No. '315.
Woensdag 8 October
1884.
WAPENPRAAL.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
Ce Roman van een Kunstenaar.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
vcrhooging.
Ad verten tiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N TIEN
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Hij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Wapenoefeningen op kleine schaal, wa
penoefeningen op groote schaalHier in
fanterie gekampeerd, daar artillerie, daar
sommige wapens gezamenlijk: een geheelen
zomer strijd zonder bloedvergieting.
ITebt gij wel eens zoo'n Irmilitair schouw
spel gezien?
Wellicht haalt ge er de schouders voor
op en lacht. Gij herinnert u de kranten
berichten over zoo'n //veldslag".
z/De troepen bewogen zich in de richting
naar A., waar men den vijand dacht te vin
den. Patrouilles werden vooruitgezonden
om 't terrein te doorzoeken en een spoor
van den //vijand" te ontdekken. Hoewel
't weder ongunstig was, waren de manschap
pen over 't algemeen vol moed 't Leger
maakte een Hinken indrukEindelijk stiet
men op de vijandelijke voorposten en na
hevige schermutselingen rukte men voor
waarts. Herhaaldelijk werden nu de aan
vallen gericht op de vijandelijke hoofdmacht,
die zich achter de heuvelen had verschanst.
De vijand bood hardnekkigen tegenstand,
doch was genoodzaakt op B. terug te trek
ken. Ons bleef 't slagveld!''
Ziehier een staaltje van wat ons over de
krijgsdaden gewoonlijk wordt verteld. Denk
nu niet, dat er geen belangstelling getoond
wordt tijdens zulk eenen hevigen strijd
geen mensch in den omtrek, die niet zijn
Zondagsch pak aanschiet en als getuige op
treedt, //geen vrouw blijft bij haar spinne
wiel", behalve als 't weder bijzonder slecht
isdoch dan zijn //de vijanden" zoo mak,
dat ze 't vechten maar een dag uitstellen
Morgen komt er immers weer een dag
en daarna nog een en eindelijk is 't tijd
van naar huis gaan. En dat laatste is de
grootste overwinning, die men behalen kan.
Want al noemen kwade tongen de wapen
oefeningen soldaatjes-spel, ja, al zijn er en
kelen, die het kinderspel heeten, toch be
hoeft men er voor zijn vermaak niet aan
mede te doen. Dat trekken heen en weer,
dat zoeken naar den //vijand", dat vechten,
dat vluchten somwijlen, dat alles is uiterst
vermoeiend en zeer velen van die //moedige
mannen" vallen bij den weg neder, niet
getroffen door 't vijandelijk lood maar enkel
door vermoeienis overmand. Nu zegt//men"
wel weer, dat niet weinigen van die //ziel-
togenden" zoo gezond zijn als de visschen
in 't water en enkel en alleen daar neder-
liggen, omdat ze hun //bekomst" van de
wapenpraal hebben, doch dat zijn alweer
de lasteraars, die zoo pratenwij achten
daartoe die soldaten //vol moed" niet in
staat
Zij begrijpen toch wel, die manschappen,
dat hier een oefenschool voor hen geopend
is, waarin ze worden opgeleid tot verdedi
gers van 't lieve Vaderland; dat ze nu hier
eerst zullen leeren, wat //loopen" is, dat
ze hier zullen ervaren en tot hun gewin
wat 't wil zeggen//zich te spenen
van de vleeschpotten van Egypte", dat ze
hier, in één woord, worden gehard in den
krijg en dat 't aan hen zelf te wijten zal
zijn, indien ze niet gelijk worden aan de
krijgsknechten van Sparta.
Vitters zeggen alweer dat ze niet geloo-
ven, dat men door dat heen en weer loopen
een krijgsman wordt. Maar daar zijn toch
officieren en onderofficieren, die de manschap
op marsch leiden en die hebben te zorgen
dat de oefeningen vruchten afwerpen, die
den soldaten hunne eigene ervaringen mede-
deelen en die door hun voorbeeld nog 't al
lermeeste medewerken aan 't groote doel
strijdvaardigheid van 't Nederlandsche leger.
't fs wel waar, dat er ook groote //bokken"
geschoten worden, dat sommigen zich geen
voorstelling van eenen veldtocht kunnen
maken en dat ze vrienden voor vijanden
aanzien en omgekeerd, maar dat zijn de
dommen onder de bevelvoerders en zulken
zullen ondanks honderd wapenoefeningen
z/dom" blijven en //flaters" begaan. Maar
laat ze eens in een echten strijd optreden,
misschien kunnen ze op de vlucht slaan,
maar vijanden voor vrienden aanzien zeker
nietin 't allerergste geval wel 't omgekeerde
Zoo moet dus de troep door dusdanige
oefeningen strijdvaardig worden, zoo moeten
officieren en onderofficieren beleid leeren.
