No. 306.
Zaterdag 6 September
IN DE DUINEN.
FEUILLETON.
1884.
UitgeverL. J. VEERMAN Heusden.
I V ENGESV KRING.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenkndsche A D V E R T E N T IE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
«Dit zijn zeker de leerlingen der dorps
school?"
Met deze vraag wendden we ons tot een
heer, die met een twintig-tal knapen en
meisjes tusschen IJmuiden en Wijk langs
het strand wandelde, 't Was heerlijk weer,
niet te zonnig om zich onbeschaduwd in
't zand neer te vleien, niet te frisch om
zonder overjas te genieten van de verster
kende zeelucht.
«Leerlingen der dorpsschool?" was het
antwoord «pardon, het zijn kinderen
van verschillende Amsterdamsche scholen,
die hief aan 't strand in de behoefte van
versche lucht mogen voorzien. Ze vormen
een afdeeling van de u zeker bij name be
kende «gezondheids- en vacantie-koloniën"
en bevinden zich reeds veertien dagen aan
't strand."
«O ja wel, we hebben daarover meer
malen gehoord. Zijn dat stedelijke kolo
niën, we bedoelen, door de stad onder
houden?"
«Volstrekt nietze zijn in 't leven ge
roepen en worden geheel in stand gehou
den door de publieke liefdadigheid. Ze
staan slechts in zooverre tot de scholen in
i i niiifl.il i i g-g i
betrekking, doordat men voorloopig zich
bepaalt tot de opneming van de zwaksten
der schoolleerlingenoverigens hebben ze
met de gemeentelijke instellingen niets te
maken. Deze kinderen of hunne beter be
deelde kameraadjes hebben bovendien ook
het hunne bijgedragen tot het vormen van
een fonds, door op een monsterconcert van
hunne muzikale gaven te doen blijken."
«En hebben ze 't hier naar hun zin
«Uitstekend. Van het oogenblik af, toen
ze per boot naar Velsen vertrokken, heb
ik nooit anders dan vergenoegde gezichten
gezien. De kinderen uit de mindere buur
ten der stad zijn op 't punt van vermaak
niet verwend. Hun horizon omvat slechts
een enkele wijk en wanneer ze van 't eene
deel der stad naar het andere gebracht
worden, staan ze als vreemdelingen. Varen
is een groot genot voor hen, maar rijden
gaat er toch boven. Ge hadt de blijdschap
moeten zien toen we te Velzen kwamen,
waar drie rijtuigen gereed stonden voor den
verderen tocht naar Wijk. Er waren ver-
scheidenen bij die nooit gereden hadden,
ook niet in een tram. De route was hun
veel te kort en als prinsen en prinsesjes
uit een sprookje deden ze hun glorievollen
intocht binnen de badplaats. Van 't begin
der reis af tot heden toe hebben we geen
enkel onaangenaam oogenblik gehad. De
kinderen hechten zich aan mijn vrouw en
mij als aan hunne ouders."
«Slechts één meisje," voegde zijne echt-
genoote hieraan toe, «had het in de eer
ste dagen te kwaad. Wanneer de anderen
vroolijk speelden en stoeiden, stond zij in
de verte, alsof ze verlaten was en wanneer
hare broertjes en zusjes zongen, keek zij
treurig en bedroefd, met traantjes in de
oogen, mij aan. Ik vond dat zoo treurig,
dat ook mij de tranen langs de wangen
liepen. Een dag te voren had ik haar ge
vraagd wat er aan scheelde. Ik begreep
het wel en hoorde 't nu ook't lieve kind
verlangde naar moeder terug te gaan. Dat
kon natuurlijk maar zoo niet, doch ik stelde
haar gerust en beloofde naar huis te zul
len schrijven, wat ik echter niet deed, de
wijl ik vertrouwde dat 't heimwee langza
merhand zou overgaan. In de dagen daarna
werd ze rustiger en was vol verlangen naar
't antwoord. Dat kwam echter niet en ze
vond het zeer vreemd. Eindelijk vroeg ze
mij: «heb u wel geschreven, juffrouw?" en
toen ik bekende het om haar bestwil niet
gedaan te hebben, was ze tevreden en zeide
dat het nu heelemaal over was. Ze is de
vroolijkste van al de meisjes geworden."
«En woont ge nu met deze kleinen in
een hotel of bij particulieren?"
