- dentschap had eens, jaren geleden, bij het feestvieren over het sluiten van den vrede na den burger-oorlog zich te buiten gegaan aan wijn, platweg gezegd hij was dronken geweestsedert dien tijd leefde hij als de matigheid in persoon. Die lang vergeten misstap wordt opgerakeld en moet dienst doen om hem tegen te werken. Eene massa kiezers in sommige Staten behooren tot de teetotallersmenschen die nooit wijn of sterken drank gebruiken. Bij hen wordt hij afgeschilderd als de meest zedelooze onder de zedeloozen, als iemand, die zich letter lijk wentelt in ongebondenheid, en de scheld namen (waarbij nzwijn" een eeretitel mag genoemd worden), die hem naar het hoofd worden geworpen, zijn ontelbaar. Blaine, een kandidaat voor den Presi dentszetel, had eene Protestantsche vader en eene R. Kath. moeder. Hij zelf was niemendal. Daar herinnert zich een der speelmakkers zijner jeugd, een predikant ran een der tallooze sekten in dat groote land, dat Blaine hem (den predikant) eens mede naar de kerk genomen had toen hij van plan was te gaan spelen. Dat feit wordt nu uitgangspunt voor eene reclame, waarbij de aspirant-President voorgesteld wordt als een in-Godsdienstig man, als een voorbeeld voor alle vromen en bepaaldelijk voor alle kerkelijken en Zondag op Zondag vindt men hem onder het gehoor van een dier wel eerwaarden, die zich zeiven en hunne kudde onder de uitverkorenen rekenen. Het feit dat hij een R. Kath. moeder had, van wie, zoo als de strooibiljetten zeggen, hij dol veel hield, moet hem nader brengen tot het tal van kiezers van denzelfden Godsdienst, die den Staat Marijland bevolken. Dag aan dag zijn de Amerikaansche bla den letterlijk opgevuld met die overdreven voorstellingen, hetzij ten goede, hetzij ten kwade. Die overdrijving heeft haar doel, men wil zijne eigene partij zooveel moge lijk bevoordeelen en de andere benadeelen. Hetgeen daar gezegd wordt, gebeurt dus opzettelijk. Maar in het dagelijksch leven gaat het evenzoo en daar gebeurt het dikwijls onopzettelijk, louter uit kracht van gewoonte. Hoe dikwijls hoort men iemand niet zeg gen //zoo'n genoegen als heden heb ik nog nooit gehad" of /zoo'n kapitale ui heb ik nog nooit geslokt," of tzoo'n vreeselijk on- weder heb ik nog nooit gehoord," enz., altemaal overdrijvingen, maar zeer onscha delijke die evenwel niet pleiten voor mees terschap over de taal. Van heel gewone zaken hoort men zeggen dat het verrukke lijk mooi is, dat het ijsselijk interressant is, dat het vreeselijk lekker is. Nu spreken wij nog niet eens van de gevallen, waarin de naam van eene der natuurkrachten en dik wijls eene die iets geweldigs of indrukwek kends voor den geest roept, gebruikt wordt, om de overtreffende trap van mooi, of lee- lijk, of groot, of klein, of wat dan ook aan te duiden. Want een raadsel zal het altijd wel zijn, hoe b. v. de bliksem iets te ma ken heeft met lekker, of de donder met koud, en zoovele andere combinaties, als de spraakmakende gemeente ze dagelijks in den mond heeft. Zij zijn allen een gevolg van de zucht naar overdrijving, waaraan de meeste menschen laboreeren en het gebrek aan woor den om terug te geven, wat men eigenlijk zou willen zeggen. Op zich zelf is dit nu onschadelijk en men benadeelt ten minste anderen niet. Maar anders wordt het wanneer die zucht naar overdrijving zich ook doet gevoelen als men over de handelingen zijner medemen- IN MUM llltl VU. Vrasko. I. Het is een liefelijke lentemorgen; vriendelijk werpt de zon haèr zachte stralen over het lachende land schap, dat zich zoo ver ons oog reikt in zijn schoon ste gedaante voordoet. Wij bevinden ons op een kleine villa in het Zui den van Italië, daar waar de rozen het weligst bloeien en de oranjeboomen hun heerlijkste geuren versprei den. Alles in het huis is nog in rustehet is ook nog zeer vroeg. De bewoners behoeven zich niet te haasten of den nacht zoo kort mogelijk te maken; immers zij genieten gezondheid en welvaart en geen zorg verstoort hun slaap. Toch is er ééne, de jongste Yan het gezin, die het in haar kamer te warm, te drukkend werd, die be hoefte gevoelde aan lucht en licht, aan de frissche geu ren van de welig tierende rozen. In alle stilte stond ze op, om zich naar het terras te begeven, waar wij haar nu kunnen vinden, rustende in het lange gras, daar waar de golfjes van de blauwe rivier hun zacht gekabbel doen hooren. Droomerig staart ze in het verre verschiet en al de onschuld van haar 17 jaren staat op haar lief gelaat te lezen. Nu eens glimlacht ze, als waren haar droomen schoon en gelukkig, dan weder vullen zich haar oogen met tranen en een diepe zucht welt op uit haar borst. Och! wij behoeven niet te vragen wat dit jonge meisjeshart zoo doet ontroeren. Het is de oude en toch eeuwig nieuwe strijd tusschen vreeze en hope, die zijn stempel drukt op bijna ieder vrou wenleven. Ja, wèl heeft ze reden om te hopen, zoo peinst ze; immers gisteren nog, toen zij samen door de schaduwrijke lanen wandelden en de vogels boven hunne hoofden zongen van geluk en liefde, toen heeft