;\To. 314. Zaterdag 4 October 1884. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. De Roman van een Kunstenaar. I1H» VOOR 1 'tl i<:l Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden f verhooging. en ZATERDAG. 1.Eranco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Bmnenlandsche ADVERTENTIEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Wij staan te wachten op de post, wat zij ons voor nieuws zal brengen. Daar komt de bode eindelijk aan. Eene courant is al les, wat hij voor ons heeft. Het blad wordt opengeslagen en wij tijgen aan het lezen. Het buitenlandsch nieuws, het binnenlandsch nieuws, de gemengde berichten en als wij tijd over hebben, de advertenties. Maar niet alle lezers doen hetzelfde. De een, de po liticus verdiept zich in het buitenlandsche nieuws en zoekt naar donkere stippen aan den horizon en philosopheert over gebeur tenissen, die plaats gehad hebben of plaats kunnen hebben, om straks, als hij in de sociëteit is, zijne wijsheid te luchten te han gen of zijn politieken blik te doen bewon deren. Een ander schept meer behagen in hetgeen het binnenland hem levert, berekent de verhouding der partijen en wil uit de woorden van Minister of tweede-kamer lid profeteeren, wat de naaste toekomst voor het lievo Vaderland zal opleveren. Een derde werpt zich met gretigheid op het gemengde nieuws, op de beschrijving van branden, van ongelukken, van misdaden. Dit is de lectuur, die hij boven alles lief heeft. Een vierde weer, heeft meer pleizier in de advertentiën. Met groote stichting leest hij, hoe die of die overleden is na eene langdurige ziekte en hoe troosteloos de familie is, (net of de echte droefheid aan de groote klok gehangen wordt), ver der hoe dankbare neven en nichten berich ten dat hun dierbare oom en tante hun gouden bruiloft zullen vieren; wie er ge trouwd is, wie een zoon of dochter heeft gekregen, wie een kindermeid vraagt of een koetsier. Een weinig verder: //Geen krediet te verleenen aan mijn zoon of aan ".aijne vrouw, zullende geene betaling vol gen/' of een zoon, die door liefhebbende ouders wordt teruggeroepen, enz. enz. Dan beginnen wij langzamerhand ook de huwelijks-advertentiën te krijgen, hoewel die bij ons te lande nog niet zoo het bur gerrecht hebben verkregen als bij onze overburen, de Engelschen of bij de Ameri kanen hier worden de meesten nog als rai ierie beschouwd. Dan volgen de geheim zinnige advertentiën, alleen voor de inge wijden, voor hen die ze aangaan verstaanbaar, en de meer gewone, zooals van verkoopingen, verhuringen, enz. De echte, ouderwetsche courantenlezer, leest ze alle. Hij begint het blad bij het opschrift en eindigt bij het //gedrukt bij.Veel geeft dan een on uitputtelijke stof tot gepraat, tot veronder stellingen en gissingen. De meeste van die berichten hebben hare geschiedenis. Voor ons, die ze met een vluchtig oog doorloopen, hebben zij weinig of geene beteekenis, als wij er ten minste zelf niet in betrokken zijn, maar als wij eens den ring van Gyges hadden en, zelf ongezien, alles konden waarnemen, dan zou ons menige huichelarij geopenbaard worden, maar ook menig droevig tooneel ons tot in het hart roeren. Maar den ring van Gyges hebben wij ongelukkig niet en nu moge het gemakkelijk zijn bij elke advertentie eene geschiedenis te phantaiseeren, het is en blijft toch maar phantaisie. Maar bij vele berichten is het niet noodig de ver beelding te laten werken om er door ge troffen te wordenhunne naakte werkelijk heid is ons genoeg. Zonderlinge samenvoe- 1 gingen vinden wij soms. Zoo hoorden wij verleden week lezen in de rubriek gemengde berichten, eerst het interessante nieuws dat er in eene kleine gemeente, wier naam geen mensch onthoudt, tot wethouder was geko zen N. iets verder, dat er een rijtuig was aangereden door een voermanswagen en dat er bijna een groot ongeluk was ge beurd nu was het gelukkig zonder onheil afgeloopen, en tusschen die beide hartroe rende berichten in, lazen wij in een viertal regels het verhaal van een treffende zelf opoffering, zonder een woord van waardeering. YVat was het geval Eene dienstmeid, ik meen te Delft, valt bij het spoelen van goed te water. Twee soldaten, waarvan de één slechts zwemmen kon, zien het ongeluk beiden springen te water, de zwemmer heeft het geluk het meisje te redden, de andere moet zelf geholpen worden, maar