«Volstrekt niet; de vacantiekoloniën staan
geheel op zichzelf. De commissie heeft een
gebouw, waarin 5s winters de badkoetsen
geborgen worden, netjes laten inrichten en
verdeelen en ze heeft daarin een vrouw ge
steld om voor 't consumable te zorgen. Wij
hebben slechts toe te zien bij 't spel en op
de wandeling en natuurlijk ook op de kleer
tjes en de zindelijkheid. Voor hen die niet
te best in de plunje zitten hebben we een
koffer vol nieuwe kleeren in voorraad, die
ze kunnen aantrekken, terwijl de hunne
gewasschen worden. Ieder kind heeft een
handdoek en een spons. De laatste mogen
ze mee naar huis nemen. Eiken morgen
helpt mijne vrouw ze allen. De zindelijk
heid laat niets te wenschen over. Daar ze
ook bijna iederen dag een bad in zee nemen,
loopt dat werk spoedig af. Slechts één jon
gentje moet een lange beurt hebben, omdat
hij van de kin tot over de borst open won
den heeft. Het arme kind had daarop nog
nooit koud water thuis gevoeld Het wordt
nu druk gewasschen en de wonden worden
met pluksel belegd. Wanneer't in zee gaat,
moeten ze echter ontbloot worden. Het
kind betert bij den dag."
«En vervelen ze zich nu nooit eens?"
«Vervelen, mijnheer, geen oogenblik. Ze
zijn den ganschen dag in de weer en de
commissie heeft gezorgd dat 't ons aan geen
speelgoed ontbreekt om ze aangenaam be
zig te houden. Voor 't geval dat 't weer
de beweging in de open lucht niet toelaat,
houden we ze op een overdekte speelplaats
bezig. De tijd vliegt hier om met wandelen
en spelen. En dan krijgen ze nog wel eens
een buitenkansje. Zoo b. v. zijn we eergis
teren uit rijden geweest met de heele ko
lonie in drie rijtuigen, op kosten van een
edelman, die onder Velsen een overheerlijk
buiten heeft. In de namiddag kwamen we
daar aan en werden de kleinen overladen
met weldaden. Of we ook al tegenstrib
belden, de barones stond er op de kinderen
zelf te bedienen. Ze hebben daar volop
genoten en zullen zeker tot op hun ouden
dag deze edele vrouw zegenen."
«Worden de ouders op de hoogte gehouden
van het welvaren der kleinen
ij_ nm i MM—wn
Vrasko.
III.
Als een zinnelooze rent hij voort door de bloeiende
velden, die hun villa omringen. Hij heeft nog geen
kracht om zijn ellende te beseffen, om de breedte
van de kloof te meten die hem voortaan van zijn
moeder scheidt.
Nadat hij een poos lang zoo geloopcn heeft, zinkt
hij uitgeput neder in het koele gras en bedekt het
gelaat met de handen.
Langzamerhand komt hij tot zichzelf en een onbe
schrijfelijke bitterheid maakt zich van hem meester.
Nog dezen morgen was hij vol moed voor de toe
komst, en ziet, hoe al zijn vooruitzichten in duigen
zijn gevallen. Vervloekt, onterfd en uit zijns moeders
huis verdreven! Het meisje zijner keus beschimpt en
met minachting bejegend! Waar vindt hij de kracht
dit alles te dragen, waar de troost, waar zijn hart
naar dorst? Onwillekeurig leiden zijne schreden hem
naar het huis zijner Eugenia. Hij heeft het besluit
genomen haar alles te zeggen en dan zijn lot haar in
handen te geven.
Kort daarna vinden wij de gelieven op hetzelfde
terras waar wij hen het eerst ontmoetten. Paolo heeft
haar alles medegedeeld en vraagt haar met angstige,
gejaagde stemWelnu Eugenia, zult ge mij blijven
liefhebben, zult ge den moed hebben, ééns, na lange
jaron misschien, uw lot aa* het mijne te verbinden?
En als zij haar blond kopje aan zijn borst ver
bergt en hem ten tweeden male het jawoord geeft,
dan kust hij haar teeder op het reine voorhoofd en
roept vol verrukking uitHeb dank, mijn lieveling,
nu kan mijn toekomst nog even helder worden, als
zij thans somber en dreigend is. Luister, mijn besluit
is genomen. Morgen vertrekt een schip naar het
verre noorden, daarop zal ik mij laten inschepen en
trachten mij daar een werkkring te verschaffen, die
onzer waardig is en mij in staat zal stellen u, Euge
nia, eens als mijn lieve bruid te komen halen. 0, ik
ben vol moed, mijn kind, twijfel niet, maar vertrouw
op mijn groote liefde, die mij eens zegevierend aan
uwe zijde terug zal brengen.» Het meisje kon
niet antwoorden; slechts door haar tranen toont zij,
hoezeer Paolo's vertrek haar ter harte gaat.
Nog langen tijd blijven zij zoo innig en vertrouwe
lijk bijeen, tot Paolo eindelijk zegt: »Kom Euge
nia, laat ons afscheid nemenzie, de- zon staat reeds
hoog aan den hemel en ik moet nog maatregelen
nemen voor mijn reis.»
