No. 330.
Zaterdag 29 November
18
[ik
mAL.
f 1.10.
- 2.25.
FEUILLETON
De laatste Les.
'Uwer ij
REEL.
Heusden.
fes
F
rste-, Prin-
ïumsch Bier
^edeel-
zijn
uiig bij
erde 2e
ERMAN
SN.
leusden.
nst,
Uitgever; L. J. VEERMAN Ileusdcn.
EK.
zenalsook gebotteld
aan bnis, in de stad.
sch ƒ0,10.
lesch ƒ0,12.
per flesch ƒ0,15.
verkrijgbaar,
ïdigate uitgevoerd.
W. Schoppenhauer.
an Ue eerste
TS-EOTERIJ
iber e. k.
IS KOOT.
FABRIEK
N en AL T E N A.
eest versprei-
schriften, in
ij n e n d e.
Geïllustreerd Tijd
voor Modes en
Iwerken. Maaii-
twee nummers. Prijs
artaal 1. Jaarlijks
en
met toilet en haud-
i, 2000 gravures met
ijving van kleeding-
n en linnengoed voor
nge kindereu, bene
ieeren, het bed- en
ngeveer 200 snijpa-
tukken en 400 bor-
naamcijfers enz.
renbij alle Boekhan-
Gebr. Belinfante,
a postwissel van 1
^os. met 6 gekleurde
:e patronen; of van
3urde modeplaten en
ndelaren en bij den
Beer Co
eks verkeer mot de
Smit Co.
in met 27 Mrt. 1885,
öhonden).
Gorinchem.
u. en nm. c.a. 1.15 en
.30 en 10 n. naar
gen
ag 1.15. (In corres-
amiddag 3 uur naar
r Heusden.
G
nam. 1, 3.30 en 5 n.
5 vm. en 2 unr um.
gen:
uur, na aankomst
n 2 u. uit Rotterdam,
■nnari, Februari en
ist en zal de laatste
icember, Januari en
öbben, in correspon-
uit Rotterdam,
it des Maandags 3
den correspondeert
oot van 4.45 naar
VOOR
imu
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijs per 3 maanden f
verbooging.
en ZATERDAG.
1.Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaat
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ing
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N T IE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
ili
b'
II.
Wij zullen ons dus laten leiden door hetgeen
eene zorgvuldige waarneming van hetgeen
vroegere epidemiën dezer ziekte ons kunnen
leeren.
Zooveel is van de cholera bewezen, dat
zij eene ziekte is die van de vroegste tijden
af in Indië en wel aan den Ganges inheemsch
is. Als in die buitengewoon waterrijke en
heete landstreek op den regentijd, die het
land in eene onafzienbare zee verandert, de
periode van het droge jaargetijde volgt, dan
ontstaat tegelijk met het naar boven komende
land, waarin talrijke moerassen en vijvers
achterblijven, behalve buikloop en afwisselende
koortsen, de cholera. Met de terugkomst van
den regentijd verdwijnt zij weder te dier
plaatse, maar onder zekere, haar gunstige
omstandigheden, overschrijdt zij hare grenzen
en trekt in de laatste halve eeuw als epidemie
verder voort. Tot die gunstige omstandig
heden kunnen wij rekenen groote opeen-
hoopingen van menschen, als groote legers,
karavanen, bedevaarten.
Eerst sedert de bezetting van Indië door
de Engelschen en hunne onophoudelijke
oorlogen met de inboorlingen en het toe
nemende verkeer, heeft de cholera hare
grenzen overschreden en is zij de aarde
rondgetrokken. Vier zulke algemeene uit
breidingen zijn duidelijk te onderscheiden
de eerste, die van 1817 tot 1837 duurde,
de tweede van '40 tot '50, de derde van
'52 tot 'GO, de vierde van '63 tot '73 en
misschien nog een vijfde, die pas begonnen
is. Naar Europa, dat zij in 1830 voor de
eerste maal bezocht, kwam zij in den be
ginne over Rusland en zij volgde de ver
keerswegen te land en te water, terwijl zij
tegenwoordig aan den korteren weg over
Suez de voorkeur geeft.
