No. 309. Woensdag IT September DE TOEPASSIN FEUILLETON Uitgever: L. J. YEEUMAN Heusden. Zij die zicli van af heden op deze courant abonneeren, ontvan gen de nog verschijnende nummers tot 1 October a.s. Gratis. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs per 3 maanden verhooging. 1. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. J, Nu de Internationale Landbouwtentoon stelling gesloten is en onze landbouwers, zij het slechts door onvolledige verslagen en losse berichten, kennis dragen van 't geen zij te zien en op te merken gaf, komt als van zelf de vraag voor den dagwelk nut kan deze tentoonstelling hebben voor onzen landbouw en aanverwante bedrijven. Zij de tentoonstelling, de preek, thans volgt de toe passing en ten einde tot een nuttige toe passing te komen, willen we daaraan een paar bijdragen leveren. Verleden jaar, tijdens de uitvoerhandel tentoonstelling, is van verschillende zijden, ook in dit blad, opgemerkt dat de buiten- landsche inzendingen er over 't algemeen smaakvoller uitzagen dan de onze. Het bleek toen dat we, 't zij door gebrek aan smaak, 't zij door willekeurige verwaarloozing van de reclamekunst, iets minder mooi voor den dag kwamen dan onze buren, Belgen, Fran- schen en Duitschers. Thans, in deze toepas sing, zij allereerst gezegd dat we in dit op zicht grooten vooruitgang waargenomen heb- I ben. De lof, tot heden aan de T. gezwaaid, betreft voornamelijk haar vertooning als ge heel ze is eigenlijk te kort van duur ge weest, om veel woorden te besteden aan de details, de enkele inzendingen. Daarvan zij thans nog met een enkel woord gezegd dat ze in uiterlijk voorkomen veler verwachting ver overtroffen. Onze landbouwers wisten 't wel van plaatselijke tentoonstellingen, dat de vruchten van den akker zich goed schikken tot een fraai geheel, doch vele stadslui heb ben daarvan eerst op deze T. een recht begrip gekregen. We hebben geleerd en mo gen de vorige T. daarvoor nog dank weten. Ja, 't oog wil wat hebben. Zoo ge een dozijn schoven kostelijk graan op een hoop legt, zal ongetwijfeld de jury daarmee terecht kunnen, doch wees verzekerd dat 't publiek die bossen stroo ongezien voorbij loopt en degenen die komen om zaken te doen, naar uw buurman gaan, wiens inzending den voorbijganger toelokt door keurige rang schikking. De kleeren maken den man, dat is ook naar de goede opvatting in den handel 't geval. Zeer aanbevelenswaardig zijn voor tentoon stellingen de flesschen, waarvan meest alle buitenlanders zich bediend hebben tot het tentoonstellen van zadenonze landbouwers hebben voor 't meerendeel zakjes of doozen gebezigd. Bedoelde flesschen hebben een ei- of kogelvormige gedaante, met wijden doch korten hals. Wanneer deze flesschen geheel gevuld, met een kurk gesloten en onderst boven gezet worden, blijven bij smaakvolle rangschikking de halzen voor 't oog verbor gen en men waant holle ballen of glazen eieren te zien. De Amerikaansche inzenders volgden een ander systeem. Ze bouwden een kiosk en plaatsten achter de ruiten houten paneelen, met niet meer ruimte dan noodig was om 't hout te bedekken met eene laag tarwe, rogge, erwten of andere zaden een etalage, die aan 't oog bijzonder voldeed. Een volgende maal doen wij 't ook zoo en laten onze kartonnen doozen en linnen zak jes thuis, die, hoe net en zindelijk ook, de zaden niet voor stof bewaren kunnen. De tentoonstelling zal zeker wel bijgedra gen hebben tot erkenning der rechten van den wetenschappelijken landbouw. Nog niet zoo lang geleden waande men de combina tie van wetenschap en landbouw een onmo gelijkheid en een echte sta-in-den-weg voor 't landbouwbedrijf. Wageningen en de land bouwschool hebben wat moeten hooren van de zich noemende practische boeren en dat was nog maar een gering deel van 't geen geschreven, gesproken en gemompeld is over het fokken van heereboeren. Zoo'n heereboer, die als dominee en de notaris een studeerkamer had en boek hield van uitgaven en inkomsten, was in onze jeugd het mikpunt van de