No. 344. Woensdag 21 Januari. 1885. FEUILLETON Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Telkens en telkens weer duikt het oude vraag stuk op betrekkelijk het verband tusschen Kunst en Zedelijkheid. Nog kort geleden word het be sproken door twee mannen van naam, naar aan leiding van het gevaar, 't welk onze tooneelschool bedreigt. Men vreest voor gebrek aan goede too- neelspelers zoo deze inrichting, die duur is en weinig vruchten afwerpt, wordt opgeheven en als gevolg daarvan voor achteruitgang der kunst en van een hoog gewaardeerd middel tot bevordering der zedelijkheid. De groote verwachtingen, die men in 't alge meen van de Kunst heeft op 't stuk van zedelijk heid, zijn naar ons oordeel schromelijk overdreven. Men kan wezenlijk niet zeggen dat de Kunst niet gevierd wordt heden ten dage. Ons eigen klein landje beroemt zich op een lange rij schilders, toonkunstenaars, schrijvers, dichters, bouwkunste naars, tooneelisten en daar achter komen een legio kunstminnaars, dilettanten en liefhobbers, koo- pers en bewonderaars van schilderijen en beeld houwwerken, bezoekers van schouwburgen en klas sieke en moderne concerten, lezers en verslinders van don hedendaagschen roman, enz., en toch laat de Zedelijkheid nog wel wat te wenschen over in ons land. Wanneer het najagen van kunst zoo'n vorheffen- den indruk achterliet,wel dan moesten we ten opzichte der goede zeden de gouden eeuw beleven Er is misschien geen veiliger maatstaf tot het bepalen van 't peil waarop de hoogte onzer zeden staat, als na te gaan de waarde, die aan de vrouw toegekend wordt. Onze goede Jacob van Lennep heeft een storm van verontwaardiging opgewekt door het welbekende hoofdstuk in zijn Klaasje Zevenster, het eenige hoofd stuk in al zijn romans dat met eenigen grond een twijfelachtig zedelijke strekking kan toegeschreven worden. Maar leg naast die beschrijving van zekere in richting, die niet anders dan afschuw kan opwek ken en waaruit de heldin zijns vorhaals even roin ontvlucht als ze er door een boos toeval in geko men is, de redeneeringen van lieden uit de z.g. hoogere standen, gelijk die in vele hedondaagsche letterproducten te vinden is en ge zult u verwon deren hoe over van Lenueps boek zooveel kabaal gemaakt is. Lees b. v. hot pas verschenen werk van Niomann, den redacteur van den Gotha-almanak, een schrij- vor, die thuis is in de groote wereld en wiens roman Geroepenen en Uitverkorenende eer eener vertaling te beurt gevallen is. »Zaagt gij wel, prius,zoo sprak hij, »hoe zij daar even het hoofd omdraaide? Zij keek naar ons.* »Of die mevrouw Blankenberg erg duur is?« vroeg de prins. »Weet u dat niet, waarde baron? U kent toch den prijs van alle dingenen ik ben hier geheel vreemd geworden.* »Ik denk,* antwoordde de aangesprokene, on deugend lachend, «dat u dit het best van haren man zoudt, kunnen vernemen.* De mevrouw waarvan in dit gesprek sprake is, was reeds met volkomen goedvinden van haren waardigen gemaal, verkocht aan een ander, maar bleek niet ongenegen zich aan een hooger biedende over te doen. Dergelijke histories komen als zeer gewone din gen voor in een werk dat om strijd geprezen wordt om de wijsgeerige strekking. Er zijn dan ook zoer schoone bladzijden in, maar dat kan verder buiten rekening blijven, 't Was ons hier slechts te doen in 't licht te stellen hoe in den hedendaagschen roman over de vrouw gesproken wordt en hoe de Kunst zich vermeidt met het opteekenen der levens bijzonderheden van niet maar van vrouweu van verdacht allooi, maar van schepsels, die zich met goedvinden van den echtgenoot, die er fiuantiëel wel bij vaart, met lichaam en ziel verkoopen aan haar bewonderaars en het malen der meest schaam- telooze betrekkingen tusschen de seksen, Het redoneeren over deugd en goede zeden en het aanprijzen daarvan in betoogtrant, is niet meer van onzen tijd. Hot is echter zeer te betwij felen of het schilderen van eer- en plichtvergeten vrouwen zoo afschrikkend werkt dat daardoor de