Altijd volgde zij het menschel ijk verkeer
en de handelswegen en nooit ging zij sneller
vooruit dan de menschen zelf. Zij ging nooit
sneller over den Oceaan dan een schip vaart
en vertoonde zich dan het eerst in de handels
havens. Waar zij te land een sprong schijnt
gemaakt te hebben, heeft men dikwijls haar
spoor kunnen terugvinden door reizigers of
vluchtelingen uit besmette plaatsen. Dikwijls
is zij goedaardig opgetreden, andere keeren
in den vreeselijksten vorm, heeft in doorsnede
één per duizend, in groote steden zelfs één
per honderd aangetast en de helft daarvan
gedood. Eene heele reeks van plaatsen heeft
zij nog nooit bezocht, andere echter, die
men langen tijd voor onaantastbaar hield,
is zij bij latere epidemiën niet voorbij gegaan.
Allerlei gastrische aandoeningen, zooals
diarhee, koliek, misselijkheid en gebrek aan
eetlust, heerschten zeer in die streken, welke
de cholera later bezocht, en de menschen
die er door aangetast werden, hadden vroeger
dikwijls aan bovengenoemde ongemakken
geleden velen onder hen weder, die vroeger
nooit ongesteld waren, werden heftiger aan
gegrepen en waren dikwijls binnen weinige
uren dood.
Geen leeftijd, geen gestel en geen beroep
verschoont zij. Daar echter een krachtig
lichaam beter weerstand kan bieden, zoo
vallen lieden met eene zwakke gezondheid
en gevoelige zenuwen het eerst als slacht
offers. Schrik en angst hebben veel invloed
op een noodlottigen uitslag.
De cholera is ongetwijfeld, hetzij middellijk
of onmiddellijk besmettelijk, maar de be
smetting schijnt slechts door de uitwerpselen
te kunnen werken. Waschvrouwen, die be
smet waschgoed moesten reinigen, zijn zeer
dikwijls zelf besmet geworden oppassers en
dokters, die veel met de zieken in aanraking
kwamen, maar zelden, een bewijs dat de
smetstof (bacterie) in het geheel niet of
zelden in de lucht overgaat en door inade
ming aansteekt. Maar men heeft reden om
aan te nemen, dat door alle voorwerpen,
waaraan smetstoffen in vochtigen toestand
blijven kleven, het overbrengen der ziekte
veroorzaakt kan worden en dat, als die
smetstoffen in den grond of in het water
komen en zich hierin vermeerderen, het
gebruik van zuik water voor drink- of
waschwater de ziekte kan overbrengen.
Zooals ieder bij het naderen der ziekte op
de gezondheid zijns lichaams behoort te let
ten en voornamelijk elke storing in de ver
teringsorganen moet zoeken te voorko
men of, als zij reeds aanwezig is moet zoeken
te herstellen, zoo moeten de Gemeentebe
sturen tijdig voorzorgen nemen voor de
medeburgers, die gebrek hebben aan goed
voedsel en aan eene goede woning. Ver-
eenigingen, soepcommissies en dergelijke
kunnen veel goeds doen. Opdat echter elke
plaats waar behoefte is, waar hulp noodig
is of waar zich met betrekking tot de ziekte
verdachte verschijnselen vertoonen, ten spoe
digste bekend worde, is eene instelling aan
te bevelen, die op verscheidene plaatsen,
o. a. te Christiania goede resultaten heeft
opgeleverd. Men had namelijk een aantal
beschaafde, zelfopofferende menschen aange
wezen waarvan elk een zeker aantal hui
zen ter bewaking werd opgedragen, om
in die huizen, gedurende de epidemie elk
geval van diarhée, van gebrek aan ruimte,
voedsel, elke onzindelijkheid bekend tema
ken en de bewoners met raad en daad bij
te staan.
Wordt evenwel een cholera-geval h
dan moet de lijder in de strengste ai
ring gehouden en met zijne geheele
ving bewaakt worden. Men brengt
door middel van een uitstuitend tot t
bestemd voertuig, dan in een hospit;
best is in een luchtige barak, of wr
zekerder schijnt, zegt Dr. Koch, ra<
hem in zijne woning met het noodza
personeel en brengt de medebewonei
het huis in eene andere lokaliteit o\
sluit het huis van alle verkeer af, eer
regel, die in de groote huurkazerne
mogelijk is, maar in kleine woningt
makkelijk ten uitvoer is te brengen.
