No. 348.
Woensdag 4 Februari,
1885.
OMAKTISC
FEUILLETON.
m mm 1MB miiIc
V(>OR
"Hlgever: T, J. TTTOTAX rTeusden.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D A G.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verbooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag
en Donderdagavond 8 uur.
Onze tijd wordt genoemd de praktische
Het verstand gaat boven alles, verbeeldings
kracht en hart komen slechts in de tweede en
derde plaats in aanmerking. Aan de vorming
van phantasio en gemoed wordt dan ook
weinig ten koste gelegd. Onze' belangstel
ling in de schpone kunsten is over het al
gemeen genomen zeer gering, de exacte
wetenschappen kunnen zich daarentegen
in eene groote vereering verheugen. Wij
hebben voor ons zeiven geene wereldbe
schouwing die in de ziel en in de verbeel
ding haren oorsprong heeft, wij zijn ver
standige en practische lieden, wij hebben
in onzen tijd niet veel groote dichters, maar
wel groote natuurvorscherswij koopen
niet veel poëzie, maar wij koopen weten
schap in populairen stijl, dat wil maar al
te dikwijls zeggen, oppervlakkig behandeld,
en dan liefst in afleveringen, stukje voor
stukje. Gebeurt het dat iemand een zelf
moord doet, dan is dat niet uit wereld
smart, dan is het geen zelfmoord als die
van Göthe's Werther, neen dan is het om
dat het geld op is, omdat men in de
wereldsche zaken geen raad meer weet,
omdat men te lafhartig is het ongeluk het
hoofd te bieden, en men liever hen die af
hankelijk zijn in den nood laat, dan zelf
moedig den strijd aan te binden.
Niettegenstaande dat alles is het een zeer
merkwaardig verschijnsel, dat wij met al
ons verstand en onze praktische kennis
zooveel doen dat onverstandig, onzinnig is,
zóóveel als alleen maar mogelijk moest kun
nen zijn in een tijd van de grootste onkunde.
De beweegredenen dezer onzinnigheden zijn
vele en men zou ze allen gemakkelijk in
verschillende onderdeelen kunnen splitsen.
En zoo groot is de macht van allen over
die van enkelen tegenwoordig geworden,
dat ook de talrijke zeer verstandigen on
der ons, zij dus, die het dwaze erken
nen en een helderen blik kunnen slaan
in de verschillende verhoudingen, zich
toch niet durven wagen aan vrijmaking van
die tirannie. Hoeveel doen wij foch niet
dat ons verkeerd voorkomt alleen daarom,
omdat wij ons niet van onze medeburgers
willen onderscheiden wij willen niet voor
zonderling doorgaan. Daaruit, en daaruit
alleen komen alle conventioneele vormen,
en daartoe behoort ook onze conventioneele
kleeding. Tot die vormen waartoe de maat
schappij ons dwingt, behooren het begrip
van eer met zijn uiterste gevolgtrekking
het duelde conventioneele groet, het hoed-
afnemen, dat even onpractisch als onver
standig is en toch niet uit de wereld is te
helpende nieuwjaarsfelicitaties, waartegen
het heftigste verzet van de laatste jaren
niets geholpen heeft, en vele andere meer.
In al deze gevallen staan wij onder de
tirannie der maatschappij, of van een deel
van haar, en deze dwingt ons ook kleede
ren te dragen, die zeker geen groot ver
stand van den uitvinder verraden.
De kleederendracht der mannen is, om
er niet meer van te zeggen, zeker niet heel
mooi en als men die bruine, grijze en zwarte
kostumen ziet, waarvan de grondvorm ze
ker een zak is geweest, dan veronderstelt
men dadelijk dat deze dracht overeenkomt
met een tijd, geheel van poëzie ontbloot,
waarin men alleen zin voor het praktische
had. Maar dat is niet eens waar, de klee
derdracht is even onpraktisch en even on
verstandig als zij leelijk is. Daar hebben
wij vooreerst den hoed, waarvan reeds zoo
veel gezegd is dat het onderwerp vrij wel
is uitgeput, een stijve pijp, die het hoofd
drukt en bezwaart, die ons steeds tot voor
zichtigheid aanmaant om nergens tegen te
stooten, hetgeen trouwens praktisch is, en
die ons noch tegen de koude, noch tegen
de warmte beschermt. Dan komt het hemd
met hetgeen .er annex is, namelijk over
hemd, front, boord enz. Op de borst een
plank en om den hals een folterwerktuig
dat onze bewegingen belemmert, ons de kin
openkrabt, ons in den winter kou doet lij
den en ons in den zomer woedend maakt,
een ding dat ongetwijfeld een der hoofd
oorzaken is van de toenemende halsziekten
van onzen tijd. Jas en pantalon kunnen we
laten passeeren, al kan men geen van beide
kleedingstukken ook juist praktisch noemen.