zeden verbeterd worden en de waarde der vrouw stijgt. Men schijnt dat te meenen, doch men bedriegt zich. De vrouwontypen door Mr. Bosboom, J. van Lennop en anderen ontworpen, staan uit het oog punt der Zedelijkheid oneindig hooger dan schep sels als Mevr. Blankenberg bovengenoemd en Lide- wyde van Buskeu Huet. De achting voor de vrouw hangt hiermee samen. Eon publiek dat slechts kennis neemt van wijs geerige levensbeschouwing, indien deze wordt opge- discht in een schotel, gekruid met verleiding en echtbreuk, kan niet uitblinken in achting voor do vrouw in 't algemeeu. Die meenen mocht dat 't in ons land zoo erg niet gesteld is als in 't »zede- looze* Frankrijk, kent do kaart van 't land niet. Het onderscheid is slechts dit, dat wat aan de oe vers der Seine openbaar geschiedt, hier door gor- dijuen en blinden van de straat is afgesloten. Sedert de vrouw tot inzicht gekomen is dat ze veel verstandiger handelt een werkkring te zoeken, die haar in staat stelt het dagelijksch brood te verdienen, dau met de handen in den schoot af te wachten tot deze of gene haar naar 't altaar be- Naar Besant-Ricé. EERSTE HOOFDSTUK. 1) Daar stond ik dan en leunde tegen een deurpost tegenover den ingang van den restaurant, geplaagd door een knagendcn honger, sedert vier en twintig uren was er geen nat of droog over mijne lippen gekomen, geen penning meer in mijn zak, en alles wat ik bezat, met uitzondering van de onont- beerlijkste kleedingslukken, verkocht of verpand. Met welke hoogvliegmi 'e i'lusiën was ik niet naar Londen gekomenhoe vast was ik er niet van overtuigd geweest dat mijn schitterend genie zich in den kortst denkbaren tijd baan zou breken, mij tot het toppunt van roem zou opvoeren, mij zou maken tot het troetel kind van het pubbek, dat het Covent-Gardentheater bezoekt. En, wat meer zegt, in het verschiet had ik het oogenblik reeds zien opdoemen dat de onver biddelijke vader van mijne hemelsche Julie, verteederd door mijn roem, onze handen ineen zou leggen. Toen hij onze liefde ontdekte en mij in de snoodste be woordingen de deur van zjoen kleinsteedschen muzen tempel wees, toen hoopte ik, na ecne scheiding van enkele weken, rijk aan goad en aan lauweren terug te keeren. En nu Geen enke' theater in den metro polis had mijne onschatbare ta'enten op den rechten prijs geste'd zelfs den meest vernederenden arbeid had men mij niet willen opdragen en daar stond ik nu tegen den deurpost, rammelend van honger, en lette met gretige oogen op alles wat aan de overzijde voorviel. Een gedempte stem als van iemand die in een spreekbuis spreekt, trof mijn oorik kon dui- del'jk de woorden vernemenRoastbeaf, gebraden schapenvlcescb, rundvleesch met pudding en vet, ge vulde kalfsrib, kalfskop voor tweeDat waren nu juist mijne lievelingsgerechten en juist zooals men ze hier kommandcerde, at ook ik ze bij voorkeur ik zou een dozijn porties van elk hebben kunnen verotberen. Er werden nog vele andere gerechten besteldpudding, viscli, soep, kaas en andere deli catessen, die mij echter koud lieten, want de honger krimpt het gebied der phantasie in en ik had be hoefte aan iets, dat staat* in de maag. Ik ge voelde mij voortdurend zwakker en mijne maag trok zich meer en meer samen de lust bekroop mij, dit paradijs voor hongerigen binnen te treden, zooveel te eten tot ik niet meer kon en dan bedaard mes en vork neer te leggen en den kellner te zeggen dat ik geen geld had. Het sloeg hall vier ik gevoelde hevige pijnen. De bezoekers waren voor het meerendeel vertrokken; ik staarde, een onmacht nabij, met doffe oogen naar de kalkoenen en hazen die voor het raam hingen. Daar kwam een oudachtig heer met grijs haar, grijze wenkbrauwen, grijze bakkebaarden en een hoogrood gelaat langzaam en op een dikken stok geleund, de straat afhij zag er uit alsof hij bang was zich door te snelle beweging eene beroerte op den hals te balen. Toen hij den restaurant pas seerde, keek hij even door het raam naar binnen en schudde het hoofd. Op