No. 338.
Donderdag 1 Januari
1885.
Het einde.
FEUILLETON.
Ee stomme Hadji*
Op den drempel van 1885.
Uitgever: L. J. VEERMAN, neusden.
:ja6a^k*^i)tóé
VOOR
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post
verbooging.
Oorspronkelijk verhaal,
C. L. YAN BALEN.
Zooals u reeds bekend is,sprak hg, »is mijn
naam Paul Ulrich. Ik ben een Duitscher en onder
nam voor drie jaren, na aan onderscheidene Euro-
peesche hoogescholen te hebben gestudeerd, eene reis
naar het Oosten. Ik doorkruiste Klein-Azië en den
Libanon, vertoefde geruimen tijd in Syrië en Palestina,
en verzamelde overal de noodige gegevens voor een
werk over den Islam, dat ik, wanneer ik behouden
teruggekeerd ben, hoop uit te geven.
Daar vernam ik, terwijl ik in Jeruzalem vertoefde,
dat er eerlang eene karavaan Perzische en Syrische
Hadji's op reis zou gaan naar Mekka. Deze schoone
gelegenheid, om eene schat van kennis op te doen,
meende ik te moeten aangrijpen, hoewel ik de tallooze
gevaren kende die er aan verbonden zijn. Na het
voor en tegen zorgvuldig te hebben overwogen, besloot
ik, als Hadji vermomd de reis mee te makep. Ik
regelde mijne zaken, maakte mijn testament, begaf
mij geheel onverzeld naar Tadmor in de Syrische
woestijn en vond daar de pelgrims reeds reisvaardig.
Wij telden te zamen ruim twintig man, en voegden
ons bij de karavaan der Perzen, die van Nejef of
Mesched-Ali aan den Euphraat kwam en veel tal
rijker was dan ons reisgezelschap.
Uit vrees, mij zelf te zullen verraden, hield ik mij
stom maar liever wilde ik duizend dooden sterven,
dan nog eens deze marteling doorstaan.
Vijf maanden lang heb ik gezwegen vijf maanden
lang alleen met mij zelf geleefd; die kwelling is
mij onverdragelijk, en ook al was er een kroon
mede te behalen, ik zou het niet weer doen.*
Hij zweeg en staarde eenige oogenblikken somber
voor zich heen. Ook wij spraken geen woord, maar
blikten met eerbied en bewondering den spreker
aan.
En nu* vervolgde hij, is het moeielijkste achter
den rugik heb de heilige stad bezocht, heb den
tempel betreden, kortom, heb alles gezien, wat alleen
de Moslem aanschouwen mogen. Wat wellicht nooit
een Christen heeft gehoord, heb ik gehoord, en in
dien ik het er goed afbreng, zal mijn pelgrimstocht
heel wat nieuws aan het licht brengen. Als ik het
er goed afbreng,* vervolgde hij, den nadruk op het
eerste woord leggende, »als«
»Ik heb ijverig aanteekening gehouden van alles,
wat ik gehoord en gezien heb,* hervatte hij, »en
toen ik u drieën in ons kamp zag verschijnen, was
het, of ik de engelen uit den hemel aanschouwde,
want ik dachtIndien ik mocht vallen, kunnen deze
mannen de vruchten van mijn tocht in bewaring
nemen en mijn boek de wereld ia zenden. Hun zal
ik mijne aanteekeningen toevertrouwen om ze voor
mij te bewaren
Zoo sprak hij en tastte in zijn mantel, waaruit hij
na eenig zoeken een bundel papieren te voorschijn
haalde, die met onduidelijke potloodletters beschreven
waren.
Ziet,* vervolgde hij, hier zijn ze. Zij bevatten
de vrucht van een reis vol ellende, vol doodsgevaar
en ontberingen. Ik vertrouw ze u toebewaar ze
zorgvuldig, tot ik ze zal opeischen.«
Met deze woorden overhandigde hij het handsch rift
aan Latirose, die liet met zekeren eerbied aannam.
Voor ik het in uwe handen laat, nog iets,* ver
volgde de man, dien wij nog altijd in gedachte »den
stommen Hadji* noemden, »wij kennen elkaar niet;
ik weet niet, wie gij zijt. Maar ik vertrouw, dat
een eed u heilig is. Zweer mij, dat gij mijne aan
teekeningen met zorg zult bewaren.*
Ik zweer liet,* klonk de diepe stem van Augustc
Latirose.
Dat zij zoo,* voltooide de Duitscher. Maar loaar
zult gij het handschrift verbergen'?*
In mijn opperkleed,* antwoordde Latirose, «daar
is het 't veiligst.*
Gij kunt vallen,* viel »de stomme Hadji* hem in
de rede; «bewaar liet in een uwer koffers, zóó, dat
uwe vrienden de plaats kennen
De goede Latirose opende een klein koffertje en
legde het gewichtige dokument voor ons aller oogen
er in.