Nu komt echter het beste, namelijk het
vest. Zijn grondvorm bedoelde natuurlijk
heel wat anders dan het nu is. Wie kan
nadenken over dit zeldzame kleedingstuk
en daaibij ernstig blijven? Het laat een
deel van de borst bloot en juist dat gedeelte
dat eigenlijk het meest beschermd moest
worden het heeft geen mouwen de rug
wordt er niet door beschermd en, het laat
ste niet het minste, men ziet er zelden iets
van omdat de jas toegeknoopt wordt. Toch
is er noch iets praktisch in, wij dragen
doorgaans ons horloge in ons vest; en zoo
zijn wij gedwongen den jas tusschenbeide
los te maken, als wij ons op de hoogte
willen stellen van den tijd.
Overigens maakt het vest op ons den
indruk als een voorwerp dat in zijne wor
dingsperiode stil is blijven staan, evenals
die lagere organismen in de natuur, waar
van men maar moeilijk dadelijk kan zeg
gen of het dieren of planten zijn. Of mis
schien is het een overblijfsel van den vroe-
geren tijd, waarvan de grondvorm verdwe
nen is, en de verstandige en praktische
lieden hebben geen moed genoeg, zich van
het onding vrij te maken. Een tegenhanger
van het vest is de rok, en dat is een ge
vaarlijke kameraad, want hij verheugt zich
in de gunst en de hooge bescherming der
machthebberswie een hooge betrekking
bekleedt, wie op audiëntie moet gaan, kan
den rok niet missen.
Men kan zich spenen van het bezoeken
van bals, wanneer de order is vrok en
witte das," maar de hooge personages,
die soms vorsten moeten recipieëren, of die
vorsten moeten representeeren, de beambten
die een gewichtige daad moeten uitvoeren
in het publiek, de professoren en de kellners,
zij kunnen het niet zonder rok stellen wan
neer zij ten minste hunne verplichtingen na
willen komen. Men kan zich sommige amb
tenaren voorstellen zonder verstand, maar
geen mensch heeft verstand genoeg om zich
zoo'n ambtenaar voor te stellen zonder rok.
Een hervorming onzer kleederdracht zou
zeker een verdienstelijk werk zijn. Onze
kleederen konden zoowel meer practische
als schooncre vormen hebben. Maar hoe
zwaar en moeielijk zoo'n arbeid is, dat be
wijst ons de onderzoeking van professor
Gustaaf Jager. Wij mogen om de dichter
lijke overdrijving lachen van den hoogleeraar
van Stuttgart, wij zullen ons vooreerst niet
allen in schapenwol en zijde kleeden, maar
wij moeten tegen wil en dank bekennen,
dat de kleeding die hij ons voorschrijft,
die gelijk luchtig, warm en gemakkelijk is,
die geen edele lichaamschdeelen drukt veel
praktischer en daarenboven veel mooier is,
dan de kleederdracht, die de maatschappij
ons, mannen voorschrijft.
5)
(Wordt vervolgd.)
Naar Besant-Rice.
«Geef mij tot morgen vroeg tijd van beraad.
«Beraad Zijn gelaat kleurde zich purperrood en
zijne met bloed beloopen oogen fonkelden. «Beraad?
\Vat, voor den duivel, hebt gij noodig u te be
raden Bezit gij een enkelen penny, een vriend
of iets anders? Welke vooruitzichten hebt gij, dan
te sterven van honger en ellende lk geef u
vijf minuten tijd niets meer.
