No. 336.
Zaterdag 20 December
FEUILLETON.
Ce stomme Hadji.
Uitgever: L. J. VEERMAN ITeusden.
as
I
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verbooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D VER T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
DE WERKGEVER EN
ONDERWIJS.
HET
't Is een droevig verschijnsel, wanneer in
een gemeente, waarvan 't bestuur met
groote moeite het onderwijs goed tracht te
doen zijn, van de gelegenheid om herha-
lingsonderwijs te genieten, zoo weinig ge
bruik gemaakt wordt.
Voor dat gebrek kan natuurlijk de jeugd
niet aansprakelijk gesteld worden. Wel gaat
de emancipatie der jeugd ver, zeer ver te
genwoordig, zoodat in vele huisgezinnen het
gezag meer schijnt te berusten bij het jongere
dan bij het oudere deel, doch we mogen
daarmee geen rekening houden. Wanneer
de jeugd de plaats waar ze onderwezen kan
worden, ontvlucht of voorbijloopt, dan mag
daarvoor niemand dan de ouders verant
woordelijk gesteld worden. Het gros der kin
deren acht zich, wanneer de schooljaren ach
ter den rug liggen, te groot, te voornaam
om nogmaals op de banken plaats te nemen,
wanneer daar niet een autoriteit is, die ze
er heen stuurt. Die autoriteit behoort aan
de ouders. Zoo zij de waarde van 't onder
wijs op prijs stellen en het geluk hunner
kinderen nimmer uit het oog verliezen, dan
kunnen ze de leerperiode niet bij het 13de
jaar als afgesloten beschouwen. Wanneer de
ouders hun gezag niet zoo jammerlijk uit
de handen gaven, dan zou dat ook niet
plaats hebben. Er kan geen vader of moeder
bestaan, die het belang der kinderen aan 't
harte gaat, of ze moeten weten dat in onze
tegenwoordige maatschappij, de on onderwe-
zenen hun gansche leven achterblijvers
worden
De feiten bewijzen echter dat ze er zijn.
Hebben we niet een wet die de jeugd in
bescherming neemt tegen hun eigen bloed
en wordt niet van vele zijden op verscherping
daarvan aangedrongen Is het schoolverzuim
niet alhrwege veel te groot en een door
slaand bewijs dat 't onderwijs nog ver is
van te deelen in de aanhoudende belang
stelling van 't publiek?
Ofschoon wc hierboven alleen den werk
gever met het onderwijs in betrekking ge
bracht hebben, mochten we toch over 't wel
begrepen belang van dezen niet schrijven
voor we op de plichten der ouders gewezen
hadden. Zij zijn in de eerste plaats voor
den staat en voor ieder ander, geroepen te
zorgen dat hun kinderen eenige wetenschap
opdoen, voor ze de wereld intreden, waar
hun van alle zijden teleurstelling staat te
wachten, indien op dit stuk hun opvoeding
schade geleden heeft. Zij en zij alleen blij
ven voor dat verzuim de verantwoordelijke
personen.
Zoo hierdoor nu alleen het kroost dier
ouders getroffen werd, zou het verklaarbaar
zijn dat ieder ander zich verder met deze
zaak niet inliet; verklaarbaar wel, maar niet
christelijk. Het (/ben ik mijn broeders hoe-
der?/; past niet op de lippen van wie ook
in ons vaderland. Doch dat is zoo niet. In
de maatschappij grijpt alles in elkaar als de
raderen van een uurwerk; de een lijdt door
den ander en wanneer een deel lijdt, loopt
het geheele samenstel mank.
Het is daarom dat de staat zijdelings tot
schoolgaan dwingt, door het werken te ver
bieden aan jonge kinderen en dat de werk
gevers de pogingen van staat en gemeente
in de hand werken, en waar de gemeente
tekort schiet, zelf pogingen in 't werk stellen
om hun //Volk'y te onderwijzen.