verdrinkt toch. Koel redeneerende, zeggen wijwat deed hij te water, als hij toch niet zwem men kon, het was hem toch onmogelijk hulp tc geven, en zoo sprekende heeft men oppervlakkig gelijk. Maar er zijn zoo dikwijls gevallen dat voor redeneeren geen tijd is, en zoo was het ook hier. De jonge man volgde de eerste opwelling van zijn gemoed en trachtte een medemensch te redden. Dat het een edel denkbeeld was wat hem dreef, behoeft geen betooger was voor hem niets te winnen, oogenschijnlijk alles te verliezen, toch volgde hij de eerste aandrift uit zuivere menschenliefde en werd het slachtoffer. De courantier vermeldt het feit zonder meer. Ons dunkt dat menigeen, bij wiens graf hoogdravende lijkredenen worden gehouden, verre staat beneden dien eenvoudigen sol daat, die zijn leven verloor om een even- mensch te redden. Een paar dagen later lazen wij van eene zieke moeder, wier kind in het water viel. Zij springt uit het bed, gaat te water en redt haar kind. Maar het koude bad heeft zulk een noodlottigen invloed op haar ziek lichaam, dat zij hel binnen een paar dagen besterft. Dat was echte moederliefde, die zich blindelings voor het behoud van haar kind opofferde. Beredeneerd handelen deed zij niet, maar hetgeen haar drong tot haar daad, hetgeen den soldaat drong tot zijn daad, het behoort tot het edelste wat de menschelijke natuur onderscheidt. Toch is het een eenvoudig bericht, verloren tusschen honderd andere, die ons geen belang in boezemen en die zoo spoedig vergeten als gelezen zijn. Edele menschenvrienden wor den zij genoemd, die zonder zelfopoffering, zonder dat het hun eenige ontbering oplegt, een deel van hunne schatten afzonderen om een fonds te steunen, om een stichting te bevorderen, om een kerk te versieren. En in de werkelijkheid is het resultaat ook van meer belang voor de maatschappij in het algemeen, dan van de moeder die haar kind redt, of van den jongeling die het leven van een natuurgenoot wenscht te behouden, maar de beweegredenen zijn bij de laatsten edeler, beter dan bij de eersten. Het is zoo dikwijls ijdele hoogmoed, die het geld doet schenken en het is heel wat anders zijn leven in de waagschaal te stellen om menschen te helpen, dan de hand in den zak te steken en een goudstuk uit te reiken. Daarom is het voor ons hartverheffender een vorst te zien die aan de ziekbedden zijner onderdanen gaat staan om te trachten vooroordeelen weg te nemen en bijgeloof te doen verdwij nen, dan een gezant die duizenden beschik baar stelt om in de behoeften te kunnen voorzien. Het geld moet er ook zijn en het is goed dat er menschlievenden zijn, die het kunnen en willen geven, maar zelf handen aan het werk te slaan en zelf gevaren te trotseeren om anderen te helpen, dunkt ons grootscher en edeler. C. L. VAN BALEN Jr. 5) Aan het eind van het dorp, langs den breeden straatweg, die, den loop van den Maasdijk volgend, zich naar het Oosten richt, stonden tal van buiten verblijven, in de meest uiteenloopende bouwstijlen op getrokken. Men zag er lichte gebouwen met sierlijke houten zaag- en snij ornamenten versierd, en omgeven met hooge Zwitsersche veranda's, naast sierlijke villa's in Italiaansche renaissance en omzoomd met breede graöilo-banden. Ook oude soliede buitenplaatsen waren er, gelegen in uitgestrekte tuinen, door groote ijzeren hekken van den weg afgesloten. Daar naast stonden nieuwe lichte gebouwen in denzelfden bouwtrant op getrokken, maar versierd met veelkleurige tegels en kolossale spiegelruiten, uie tegenover de kleine, groen-en- witte ruitjes van de oudere gebouwen een nieuw modisch effect maakten. Een dezer laatste gebouwen werd bewoond door den oud-minister, een bejaard weduwnaar. Donkere gordijnen temperden ter wederzijde het daglicht, dut door de groote ruiten met volle stroomen naar binnen drong en boden een goeden achtergrond aan het lichte groen, dat, om de zuiltjes der veranda naar boven geklommen, zich in breede bundels om de houten balustrade kronkelde. In een der kamers, die uit de woning des minis ters toegang gaven tot de veranda, zaten op den morgen van zekeren dag drie personen. De oud-mi nister, een deftig man met een aristocratisch voor komen, zat in eene fauteuil en las de courantzijn dochter was aan de tafel gezeten en teekende, onder toezicht van haren leermeester Johan Taurcl. Het was duidelijk dat de grijze aristrocraat daar gezeten was met een bepaald doel, buiten zijne belangstelling in de «Rotterdammer.