Uit zulk eene besmette woning mc
mand weggaan om de epidemie niet
te verspreiden, zooals dat door vrees;
vluchtelingen dikwijls en nu pas we
Marseille gebeurd is. Zulke maatr
mogen streng schijnen, men kan tocl
insluiting der ziekte in hare geboort*
en tot redding van misschien honderd
menschen, niet streng genoeg te werk
Wat nu de ontsmetting betreft
woningen der zieken zoowel gedurende
ziekte, als na hunne genezing en in
van overlijden, het is niet noodig h
in bijzonderheden te treden, daar in
gevallen de wet op besmettelijke 5
duidelijk spreekt en in het geval va
uitbreken der cholera de Gemeentebe
weten waar aan zij zich te houden I
en wat zij te doen hebben. Maar
het vrede is, bereide men zich ten ot
er zijn vele voorbehoedende maatregele
genomen kunnen worden, zooals de zor
goed drinkwater, het verwijderen van
vaalten enz. en die toch door verschi
Gemeentebesturen verwaarloosd word'
dat de nood aan den man komt
doorgaans te laat is.
zult
Verbaal van een kleinen jongen uit den Elzas.
Naar het Fransch
ALPIIONSE DAÜDET.
De klok sloeg al negen uur; er was dus groote
kaus, dat ik te laat op school zou komen en beknord
worden ook, daar mijnheer Durand gezegd had, dat
hij ons over de deelwoorden zou ondervragen, waar
van ik niemendal wist. Ik kreeg eensklaps lust om
te spijbelen en mij in de vrije natuur te gaan ver
maken.
Het was zulk helder warm weder. Men hoorde de
vogels zoo mooi in het boseh zingen en in de weide
van flippert, achter den houtzaagmolen, waren de
Pruissen aan het exerceeren. Dit alles kwam mij veel
verleidelijker voor dan de regel der deelwoorden, doch
gelukkig bood ik weerstand aan de verzoeking en
liep in vollen galop naar school.
Voorbij het stadhuis gaande, zag ik een hoop men
schen voor het aanplakbord staan. Sints twee jaren
kon men daarop de slechte berichten, de verloren
veldslagen, de gedwongen leveranties en de orders
van de overheid lezen.
Wat is er nu weer aan de handdacht ik.
Terwijl ik al voorthollende het plein overstak, riep
de smid Wachter, die met zijn leerjongen juist bezig
was het biljet te lezen, mij toe
Maak maar niet zoo'n haast, kleine man, gij
nog vroeg genoeg op school komen 1
Ik meende, dat hij mij voor den gek hield en
kwam geheel buiten adem op de plaats voor de school
van mijnheer Durand binnen.
Gewoonlijk was er bij den aanvang van de lessen
zoo'n leven, dat men het op straat hooren kon: de
lessenaars werden geopend en gesloten, de lessen die
men te zamen nog eens opdreunde, liefst met de vin
gers in de ooren, om beter te kunnen leeren en ein
delijk de dikke liniaal van den meester, waarmede
hij op de tafel sloeg, onder den uitroep vanstilte
Ik had hierop gerekend, om ongemerkt mijne plaats
in de bank te bereiken; maar alles was op dien dag
doodstil, evenals op een Zondagmorgen. Door het ge
opende venster zag ik mijne kameraden reeds allen
op hunne plaatsen zitten en mijnheer Durand heen en
weer loopen, met de gevreesde liniaal onder den arm.
Gij kunt denken met welk een kloppend hart en
hoogroode kleur ik de deur opende en binnensloop
te midden van die groote stilte
Maar zie, mijnheer Durand keek mij niet eens boos
aan, maar zeide heel vriendelijk Ga gauw naar uw
plaats, kleine Frans, wij zouden juist zonder u be
ginnen.
Ik sloeg de beide boenen over de bank en ging
dadelijk voor mijn lessenaar zitten. Toen ik van den
eersten schrik bekomen was, zag ik, dat onze meester
zijne mooie groene jas aan had, zijne fijn overhemd
met plooitjes en zijn zwart zijden geborduurde kalotje,
dat hij alleen droeg wanneer er prijsuitdeeling was
of wanneer de schoolopzieners kwamen. In één woord,
er heerschte iets buitengewoons en plechtigs op school.