Nu, elkeen is in staat op te merken hoe
krijgshaftig die mannen er uitzien als ze
weer vuit 't veld" zijn teruggekeerd in hun
garnizoen en hoe vooral zij, die met verlof
naar huis worden gestuurd, hun moed aller-
wege den volke vertoonen Ja, zoo'n militair
pakje alleen geeft reeds moed, naar 't schijnt.
Vóór, tijdens en na de groote wapen
oefeningen bevatten de kranten grootere en
kleinere artikels; eerstens begint men be
schouwingen te leveren over 't nut er van
of ook wel over 't onnuttige. Verder over
de samenstelling der troepen, over de ver
houding der wapens, zelfs over 't gehalte
der manschappen. De brommers zeggen hier
weer//Men moest zoo minstens orn de drie
maanden oorlogje spelen, want 't gros der
militie en der vrijwilligers behoort tot't al
lerminst ontwikkelde deel der natie stuur
de kat naar Rome, ze komt mauwende
terug!" Doch dat zijn de mopperaars, die
dat zeggen
Tijdens de //krijgsverrichtingen" begint
men staaltjes op te disschen van de voor
treffelijkheid der legerindeeling en wat daar
bij komtuitrusting, voeding, strijdbaarheid
of ook wel over de onvoortreff'elijkheid
koren op den molen des klagers. //Twintig
millioen legerkosten per jaar" zeggen
ze alweer //en nog geen voldoende uit
rusting, geen goede voeding, geen strijd
baarheid geld vermorsen, weggooien20
millioen, veel meer dan 't dubbele der
onderwijsuitgaven, o foeiOch, die vitters.
Wij zeggen maar: voor 20 millioen kun je
heel wat doen en daarom zal 't zoo ruin
niet zijn als men schreeuwt. En dan't nut!
's Gr. H.
C. L. YAN BALEN Jr.
6)
Elet voorgaande gesprek had plaats gehad op den
zelfden dag, dat de gevierde schilder en kunstcriticus
Overboom het stille Bijsdorp met een bezoek vereerde.
Nadat hij afscheid had genomen van dominé Wol-
dema en van den overste, richtte hij zijne schreden
naar de woning van Taurel, maar vond hem niet te
huis. Johans zuster maakte duizend excusesJolian
was uitgegaan met schetsboek en veldstoel, »inaar»,
voegde zij er bij, «misschien weet ik wel waar hij
is.
«Misschien aan eene groote schets bezig?»
«0, hé neen, wat hem tegenwoordig scheelt, weet
ik niet, hij voert zoowat niets uit, en als er bestel
lingen komen is hij ongeloofelijk norsch, bijna onbe
leefd zelfs.
De schilder keek nadenkend naar den grond.
«Een paar dagen geleden kwam mijnheer Wei-
dring nog hier om over een paar beelden te spreken
»n over de ornamentatie van zijn huis, en Johan was
zoo onvriendelijk, dat mijnheer Weldring vertrok,
zander hein de uitvoering van een en ander op te
d'agen. Voor de beelden vroeg hij veel te veel geld,
e» van het ornamenteeren der zolderingen wilde hij
nets weten, of hij moest alles inrichten naar zijne
eigene ideeën en zonder dat mijnheer Weldring grenzen
zou stellen in de kosten. Nu, dat spreekt van zelf,
daar willen dat soort van menschen niet van hooren.«
«Is die man rijkvroeg Overboom.
»Ja, men houdt hem voor den rijkste van 't dorp.
«Nu, als hij dan zooveel geld heeft, moest hij ook
niet op een paar honderd gulden zien. Johan had ge
lijk. Maar 't is waar, u meent te weten waar hij is,
hé? Als u me dat nu eens wilt vertellen, dan ga ik
hem opzoeken.
Anna voldeed aan zijn verzoek en de kunstenaar
groette en sloeg den weg naar «het bosch» in.
Juffrouw Taurel bromde hem iets na van: «Men
schen, die anderen in hun kwaad stijven,en toog
vol verontwaardiging weêr aan hare huishoudelijke
bezigheden.
Overboom mompelde onder het wandelen De jon
gen verkeert in een abnormalen toestand.» Bij dacht:
«Taurel heeft het land, dal is zeker; is de jongen ver
liefd of hindert hem dit vervloekte comité, of wel al
les tegelijk? Wij zullen zien 1voegde hij er over
luid bij.