Niet allen doen dit, dat is waar. Velen
zijn er, die zich de hoede hunner broeders,
waar het geldt maatschappelijk onderwijs/
van den hals schuiven, omdat ze het onder
scheid niet zien tusschen een onontwikkeld
en een ontwikkeld werkman.. Men meent
nog te vaak dat wanneer de werkman goed
onderwezen is, niet meer met hem te eggen
of te ploegen valt en hij een onhandelbaar
wezen wordt. Vooral meent men dit daar,
waar men omtrent verstandelijke ontwikke
ling tamelijk onverschillig is. Zij, die aan
't hoofd staan van groote inrichtingen, waar
aan iederen jongen werkman de verplichting
opgelegd is, op gegeven tijden te profiteeren
van 't onderwijs, weten wel beter. Zij ervaren
dagelijks, dat lieden, wier verstand geoefend,
wier smaak veredeld is, juist de besten onder
hun werkvolk zijn, op wie ze kunnen ver
trouwen. Dat een enkele van hen op een
dwaalspoor raakt en zich in zijn kring min
der thuis gevoelt, och wat beteekent dat
tegenover de velen, die nimmer aan in
spanning des geestes gewoon zijn gemaakt,
Oorspronkelijk verhaal,
C. L. VAN BALEN.
Wij stapten
voort. Allerlei
Ik gevoelde
eenigen tijd zwijgend naast elkander
gedachten doorkruisten mijn hoofd,
mij aangetrokken tot dezen man,
en toch kon ik niet gelooven, dat Latirose de
waarheid had geraden. Ik wist maar al te goed,
hoe heftig de ware geloovige de Christenen haat, en
het gesprek met Abdul-Shammar had mij geleerd, dat
zelfs de meest verlichte dezer Arabieren den heilig
schenner onvoorwaardelijk zou neerstooten. Ik kon
het niet gelooven, de geheele zaak geleek mij een
hersenschim.
Wijspraken er verder niet over en bereikten
weldra onze tenten. Miggins, die zich eenigzins on
wel gevoelde toen wij vertrokken en ons daarom
niet vergezeld had, slorpte voor de tent weder zijne
koffie. De vuren, door Madjid aangelegd, hulden
geheel den omtrek in een rood licht, en voortdurend
wierp de trouwe knecht een nieuwen voorraad struik-
°,was in de vlammen. De takjes, hoewel nog frisch,
waren zoo droog, dat ze zonder moeite vlam vatten.
Wij zetten ons naast Miggins neer maar spraken
met hem niet over het voorval met den stommen
Hadji. Wij rookten een sigaar en keuvelden een
weinig over de gebeurtenissen van den dag, doch
telkens kwam het vermoeden van Latirose mij weer
in de gedachte. Uit vrees voor onzen bediende echter
durfde ik het gesprek niet daarop brengenwant
hoe trouw Madjid ook was, hij zelf zou den stomme
gedood hebben, indien hij onze gedachten had kun
nen raden. Het gebeurt bovendien niet zelden, dat
deze gidsen eenige volzinnen eener Europcesche taal
kennen, en hoewel we dit nooit bij Madjid hadden
opgemerkt, gebood de voorzichtigheid stilzwijgen op
dit punt.
Op eenige meters van ons, aan gene zijde van
het groote wachtvuur zaten de bediend', n, in wier
midden' Madjid sprookjes vertelde tusschen hen en
ons flikkerden de roode vlammen van het vuur in
de richting daarvan lag het kamp der pelgrims.
Wij waren juist in een druk gesprek gewikkeld
toen Miggins opeens met scherpe blikken over onze
hoofden heen in de duisternis tuurde.
»lk meende daar een man le zien,« mompelde
hij, »maar misschien is het ook wel een hyena ge
weest, die op roof uitging.*
Hij zette zich weer, maar hield intusschen de
oogen onafgebroken op de donkere woestijn gericht.
Wij hervatten ons afgebroken gesprekMiggins bleef
in de duistere ruimte achter ons turen.
Plotseling rees hij, eenige oogenblikken later, op en
vestigde opnieuw zijne oogen op de helling van den
heuvel, waarop wij gelegerd waren. Eene gesmoorde
verwensching, die hem ontsnapte, deed ons den blik
op hem vestigendaarna volgden wij de richting
zijner oogen, en een kreet van verrassing ontsnapte
mij bijna, toen ik het voorwerp van zijne opmerk
zaamheid gewaar werd.
Op de glooiing van den heuvel vertoonde zich
namelijk eenegrauwe gedaante, die zich langzaam
omhoog werkte. Door de schaduw van onze tent,
welke ons gelieel bedekte, kon het schepsel,
menscli of dier ons niet zien wij echter waren
in staat elk zijner bewegingen te volgen.