«Mijn lieveling, schrei niet zoo, ik keer immers weder
en dan oiu nooit weer heen te gaan.Hij drukte
het schreiende meisje lang en innig aan zijn borst,
dan snelt hij heen, een vreemde toekomst tegemoet,
doch vol vertrouwen op eigen kracht en op de liefde
zijner Eugenia.
IV.
Het meisje keert langzaam huiswaarts, het hart in
rouwe en de oogen vol tranen. Hoe gaarne zou ze
nu alleen willen zijn om aan haar smart toe te geven
en al de droefheid van haar gemoed uit te storten in
een vloed van tranen. Doch neen, heeft zij Paolo niet
beloofd hun geheim te bewaren, opdat niemand van
hem zoude kunnen zeggen: ziet, hij dingt naar de hand van
een meisje en hij is armer dan de arbeiders van het veld
Neen als hij rijk is geworden en zich een naam verwor
ven heeft, dan zal hij wederkeeren en dan eerst mag
de heelc wereld het weten hoe lief hij zijn Eugenia heeft.
Zoo heeft hij gesproken en Eugenia heeft hem be
loofd te zwijgen, ofschoon het haar veel kost haar
ouden vader dus onbekend te laten met een gevoel
dat hare ziel zoo geheel vervult. Langzaam treedt
zij de woning binnen en opent de deur van het huisvertrek.
Daar zit haar vader, de oude Duitsche professor
Stern, in zijn gemakkelijken leuningstoel. De eene hand
rust op een opengeslagen boek, terwijl de andere het
grijze hoofd ondersteunt. Aas zijn rechterhand zit een
man van ongeveer dertig jaren, met een ernstig ge
laat en een oogopslag, die vertrouwen inboezemt.
Een degelijk man! Dit is de indruk dien hij op
ons maakt en waarlijk Adolf von Lassen verdient dien
naam ten volle. Hij is de leerling van den professor,
of laten wij hem liever diens vriend noemen. Want
de band, die deze twee mannen te zamen hield en
die ontstond uit warme vereering aan de eene en
vaderlijke belangstelling aan de andere zij, ging lang
zamerhand over tot een waar vriendschapsverbond.
Dagelijks werken zij beiden aan een groot weten
schappelijk werk, dat zij samen hopen te voltooien en
dat hun beider trots en lust is. Voorwaar, een vreemd
soortig gezelschap, deze beide ernstige mannen, voor
het jonge, levenslustige kind, dat heden voor het eerst
den ernst van het leven heeft ondervonden.
En toch, nooit heeft zij zich eenzaam en verlaten ge
voeld. Wij hebben slechts een blik te werpen op het goe
dige en vriendelijke gelaat van haar vader, dat zich nu
met een glimlach vol liefde tot haar keert, tot haar, zijn
lentebloempje, zijn kleine zonnestraaltje, zooals hij haar
noemt.
Haar leven geleek tot heden op een kalmen stroom
die gelijkmatig vloeit en nooit zijn oevers overschrijdt.
Tot op heden was het water helder als kristal en
ieder oog kon den bodem zien. Zou de stroom door
den woesten orkaan worden beroerd, zouden de wa
teren troebel worden en de bodem onzichtbaar
V.
Nu Eugenia den blik van haren vader ontmoet,
moet ze al hare krachten inspannen om zich niet
snikkend aan zijn borst te werpen en haar verdriet
uit te weenen aan het hart van hem, die steeds de
plaats van vader en moeder voor haar heeft bekleed.
Maar de oude professor is thans zoo geheel vervuld
van een ander denkbeeld, dat hij de ontroering van
zijn kind niet bemerkt, die evenwel aan de scherpe
blikken van von Lassen niet ontgaat. Reeds geruimen
tijd heeft deze laatste bij het jonge meisje een ver
andering meenen te bespeuren, ofschoon hij nog nooit
zooals nu sporen van tranen op het nog bijna
kinderlijk gelaat heeft waargenomen. De ontdekking dat
ook dit jonge onschuldige wezen reeds de smarten des
levens moet gevoelen, vervult zijn hart met onuitspre
kelijk medelijden, ofschoon hij zich wel wacht door
vragen of blikken te toonen, dat hij iets van haar
strijd bemerkt.
De professor laat zijne dochter nauwelijks den tijd
om hare plaats aan de kleine ontbijttafel in te nemen,
of hij beg'at«Kindlief, het is goed dat ge komt,
ge moet mij helpen dien stijf hoofd,» hij wijst in de
richting van von Lassen, «van zijn noodlottig besluit
te doen afzien.
Eugenia heeft zich eenigzins hersteld en werpt een
viagenden blik op den «stijfhoofd» en vervolgens op
laren vader. De laatste gaat voort: «Stel u voor,
NIEUWSBLAD
liet Land ran flensden en Altena,
DE LANGSTRAAT EN DE BOMHELERVAABD
i
DOOR