hij haar aangezien met een blik zóó smeekend en toch zóó vol van trotsche hoop, en de roos, die zij tusschen de vingers hield, heeft hij haar zachtkens afgenomen en aan zijn lippen gedrukt. Was dit geen belofte voor de toekomst? En ziet, terwijl ze zoo in haar zoete mijmeringen verdiept, alles om zich heen vergeet, bemerkt ze niet hoe zachte voetstappen haar zijn genaderdslechts nu een krachtige mannenhand zich op haar schouder legt, springt ze verschrikt op en ziet twee oogen, die de hare ontmoeten en haar niet langer in twij fel laten over het ja of neen! Overgelukkig zijn die twee kinderen in hun pas ontloken liefde; hand aan hand hopen zij het leven door te gaan, hun schoonste illusies hopen zij ver wezenlijkt te zien. Geen wolken ontdekken zij aan hun horizont en mochten zij al hier of daar een klein zwart stipje aan den helderen hemel ontwaren, dan is dit toch zoo klein dat zij er geen gevaar in zien. Laat ons eens nader kennis maken met hunne om standigheden en trachten wij te ontdekken of het kleine stipje zich mogelijk eens tot een donkere wolk zou kunnen ontwikkelen, groot genoeg om hun ge- heelen horizont te verduisteren. II. De markiezin Mancini loopt onrustig heen en weer in haar smaakvol gemeubileerd vertrek, terwijl zij in liet voorbijgaan haar blikken met eene uitdrukking van ontevredenheid laat rusten op een tafeltje, waar, tusschen verschillende fraaie boekwerken, ook enkele geopende brieven zichtbaar zijn. Ofschoon de vijftig reeds nabij, is de markiezin nog altijd eene schoone vrouw; haar haren zijn nog gitzwart, haar houding is fier en haar donkere oogen schitteren nog met den zelfden gloed als toen zij, nu dertig jaar geleden, de hand reikte aan den veel ouderen markies Mancini. Een gelukkig huwelijk was het niet geweest en hoe kon het ook De achttienjarige Theresa had er slechts door dwang in toegestemd den veertigjarigen markies, die bovendien weduwnaar was en een achtjarigen zoon had, te huwen, terwijl haar hart een ander toebe hoorde. Toch schikte de jonge vrouw zich aanvanke lijk zeer goed in dit gedwongen huwelijkde markies was zeer rijk en de trotsche Theresa was in het geheel niet ongevoelig voor de pracht en de weelde die haar omgaven. Later was alles anders geworden, toen zij zag hoe haar eigen zoon, dien zij hartstoch telijk beminde, telkens moest achterstaan bij zijn half broeder Victor. Sinds dien tijd haatte de markiezin haar stiefzoon, die niet alleen haar Paolo uit zijn vaders hart verdrong, maar die nog bovendien diens titel en fortuin zou erven. Victor was nu reeds jaren buitenslands en bij het overlijden van den markies was ook werkelijk diens titel op hem overgegaan, maar nog kon de markiezin niet aan hem denken zonder haar haat te voelen herleven, nog te meer wijl zij uiterlijk met hem op een goeden voet moest blijven leven. Plotseling wordt de deur geopend en de jongeling dien wij in het vorige hoofdstuk op het terras der villa hebben gezien, treedt haastig binnen. De markiezin komt hem verheugd tegemoet»Wat zijt ge iaat, Paolo,zegt zij zacht verwijtend, terwijl zij haar hand op zijn schouder legt en hem onder zoekend aanziet. Het schijnt dat Paolo den blik zijner moeder wil ontwijken want hij vraagt haastig, terwijl hij op den brief wijst, dien de markiezin van het tafeltje heeft genomen; »Van Victor?» »Ja, van Victor,» is het eenigszins korte antwoord, doch haastig voegt ze er bijHij zal aanstaande week trouwen met de rijke gravin de Marillac. Paolo springt haastig op en terwijl hij zijn arm om zijn moeder heenslaat, zegt hij op een toon die hij te vergeefs schertsende en luchtig wil doen klinken Wel, mamaatje, daar kunt u toch niets tegen hebben, waarlijk ik vind het zeer verstandig van hem en zou zijn voorbeeld wel dadelijk willen volgen. Wat zoudt ge zeggen wanneer ik u de bekoorlijke Eugenia Sera eens als schoondochter voorstelde?» liet gelaat der' markiezin is doodsbleek geworden, haar lippen trillen. «Scherts niet, Paolo,» zegt ze langzaam en met nadruk, «ik houd niet van scherts op dat punt, zooals ge weet. »Maar ik scherts niet, het is ernst, ik heb u reeds meer daarover gesproken en thans, moeder, zeg ik u dat ik met Eugenia verloofd ben en haar huwen zal «Dat zult ge niet!» roept de markiezin heftig, ter wijl zij zich vlak tegenover haar zoon plaatst en hem met dreigende blikken in het door toorn gekleurde gelaat ziet. «Zouden al mijn plannen zoo in duigea vallen? Zouden mijn schoonste verwachtingen weder vernietigd worden?» gaat ze steeds heftiger voort, «zoudt ge een meisje zonder geld of naam tot vrouw nemen, terwijl een schitterende partij reeds voor u bestemd is? Zoudt ge ook hierin voor Victor onder willen doen? Nimmer, nimmer zal het gebeuren, ik verbied het u en «Maar ik laat mij niet verbieden,» valt nü de jon geling in, die thans eveneens hoogst overspannen is en de aanmerkingen op zijn verloofde niet dulden kan, NIEUWSBLAD liet Lam! ran IMcn en Allena, DE LANGSTRAAT BOMMELERWAARD DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1