Het grijze voorwerp kroop voort in de richting
van liet vuur, welks vlammen het flauw verlichtten
op eens echter bestraalden zij de gedaante geheel,
de grauwe klomp wikkelde zich los, een hoofd ver
scheen, keek opmerkzaam rond, verdween toen weer....
en tegelijkertijd sloeg het voorwerp eene andere
richting in.
Ik had moeite mijne woorden te weerhouden, want
ik had duidelijk een man herkend. Maar wat kwam
deze hier doen Stelen Maar Ledereoji in het kamp
wist toch, dat wij met onze bedienden zeven n an
telden, en dat onze wapenen goed waren.
Met ingehouden adem volgden wij de beweging
van den kerel. Met voorovergebogen hoof» kw..m
hij, cp handen en voeten kruipend, recht op ons
aan. Blijkbaar had hij bij zijne jorigc verkenning onze
die de kunst om zich in den leegen tijd
binnenskamers genot te verschaffen nooit
hebben geleerd en die daarom hun tijd in
geestdoodende ledigheid of wel in de kroeg
doorbrengen
't Is derhalve geen philantropie, die den
werkgever drijft tot de zorg voor het onder
wijs zijner jeugdige werkkrachten, althans
niet uitsluitend't is het welbegrepen eigen
belang dat hem noopt daarover te waker*.
Hoe eenvoudig dus zou 't zijn in iedere
gemeente een flink bezette herhalingschool
in te richten, wanneer alle werkgevers hier
van overtuigd waren. Ze hadden dan slechts
allen gezamelijk als onverbiddelijken eisch
te stellen aan hun jonge maatjesprofiteeren
van 't onderwijs of ontslag. De geldelijke
schade kon misschien met eenigen goeden
wil wel vergoed worden.
De zaak, hier besproken, is natuurlijk
niet van uitsluitend localen aard. Voor ver
scheidene plaatsen blijft de letter der wet
die herhalingscholen beveelt, feitelijk zonder
waarde. En dat is zeer jammer voor de wet
niet alleen, maar in de eerste plaats voor
hen in wier belang zij spreekt. Het onder
wijs in de jeugd opgedaan, vervluchtigt als
't niet onderhouden wordt en de herhaling-
scholen zijn de beste remedies tegen dat
vervluchtigen.
Aan de ouders, aan werkgevers, aan ieder
die tot het volk in eenige betrekking staat,
zij opgedragen op dit punt 't zijne te doen.
AI is iemand zelf in zijn jeugd van den
zegen, dien goed onderwijs afwerpt, versto-
bedienden ontdekt en daarom zijne richting veranderd.
Intusschen kwam hij nader en nader; wij hoorden
zijne knieën over het woestijnkruid schuren. Op tien
schreden van ons beurde hij plotseling het hoofd op
en toonde ons zijn gelaat. Tegelijkertijd stieten Lati
rose en ik een kreet uit en sprongen op.
De stommme Hadji!» riepen Wij beiJen entraden
op den man toe.
De pelgrim bemerkte dat hj ontdekt wasechter
vluchtte hij niet, maar bleef op korten.afstand van óns
staan en bewoog zijne lippen, als om te spreken
tevens strekte hij de hand uit naar de zijde van het
v mr, waarachter Madjid sprookjes vertelde. Toen
d nik hij weer in elkander en verdween achter een
piar struiken.
Latirose scheen zijne bedoeling te hebben be-
g epen, tenminste hij begaf zich zonder aarzelen
naar de bedienden.
«Madjid, en gij HamudN hoorde Jk hem zeggen,
«en gij alle vier! Ga, snel naar het kamp der pel
grims en verzoek den emir-el-Hadj om een kleed
voor den nacht. Zegt, dat de Frankische Hakhim
u zendt.
Heer,antwoordde Madjid, »de emir-el-Hadj zal
reeds slapen en wij hebben nog twee ongebruikte
kleeden liggen.* J'"?Rrn
Wilt ge zwijgen!* hoorde ik Latirose hem toevoegen.
Ik zeg u, ga
Geneesheer.
jas- -wmT M
DOOR