Nu ben ik gerust,* hernam Paul Ulrich, terwijl
het gesloten werd. »Welk eene weelde,* vervolgde hij
terwijl hij met glinsterende oogen het onaanzienlijke
ding bekeek. »Welk eene weelde voor mij, die sedert
zes maanden het leven h-id van een barbaar. Sclioon
linnen, een scheermes, passers, boeken, al te maal zaken
die ik alleen nog maar bij name ken.
Hij maakte zich vroolijk over zijn eigen verwonde
ring. Weldra waren wij iu een druk gesprek ge
wikkeld en heerschte er tusschen ons een ainarena-
men, lossen toon.
Zijt ge nooit in gevaar geweest uw incognito te
verbreken Hebt ge nooit een enkel woord gespro
ken'?* vroeg Wiggins hem in den loop van het ge
sprek.
Ja, antwoordde onze gast, één enkele maal heb
ik gesproken, en,« vervolgde hij lachend, dat heeft
mij niet beroawd.*
Hoe zoo? Vertel ons dat!* riepen wij.
Het was onder de muren van Mekka,* ver
haalde Paul Ulrich,* en kort voor ons vertrek. Een
jood uit Dsjidda had de onvoorzichtigheid begaan,
zich in de heilige stad te wagen. De geloovigen be
merkten het niet zoodra, of ze grepen hem en brachten
liern buiten de stad, om hem te steenigen. Eene
ontelbare bende van het grauw der bevolking sleepte
den armen kerel onder allerh i mishandelingen naar
de strafplaats. Niet ver van mijne tent zou de straf
oefening plaats hebben het slachtoffer werd aan een
paal gebonden, en de moordlustige schare der dweep
zieke schobbejakken greep naar de steenen. Ik had
reeds lang moeite gehad om mij bedaard te houden,
doch toen de verschrikkelijke strafoefening begon,
verloor ik mijn geduld en sprong met gebalde vuisten
op de lafhartige beulen los. Uit den weg schurken!*
riep ik, en brak mij door de gelederen der Arabieren
heen. Het was eene onzinnige daad, maar ik gevoelde
mij er toe gedrongenik sprong op den armen zoon
van Israël toe, sneed zijne touwen door en hergaf
hem de vrijheid.
En de Moslem?* vroeg ik verbaasd.
In het eerst wilden zij mij te lijf, doch de Hadjis
die mij voor een vroom man houden, vatten mijne
partij op en riepenDe stomme man heeft gespro
ken. Allah heeft door zijne hand den gevangene be-
viijl.* Weldra stemden ook de mannen van Mekka
met hen in, en,* vervolgde hij, »vzoo gebeurde het,
dat de notabelen van de heilige stad naar Paul Ulrich
kwamen, om hem te zien, door wiens mond Allah
gesproken had, en om hem geschenken aan te bieden.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
zonder
1
Aan alle dingen komt een eindo, ook aan de
magere jaren. Vol blijde hoop zijn we het jaar
1884 ingetreden, met de stille vei'znchting dal de
teekenen der tijden keereu mochten het is niet
geschied. De loop der zaken laat zich niet door
verzachtingen keeren, aangezien de oorzaak daar
van weer een gevolg is van vroegere oorzaken, die
een lange keten vormen, waarop de menschen wel
hameren kunnen, doch die door geen menschenmacht
verbroken wordt. Men kan de ongelukken, die zich
in 't vervlogen jaar opstapelden, in ééne formule
uitdrukken, die luidt: er werd niet verdiend. Want
alle klachten, die geslaakt zijn en voor hot einde
nog geslaakt zullen worden, komen op dat eene
punt neer. Wauneor slechts handel, nijverheid en
landbouw niet beneden het peil onzer vorwacht.ing
gebloven waren, zouden we niet te klagen gehad
hebben. Immers we leven in vrede met onze bu
ren, hot is ons gelukt de lieve vrede te bewaren
zelfs toen de horizon bewolkt was; onze verklaarde
en innige vijanden in Atjeh schijnen zich in hun
lot te schikkengeen stormen van eenige beteekenis,
tenzij die der verkiezingen, beroerden ons land en
juist de laatsten, hoewel ze den atmosfeer niet ver
mochten te zuiveren, hebben goed gedaan door ons
sluimerend politiek leven aan te wakkeren en een
weinig gloed iu te blazen. Watersnood hebben we
niet gehad, van andere natuurrampen zijn we even
zeer verschoond gebleven, do afgeloopen zomer is
een der vruchtbaarste van bet laatste lieu-tal ge
weest, onze landbouw en veeteelt hebbeu in den
kampstrijd met dezelfde bedrijfstakken van andere
natiën met eere bekroond het strijdperk verlaten;
de tijden zijn op zich zelf niet bang, daar de le
vensmiddelen ongekend laag in prijs staan en
toch, moet het jaar 1884 met eon zwarte kool ge-
teekend worden.