spotternijen zijner mede landbouwers. Deze, die de kunst toch in den grond verstonden, lachten hartelijk om den nieuweling, die met behulp zijner in strumenten en boeken bepaalde welke mest- soorten voor een bepaalde graansoort op een zekeren akker dienstig waren en die mest uit den vreemde liet aanvoeren Zij hielden zich maar aan de oude bemesting en voeren daar wèl mee. Mest was nu eenmaal mest en om dat te weten behoefde men geen geleerde te wezen Die tijd is voorbij, nagenoeg althans. Er zijn altijd lieden die den nieuwen weg wantrouwen en de wetenschap geen vrien delijk hart toedragen, maar onze landbou wende stand in 't algemeen wil wel hooren naar een raadgevende stem, al komt die uit de studeerkamer. Onze landbouwleeraars, die wandelende door 't land trekken, kunnen 't getuigen, hoe hun gehoor zich langzamer hand heeft uitgebreid en hoe in deze dagen hun komst in een landbouwende gemeente met vreugde verbeid wordt. Voor deze wetenschappelijke landbouw kunde kan zulk eene T. goede vruchten dragen. Niet iedere boer kan naar Wage ningen gaan ten einde daar idee te krijgen van de wijze hoe men theorie en praktijk hand aan hand doet gaan, of naar Gronin gen om de beste inrichting te leeren kennen voor 't inkuilen van groen voeder, of naar elders waar de pionniers van den vooruitgang navolgenswaarde nieuwigheden hebben toe gepast. Te Amsterdam heeft men veel daar van kunnen opmerken. Zoo'n bezichtiging gaat ver boven 't lezen van advertentiën en gedrukte aanbevelingen. O. a. stond op de T. een stal, waaraan op kunstige wijze een toestel was aangebracht tot het van buiten vrij maken van alle dieren tegelijk; men behoefde daartoe slechts een kruk opwaarts te bewegen. Dit toestel vond veel bekijks, te meer daar meestal een deskundige de inrichting verklaarde en nu zou 't ons niet i\ i:\<.i:\ KitiiVG. A rasko. IX. Eenige jaren zijn verloopen en wederom noodigen wij onze lezers uit, ons te volgen naar de kleine villa, die nu niet langer door professor Stern maar door diens opvolger Adolf von Lassen wordt bewoond. Wen den wij onze oogen naar de veranda, dan zien wij daar een tooneeltje dat ons alleraangenaamst aandoet. Wij zien een jonge moeder die zich met al de teederheid van haar natuur over een wiegje heen- buigt, waarin haar eersteling slaapt. Een trek van innig, volkomen geluk speelt om hare lippen, al getuigt ook de weemoedige uitdrukking van haar oogen dat dit geluk niet dan ten koste van veel leeds werd verkregen. Op dit oogenblik echter is alles wat achter haar ligt vergeten voor het zalige genot, dat de aanschouwing van haar kind haar geeft. Met oneindige teederheid heft zij het kleine handje op en kust het telkens weer, terwij! hare oogen zich vullen met tranen, tranen van geluk en moeder weelde, waarvan haar geheele ziel wordt doorstroomd. Zij gaat zoo geheel op in haar gedachten, dat ze niet bemerkt hoe ze reeds geruimen tijd wordt be spied door een paar oogen, die van achter de struiken al haar bewegingen gadeslaan met een blik, die niets goeds voorspelt. Want die oogen zien er dreigend en vertoornd uit, als hadde de eigenaar er van zich te wreken op moeder en kind. Intusschen heeft Eugenia (want haar hebben wij reeds herkend) zich opgericht en met een vriendelijken blik heet ze nu haar man welkom, die juist van een kleine wandeling terugkeert. «Wel mijn beste vrouwtje, hoe gaat het van daag en hoe maakt het ons kleintje?» »0 hij is weer allerliefst, Adolf! het is een genot om naar hem te kijken, zie eens hoe heerlijk hij slaapt met de rozen op de wangen. Ons engelachtig kind! 0, Adolf! wat zijn we gelukkig. Wie had ooit kunnen denken, dat ik zoo gezegend zou kun nen worden. Had mijn goede vader dit nog eens moge beleven! Wat zou hij er zich in hebben verheugd! Adolf heeft haar aangehoord en een innig gelukkig gevoel maakt zich van hem meester. Ook hij ziet niets van de donkere gedaante, die hun geen oogen blik uit het oog verliest en die met gespannen aan dacht ieder woord dat zij spreken