* De dochter van den oud-minister telde ongeveer twintig jaren. Zij was niet bepaald schoon te noemen en toch bezat haar gelaat eene betooverende aan trekkelijkheid, die alle kritiek tot zwijgen bracht. Wellicht was de neus wat breed en het voor hoofd een weinig te veel gewelfd; misschien 'ook waren de oogen te groot en de lippen te sterk ge zwollen, doch het geheel maakte een bevredigende indruk. Zij droeg een fijn brilletje op den neus en daar door bekwam haar gelaat eenigzins de uitdrukking ceuer »savante«, maar wanneer ze den bril even verschikte of hem van vóór de oogen wegnam, om de glazen op te wrijven, week die uitdrukking geheel van haar gelaat en lichtte er een schalk vlammetje in de donkerbruine oogen. Het donker haar, dat in een zware vlecht was saamgenomen, daalde over het lichte gebloemde kleedje tot aan het middel af. »Is die kromming goed, mijnheer Taurel vroeg het meisje, terwijl ze even russte, om de brilleglazen af te vegen; daarbij zag ze Johan met de sprekende ocgen in het gelaat. Deze scheen verstrooid; zijn droomerig nog had, terwijl het meisje bezig was, onafgebroken op haar gelaat gerust, en hare vraag zoowel als do vlugge A - S - beweging, waarmee ze den bril afnam, verrasten hem eenigzins. »U vraagt?* herstelde hij zich. De minister wierp over zijn courant een blik op den jongen man. »0f die kromming goed is,« herhaalde het meisje. «Niet volkomen goed,« antwoordde Johan, en hij nam haar de teekenpen uit de handen, om de on juistheden te verbeteren. Doch nauwelijks had hij het crayon op het blad geplaatst, of het meisje kraaide lachend «Ach neen, mijnheer Taurel, die krul bedoel ik niet, die hebt u al goedgekeurd; deze is het.« Een gloeiend rood overtoog het gelaat van den jongen kunstenaar. Den oud-minister ontging dit niet. «Deze bedoelt u dus,« herstelde zich Johan, «neen, die is niet goed, dc beide helften van die arabesk moeten zuiver ineenvloeien, het aanhechtingspunt mag niet merkbaar zijn, a en hij verbeterde de fout, terwijl het meisje aandachtig toekeek. Toen Johan de teekenpen neêrlegde, vroeg het meisje: «Gebruikten de Romeinen die arabesken ook al, mijnheer Taurel «Ja, juffrouw, de Romeinen zoowel als de Grieken gebruikten dit versieringsmotief, maar niet onder zijn tegenwoordigen naam. Dien heeft het ontleend aan de Arabieren, die veel gebruik maakten van de arabesk. «Zou ik niet eens kunnen beginnen aan hetboet- seeren van dat ornament, of denkt u dat het als boetseerwerk nog te moeielijk voor mij is «We zullen de proef er van nemen. Het meisje teekende eenige oogenblikken voort toen wierp ze plotseling-tig têék'enpen neêr en stond op. «Permitteemtiejmijnheer Taurel,# daarmee trad ze op ten oud-mkïister toe en vroeg hem iets op fluisterenden toon. r" Deze stond op en naderde Johan met afgemeten tred. «Mijnheer Taurel, ik hoor dat u veel naar de natuur teekent. Johan antwoordde bevestigend. «Hermine zou graag eene teekening maken van ons huis, dat moet, dunkt me, wel goed effekt maken. Zou ze al zoover gevorderd zijn, dat ze dit kan be proeven «Zonder twijfel,antwoordde Johan. «Nu wees dan zoo goed, Nhaar een volgenden keer eens te doen beproeven. Een paar dagen later zat Johan met zijne leerlinge in den tuin tegenover den weg; de minister stond achter den stoel van het meisje en volgde hare be weging met de oogen. Teekent u dikwijls op deze manier, mijnheer Taurel?# vroeg het meisje. «Zeer dikwijls, juffrouw.# «Dat wil zeggen?# informeerde de minister, «het is heden toch de eerste maal, dat u met Hermine buiten teekent De oude heer kon den blos niet zien, die bij deze woorden over het gelaat van den beeldhouwer vloog. Hij herstelde zich echter spoedig. «Ah, bedoelt u 't zoo, ja juist, in dien zin is 't de eerste maal; ik dacht, dat mejuffrouw «Ja, ik bedoelde eigenlijk, of u dikwijls buiten teekent?# «Ja, zeer dikwijls,# antwoorde Johan, «wij kun stenaars moeten dat wel doen, en al moesten wij 't voor ons vak niet doen, onze eigen aandrift zou er ons toe noodzaken.# Het meisje zag hem met heldere oogen lang aan en sprak toen in gedachten «ILt moet toch wel heerlijk _zijn, «en be^Jhouwer ia<2 DOOR -it mmr

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1884 | | pagina 1