Wat baat het den nijveren werkman dat de aard
appelen slechts een paar gulden den HL. gelden
en brood en vleescb betrekkelijk goedkoop zijn,
wanneer bij overal te vergeefs aanklopt om tegen
een matig loon te werken?
Want let wel, dat do zaken met horten en stooten
gaan, dat de werven leeg, de magazijnen vol, de
werkplaatsen verlaten staan, drukt ook wel op de
hoogere standen, in vele gevallen zwaar zelfs, maar
ten slotte lijdt de arme werklooze arbeider met
vrouw 'en kinderen het allermeest. In de hoogere
standen moge men zich moeten bekrimpen, equi
page afschaffen, kleiner behuizing opzoeken, afdalen
tot lager stand, en dat dalen moge zeer zwaar zijn en
menig eerlijk hoofd grijzen en ten grave doen dalen
toch is, over 't algemeen genomen de slechte
tijdhet meest rampzalig voor de minderen dio,
om met onze geneeskundigen te spreken, alle weer
standsvermogen missen om het kwaad te doorstaan
dat zich onder den vorm van slecht voedsel en geen
voedsel maar al te zeer aan hun maag doet gevoelen.
Men effectenlijst is een niet te versmaden middel
om do tijdsomstandigheden aan den pols te voelen,
't Is jammer dat 't zoo is, want voor al het kost
bare geld, door onze landgenooten aan waardelooze
papieren uitgegeven, konden we heerlijke dingen
tot stand brengen, kouden we brood halen uit de
Zuiderzee en do woestijnen van Drente. Doch 'tis
zoo, de slechte tijd doet zich allereerst op de benrs
gelden. Die weten wil of ook daar geledon is, niet
alleen door speculanten, die kan men een les gun
nen, maar door brave, eerlijke lni, meegesleept,
zooals men dat noemt, door den stroom der om
standigheden, vergelijke de tegenwoordige beurs
tijdingen met die van verleden jaar. We hebben
hier een lijstje van waarden waarin druk gehandeld
is en geven dat ter vergelijking:
Turken in '83 10, 20, 12, 19 in '84 7,16, 9, 15.
Egypteuaren in '83: 72, 92; in '84: 63, 81.
Handelsvereen. Amsterdamin '8398in '8466
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
- 1jinn.mmj_ j
Havenstoombootdienst idom
129;
50
Iutr. Crediet, Rotterdam
119;
P
87
Kasvereenigiug
150;
P
126
Koloniale Bank
97;
P
37
Kon. Ned. Stoomb.-Maatsch.
97;
y>
45
Maatschappij Fijenoord
55;
p
38
Nederlandscbe Bank
246;
p
218
Nederl. Handelsm.
109;
p
104
Nederl.-Ind. Handelm.
118;
p
40
Panopticnm (A.)
140;
p
42
Stoomb.-Maatsch. Insnlinde
88;
p
32
ld. Java
36;
p
7
ld. Nederland
102;
p
59
Twentsche Bauk
117;
p
108
Ned. Suikerf. A.
115;
p
72
Hollaudsche Spoorweg
160;
p
101
Exploitatie- Maatschappij
120;
p
108
Buffalo (Am. sp.)
30;
p
6
Central Passific
74;
p
33
Canada
65;
30
Gooische Stoomtram
116;
p
56
Enz. enz. De lijst vooral
van
Amerikaauscbe
sporen is ver van uitgeput en toont op bijna alle
artikelen groot verlies en de s.om van al deze ver
liezen roept ons toe dat we lijden.
Het jaar 1884 is voor onzen handel zie de
effecten onzer nationale stoomvaartmaatschappijen
hierboven een ljjdensjaar geweost. Het lijden is
niet als uit de lucht komen vallen, doch 't heeft
ons niettemin danig aangepakt. We hebben er uog
de koorts van en alle middelen daartegon aauge-
prezen zijn niet meer dan huismiddeltjes.
Want de quinine tegen deze koorts moet nog
gevonden worden. De geneesheeren, die den zieke
behandelen, onze voornaamste staathuishoudkun
digen s*aan er radeloos bij en raden geduld aan.
De tijd heeft deze zorgen doen geboren worden,
do tijd zal ze ook wegnemen. Oadertusschen ga
men voort met huismiddeltjes, om den patiënt als
't mogelijk is, in 't leven te houden.