hetzelfde oogenblik slaakte ik onwillekeurig een zucht. Hij wendde zich tot mij en keek mij aan. Ik*.moet er wel wonderlijk hebben uitgezien, terwijl ik daar, d;ep ineengezonken, met tot boven toegeknooplen rok tegen den deurpost stond geleund. De oude heer trok ten minste een vreemd gezicht Ik keek hem in het gelaat en zag dat hij groote uitpuilende oogen had, die met roode aderen dcorloopen waren en hem het voorkomen van eenwolf gaven. «Jonge inan,zeide hij ernstig, maar op onvrien- delijken toon, «ge ziet er slecht uit. Hebt gij teveel gedronken Ik schudde met het hoofd/ en, daar mijn uiterlijk toch te duidelijk sprak, dun dat ik de waarheid zou hebben kunnen verbergen, antwoordde ik «Ik heb alleen maar honger, dat is de zaak.« HQ zette zijn stok op den grond, steunde met beide handen op den gouden knop en zeide of liever gromde in zich zelf op een toon, alsof in zijn keel beenderen gezaagd werden. «Dat is een kerel voor uHij is hongerig en zucht. Niemand is meer benijdenswaard dan een hongerige en hij waagt liet over zijn lot te morren. Schaamt gij u niet, ondankbare, dat gij de Voor zienigheid in het aangezicht durft slaan Gij leeft in een land, waar levensmiddelen in overvloed zijn. Londen is eene reusachtige karavaan, beladen met de heerlijkste spijzen en drankenmen behoeft slechts eetlust te hebben om volop te genieten. En die heeft hij rn hij jammert Onder het uitspreken van deze woorden wiegde hij voortdurend zijn hoofd van rechts naar links, en st;et bij het begin van iederen volzin een snorkend gerochel uit. Wat helpt de eetlust, als men geen geld heeft om hem te bevredigen «Hebt gij gewoonlijk veel of weinig trek?« vroeg hij na een vernieuwd gerochel. «Veel,antwoordde ik. «Voor een arme duivel, gelijk ik ben, is dat eene kwelling, vooral nu. Ik ben daarmee geboren.* «Kom met mij mee, jonge man,« gromde hij. «Ga voor mij uit; maar spreek niet, want dal is hinderlijk voor de vergrooting van den eetlust. Loop lang/aam en houd den mond toea Ik deed wat hij verlangde. Hij volgde mij en gromde intusschen; «Kijk, wat een flinke jonge kerel. Wat een schouders en becncn Lieve hemel, hij moet wat aan kunnen als hij eens begint. Jeugd en eetlust, gezondheid en honger, en dat alles wordt weggeworpen aan een ar men slokkerZonderling, zonderlingHierheen jonge man! Hij geleidde mij in een dwarsstraat en bleef staan voor een klein, donker portaal, boog zich toen voor over naar het voor den toenmaligen tijd zeer kleine sleutelgat, en blies er naar het mij toescheen, in. Hoe belachel'jk dit nu ook was, meende ik toch werkelijk dat hij het deed, en de deur opende zich als van zelf. Hij bracht mij in een portaal, waar het nadat de deur zich weer van zelf gesloten had, pikdonker was. Wij gingen eene trap op, toen opende mijn leidsman, altijd door vreeselijk snui vend en blazend, weer een deur en voerde mij in een groot, door minstens veertig waskaarsen helder verlicht vertrek, in welks midden eene groote tafel stond met een enkel couvert er op. Buiten was het helder dag, want het was nog geen vier uur. «Ga zitten, jonge man, ga ziiteiisprak mijn gistheer blazend. «O, jé, o jéGa zitten, ga zitten. Ik wou dat ik zoo'n honger had als gij Ik nam plaats op den naastbijstaanden stoel en keek in de kamer rond. Plotseling viel het mij op, dat ik de deur waardoor wij binnengekomen waren, niet zien kon. De kamer was achthoekig, tegen ieder der acht wanden stond een zwaar meubeleene tafel met glazen er op, eene boekenkast, een sofa maar een deur was er niet te zien. Ik geraakte nog meer in de war, toen ik evenmin een enkel venster ot een schoorsteen ontdekte. Toen overviel mij op eens eene duizeling, en ik zonk in den stoel terug. De onmacht was deels een gevolg van den honger, deels echter werd zij veroorzaakt door den aanblik van het vreemde vertrek, waarin ik mij bevond en van den ouden man, die mij met wolfs oogen fixeerde. Wordt vervolgd. l

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1