opvangt. «Eugenia,» zegt Adolf, mag ik je eens een vraag doen, die je misschien een oogenblik onaan genaam zal stemmen, maar waarop ik toch zoo gaarne antwoord zou hebben En als Eugenia hem vrien delijk toeknikt gaat hij aarzelend voort: «Vergeefhet 1 mij als ik je zeer doe, maar heb je nooit be rouw gehad van je keus, zijn er nooit oogenblikken geweest, dat je je jeugdigen liefdedroom terugwenschte7 De man doet nog een stap nader en hondt den adem in om geen woord van het antwoord te ver liezen. Adolf,» zegt de jonge vrouw «ik zal je eerlijk antwoorden. Ja, er zijn oogenblikken geweest, dat ik 1 groote, edele daad. alles had willen opofferen voor één blik, één woord van Paolo, dat ik meende te zullen sterven van ver langen en dat de dood mij waarlijk welkom zou zijn geweest. Menigmaal, als gij dacht dat mijn smart reeds lang genezen was, heb ik geschreid als een kind en ben in opstand gekomen tegen mijn lot. De oogen die zoo vertoornd keken nemen een zach tere uitdrukking aan en de heele gestalte beeft als van innerlijke ontroering. «Maar», vervolgt zij, na zulke oogenblikken van wanhoop kwamen mij uwe troostende woorden weder voor den geest en die hielpen mij berusten, totdat mijn hart zich voor de tweede maal opende en ik mij aan u overgaf met geheel mijne zielwant geloof dit van mij, Adolf, toen ik u mijn jawoord gaf, hadt slechts gij alleen plaats in dat hart, al gevoelde ik voor Paolo een oneindig medelijden. Ook zal ik het steeds blijven betreuren dat wij het verblijf niet hebben kunnen ontdekken van den vriend, die ons Paolo's overlijden heeft bekendgemaakt, om Van hem nadere bijzonderheden van diens ziekte en sterven te ver nemen. Hij was de eerste, die mijn meisjeshart heeft lief gehad, hij heeft alles voor mij opgeofferd, zijn ver mogen, zijn toekomst, tot zelfs de liefde zijner moeder; o Adolf, laten wij dat nooit vergeten, hij had een groot en edel hart. Nooit kunnen wij hem dit alles vergeldenmaar Adolf! er is één ding dat wij kunnen doen opdat zijn aandenken eeuwig bij ons biijve leven, laten wij ons kind Paolo noemen! De donkere oogen zien niets meer, groote tranen verduisteren hun blik, en de man die daar in één oogenblik al zijn hoop vernietigd ziet, vergeet zijn toorn en zijn haat, terwijl zijne ziel zich opheft tot een betere, reinere sfeer en hem in staat stelt tot eene Nog één blik werpt hij op de jonge moeder, dan keert hij zich af van het huis, en zijne bewoners om hen nooit weer te zien. X. Het is Paolo. Na lang rondzwerven in vreemde landen was hij eindelijk teruggekomen om zijn ver loofde weder te vinden. Veel had hij in dien tijd ondervonden en eens zelfs had eene ernstige ziekte hern aan zijn leger gekluisterd gehouden. Toen had hij zijn vriend de opdracht gedaan, zijn dood aan Euge nia bekend te maken, een opdracht die, zooals wij g'zien hebben, maar al te getrouw werd opgevolgd. Deze vriend, die afgaande op het oordeel van den d ktcr, niet anders dacht dan dat Paolo dien nacht zou sterven, had, toen hij veel later vernam dat deze n ig leefde, den moed niet gehad hem met het lichtvaardig wegzenden van dien noodlottigen brief in kennis te stellen. Toen Paolo nu in zijne geboorteplaats terug keerde, duurde het niet lang of hij hoorde van het huwelijk van Eugenia. Een vreeselijke smart had zich van hem meester gemaakt en vol toorn had hij zich op weg be geven om haar rekenschap te vragen van haar gedrag. Slechts toen hij hoorde hoe zij hem als een ge liefden doode betreurde, slechts toen had hij de geheele toedracht begrepen en eene onbegrijpelijke bitterheid maakte zich van hem meester. In smartelijke gedachten verdiept gaat hij verder. Hoe geheel anders had alles kannen zijn, zoo peinst hij. 0, zij had hem hartelijk lief; had zij nog niet zoo even aan haar echtgenoot bekend, hoe vaak zij naar hem, naar Paolo verlangd had? En hij stelt zich voor hoe het zijn zou als hij de plaats bekleedde, die nu die andere bezit, als hij DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1