Na verloop van twintig minuten trad hij het breede
ijzeren hek door, dat toegang verleende tot «het
bosch.
't Ziet er hier waarachtig romantisch uit,mom
pelde hij en plukte zich een paar veronica's, die hij
in het knoopsgat van zijn jas stak.
Het was nu ook inderdaad heerlijk onder het groene
bladerdakgeen menscheiijke stemmen werden er ge
hoord, want de gewone Zondagsgasten waren verre
en de voornamere wereld vond het er niet «neU ge
noeg. Nu, 't is ook vrij gewaagd, op een werkdag
plaats te nemen op dezelfde bankjes waarop dienst
meisjes Zondags mel^^^^uj^ui zitten te minnekoo- j
zen; »net« is 't, ten minste zeker niet.
't Was dus rustig in het bosch. Hoog in de hoornen
alleen jubelde een vink met schelle slagen, of zuchtte
een tortelduif met zwaarmoedig rhytmisch gekir.
Soms vlogen er krassend een paar kraaien uit de
boomtoppen, of liet een roodborstje zijn klagend gefluit
hooren. Heel in de verte liet een koekkoek zijn schelm-
sche kreten hooren, en klonk de korte slag van een
kwartel uit het golvende graan.
De ondergaande zon hulde de boomstammen aan de
eene zijde in een rooden gloed en deed elk grashalmpje
in rose tinten baden. Tal van insekten vlogen in snelle
vaart over het pad of dansten in gansche drommen
rond in de bleekroode zon.
De kunstenaar was intusschen doorgedrongen in het
dichtste van het geboomtehij naderde den moerassigen
vijver. Een open plek tusschen de hoornen lichtte hem
door het gebladerte tegen. Overboom trad behoedzaam
vooruit; ï'uischend openden zich de takken onder den
druk zijner armen, nog éen stap en hij' kon de ge-
heele waterpartij overzien. Nauwelijks kon hij eeii
kreet van verrassing onderdrukken bij het gezicht van
dit romantische plekje. Zijn oog hing aan het schitte
rende koloriet, dat het moerassige water aannam en
op de machtige schaduwen, die de hoornen langs den
oever op de groene piantenzee wierpen. Toen dwaalde
zijn blik zoekend langs den boschranddaar, onder
de schaduw van een breedgetaklen beuk, lag de jonge
beeldhouwer en staarde droomend en doelloos voor zich.
De jonge man scheen den kunstenaar niet te hebben
opgemerkt, want hij verroerde zich niet; hij scheen
alles om zich heen te hebben vergeten, om hier te
midden van gras en bloemen te droomen en immer te
droomen.
Toen Overboom bemerkte, dat Johan hem niet ge
zien had, trad hij behoedzaam terug en sloop over het
gras naar de overzijde. Daar aangekomen, boog hij de
takken terzijde en kroop door het hakhout voort. Toen
richtte hij zich op en luisterde Nog een stap en hij
stond aan den zoom van den vijver, achter de plaats,
waar de jonge man lag te mijmeren. Daar kraakte
een tak onder zijn voetbliksemsnel richtte Johan zich
op en greep naar zijn stok nog een oogenblik en met
gespierde vuist greep hij den kunstenaar in de borst.
«Laat los, in Godsnaamschreeuwde Overboom,
«je scheurt me de kleèren van 't lijf.»
De vuist van den beeldhouwer ontsloot zich en in
de grootste verbazing deed Taurel een pas achter
waarts.
«Ja, ik ben hetvoegde Overboom hem toe. »'t
Staat je mooi, mij aan te grijpen en te dreigen met
je stok, alsof ik een dief was. Maar», vervolgde hij
lachend, «mijn komst heeft ook veel van een struik-
rooversaanval, hé?»
«Ja eerlijk gezegd ja, ik kon niet anders
denken,» antwoordde Johan en verontschuldigde zich.
«Maak geen excuses!» lachte de schilder, «ik heb
het verdiend, oude romanheld, die ik ben. Maar wat
doe je hier nu eigenlijk?»
Niets.
«Totaal niets? Kerel, ben je dwaas? Is dat een
bezigheid voor een jongmensch? Werk en studeer,
dat is heel wat beter; en als je dan iets tot stand
gebracht hebt dat de moeite waard is, neem er dan
eens een kwartier af om niets te doen.»
De kunstenaar kon den blos niet zien, die Johans
gelaat bij deze woorden overdekte.
En vertel me nu eens,vervolgde Overboom, zich
op een boomtronk zettende, «wat voer je na zoo al
uit cn hoe bevalt^ het je hier?»
door