Wij leeken kunnen niet wel anders doen dan
berusten in 't lot en den nood zooveel in ons is
verzachten en wanneer we zelf lijden, met goduld
dragen.
Even wol kan dat ons laatste woord in dit jaar
niet zijn. De algemeene nood en de diepgevoelde
druk der tijden mogen ook op ons hun grooten
invloed doen gelden, daartegenover staat dat wel
niemand onzer lezers aan 't eind van dit jaar, zoo
wel als aan dat van vroeger, stof missen zal om
ook in velo opzichten met dankbaarheid terug te
zien. Want al zijn de nevelen zwaar en dicht en
al is do toekomst duister, achter den novensluior
staat niettemin de zon, die zooveel malen den
sluier verbrak en ons pad verlichtte, ook iu dit
jaar. Doch hier treden we op 't gebied van per
soonlijke zaken en deze zal ieder op den oudejaars
avond iu zijn binnenkamer afdoen.
Laat ons hopen dat allen na die rekening het
voordeelig saldo zullen weten te vinden, waarvoor
ze uit 's harten grond God mogen danken.
Eu hiermee: een zalig uiteinde!
Na ons ietwat droefgeestig afscheid van het
oude jaar is er volstrekt geen enkele reden om iu
een andoren toon over te gaan. Geen enkele
reden dan de hoop. De hoop is een vrioudelijke
dochter des hemels, die op gevaarvolle punten ons
in de armen neemt, steunt, opricht en tot hande
len aanspoort. Ze staat aan de ziekbeddon onzer
kranken, ze staat ook op den dorpel van iederen
jaargang. En allen, wieu het gegund wordt dien
dorpol te overschrijden, genieten van de tegenwoor
digheid der hemelsche jonkvrouw. De moedigen en
blijmoedigon beloont ze met een glimlach voor hun
geloof en vertrouwen op de toekomst, de twijfel
en wankelmoedigen fluistert ze woorden van troost
en opwekking toe, die als balsem in de geslagen
wonden vlooien.
Daarom past ons op Nieuwjaarsdag een vroolijk
gezicht en wat dan ook het vervlogen jaar opge
leverd hoeft, op 1 Januari roepen we elkaar weer
van nieuws, aan Heil en Zegen* toe.
Die wensch kome vooreerst tot onze lezers en
verder in 't algemeen tot alle Nederlanders.
Wanneer 't jatr 1884 ook voor hen een mager
jaar of wel een ongelukkig jaar was, we wenschen
dat 't ingetredene verzoeten en vergoeden mag
wat 't vorige misdaan heeft.
Voor zoover 't hun aan gelegenheid ontbrak om
't werk hunner handen productief te maken, hopen
we dat het nieuwe jaar ieder ruimschoots in do
gelegenheid stellen zal een eerlijk stuk brood te
verdienen. Zij, die door rampen getroffen werden,
die onafhankelijk vau het dagelijksch brood zijn,
mogen in 't nieuwe jaar ondervinden hoe de Tijd
smarten lenigt en wonden balsemt en voor hen
wenschen we dat de zon van 't geluk het gansche
jaar door wederom in het toppunt staan mag.
»Heil en zegen* op allor pogen: op het pogen
van hen, die onzen handel nieuwe wogen trachten
te zoeken; die de nijverheid willen opbeuren uit
een diep vervaldie, in welk opzicht ook, arbei
den voor 't sttfffelijk voordeel der menigte. »Heil
en zegenook op 't stroven van degenen, die op
zedelijk gebied ten nutte van ons volk werkzaam
zijn, die de banier van 't goede en schoone boog
houden bovon den strijd om 't bestaan en ons her
inneren dat we bij brood alleenlijk niet leven
kunnen.
Heil en zegen* over onze gemeente en over
hen, die haar geestelijk en stoffelijk welzijn behar
tigen. Mogen we allen duidelijk inzien dat onze
overhedon recht hebben op ons te rekenen waar
ze, in hun moeilijken arbeid, aller steun behoeven.
Heil on zegen* over alle burgers van Neder
land. We moeten 't uog eens herhalen, we gaan
ernstige tijden tegemoet. Aan de eene zijde strij
den do kerkeljjke partijen met al het vnnr dat in
hen is voor de leiding der zaken, aan de andere
zijde bedreigen ons de ontevredonen met niets
minder dan oproer en revolutie. De rotting in den
staat wil ieder op zijn wijze uitsnijden en hee-
len sheil en zegen* op de pogingen van ieder,
die 't land zoo sterk maakt in wijsheid en deugd,
dat ons vaderland niet sterft onder do handen van
DOOR
6)