Maar wat mij nog meer verbaasde was, dat er achter
in het lokaal, op de banken die gewoonlijk leeg hieven
staan, enkele menschen uit het dorp gt zelen waren,
ja, dat stond er
Ik, die nog
zooals de oude Hauser met zijn driekant steekje, de
ex-burgemeester, de vroegere brievenbesteller en nog
andere personen, allen even stilzwijgend als wij.
Iedereen scheen even treurig te zijn en Hauser had
een A-B-boek meegebracht, dat er erg versleten uit
zag en opengeslagen op zijne knieën lag met zijn
grooten bril er dwars over heen.
Terwijl ik mij over dit alles zeer verwonderde, had
mijnheer Durand den catheder beklommen en sprak;
Het is de laatste keer, mijne kinderen dat ik u les
geef Er is bevel uit Berlijn gekomen, dat voortaan
iu de scholen van den Elzas en Lotharingen slechts
de Duitsche taal moet onderwezen worden.
Bij het hooren van die weinige woorden was ik
als verpletterd. Die ellendelingen
zeker aan het stadhuis aangeplakt!
Mijne laatste Fransche les
nauwelijks schrijven kou! Ik zou het dus nooit leeren
en het nooit verder brengen Hoe speet het
mij nu den tijd zoo dikwijls verspild en de school
verzuimd te hebben om vogelnestjes uit te halen of
glijbaantje te spelen op de Saar!
Mijne boeken, die mij zooeven nog zoo vervelend
toeschenen, die ik zoo zwaar vond om te dragen,
mijne grammatica en mijn leerboek over de Bijbelsche
geschiedenis kwamen mij voor als oude vrienden,
van wien ik moeilijk scheiden kon.
Zoo ook met mijnheer Durand. Het denkbeeld dat
hij zou heengaan en ik hein niet weer zou zien,
maakte dat ik alle straf, zelfs de klappen met de
liniaal vergat.
Arme man
Ter eere van de laatste les had hij zijne Zondag-
sclie kleeren aangetrokken. Nu begreep ik waarom
die oude luidjes uit het dorp achter in de school ge
zeten waren. Het scheen wel alsof zij er spijt van
hadden dat zij niet vroeger en niet meer de
hadden bezocht, liet was slechts eeu vorm or
meester te bedanken voor zijne goede dienstel
rende veertig jaren aan de school bewezen t
plichtpleging tegenover het vaderland, dat ni
ren ging.
Aldus geheel in gedachten verzonken, ho
mij eensklaps hij den naam roepen. Het w
beurt om te antwoorden. Wat zou ik niet
hebben om den bewusten langen regel der deel\
luid, duidelijk en zonder haperen op te kunner
maar ik raakte al dadelijk in de war en in d
overeind staande, draaide ik al heen en weei
de oogen te durven opslaan.
Mijnheer Durand sprak mij toe en zeide
Ik zal u niet beknorren, kleine Frans, gij z
genoeg gestraft dat komt er nu van.
dag zegt men O, ik heb tijd genoeg, ik
morgen wel leeren. Nu ziet gij wat er gebeu
Het is de groote lout van onzen Elzas gewei
altijd het onderwijs tot den dag van morgen
stellen. Nu hebben de Pruissen gelijk, wanneei
ons zeggenHoegij geeft voor Franschen
en gij kunt uwe taal noch lezen noch schrijv
Maar gij zijt niet alleen de schuldige, arme
Frans. Wij hebben ons elk op zijue beurt iets
wijten kinderen. Uwe ouders hebben niet
het werk gesteld om u knapen te doen word
wilden u liever naar het land of naar de sj
sturen oin een paar stuivers meer te heb
En wat mijzelven betreft, heb ik mij ook r
verwijten Heb ik u niet dikwijls mijne bloenn
begieten, in plaats van u aan het werk te hi
En heb ik u niet dikwijls vakantie gegeven, w
ik forellen wilde gaan vangen
Mijnheer Durand kwam v(ui het een op ho
VAN