Hij stond op en plaatste zich recht voor mij.
Toen ik hem in het gelaat blikte, legde een donkere
nevel zich over mijne oogen het was alsof de oude
langzaam terugweek, tot dat hij geheel verdwenen
was. Doch op eens hoorde ik hem weer spreken.
Zijne stem klonk, alsof het geluid uit de verte kwam
toch hoorde ik elk zijner woorden duidelijk en klaar
maar gedempt, alsof hij ze door een spreekbuis tot
mij richtte.
Lucas Lucraftklonk het, zie u zelf.
En ja, ik zag mij zelf inderdaad en hoewel ieder der
beelden die ik aanschouwde, mijn eigen ik niet was, toch
ondervond ik hetzelfde gevoel, als wanneer ik het
zelf geweest ware.
Ik zag mij zelf. Daar stond ik, hongerig en
krachteloos op dezelfde plaats waar de oude heer
mij gevonden had. Mijn toestand was echter nog
veel pijnlijker dan die, waarin ik mij om drie uur
bevond, liet etensuur was voorbij, en de bedienden
waren aan liet opruimen. Beschroomd sprak ik een
hunner aan, vertelde hem dat ik sedert den vroegen
morgen niets gegeten had, en smeekte om een bord
met kliekjes, liij keek mij in liet gelaat, riep toen
een van zijn kameraden, en samen wierpen zij
mij de deur uit.
Ik sloop dicht langs de huizen weg, onzeker wat
er van mij worden moest en wanneer er aan mijne
ellende een eind zou komen. Toen nam ik mijn
hoed in de hand en bedelde om een aalmoes, waar
voor ik een stuk brood zou kunnen koopen.
De voorbijgangers gingen mij verwonderd en zonder
medelijden voorbij.
Eindelijk gaf een meisje, dat nog ongelukkiger was
dan ik, mij een shilling, waarvoor ik in een winkel
een bord eten kocht.
Weer zag ik mij zelf. liet toonrel wisselde.
Beschaamd en ellendig sloop ik door de koude, leege
straten en toen ik niet meer kon, wierp ik mij
in de schaduw van een huis op een hoop hooi en
stroo om te slapen.
Hongerig stond ik in den vroegen morgen van
mijn leger op, om mijn ellendig leven voort te
zetten.
lk bedelde den geheelen dag, maar zonder ge
volg.
L)e tijd verstreek en ik kon liet verlangen naar
voedsel niet langer weerstand bieden.
Voor een winkel zag ik mij staan. Een bak met
gekookte aardappelen stond op de uitstalling voor
het raam. Zoodra de winkelier mij een oogenblik den
rug toekeerde stal ik er een, zonder door iemand j
te worden bemerkt, en sloop weg met een gelaat I
waarop het bewustzijn van schuld duidelijk te lezen i
stond. Om den hoek van de straat verslond ik de
vrucht van mijn diefstal.
Maar wat beteekent een enkele gekookte aard
appel voor iemand, die uitgehongerd is Ik keerde
op mijne schreden terug, om er nog een paar te
stelen, maar de bak was verdwenen.
Ik keek rond naar een anderen winkel Op den
hoek van een straat zag ik er een, waar dampende
rookworsten boven een kolenvuur lagen te snerken.
IS iemand dan een jong meisje hield er het toezicht.
Vast besloten stapte ik naar binnen, greep, hoe heet
ze ook waren, eene worst uit de pan, en was weer
verdwenen, voor het meisje van haren schrik be
komen was.
De tijd duurde mij ondragelijk lang en al de too-
neelen die ik zag, trokken niet snel na elkander
voorbij, maar schenen er op berekend te zijn om
mijne smart en schaamte op de proef te stellen.
Toen kwam er een tijd dat ik, waanzinnig van
honger, stal, maar achtervolgd en gegrepen werd.
Nooit zal ik de ellende vergeten die ik ondervond,
toen ik voor het gerecht gebracht werd. En boven
dien gevoelde ik, in mijn tweeslachtige natuur, altijd
door een onbevredigden, knagenden honger, die mij
het grootste onheil scheen en waaraan ik niet te
ontkomen wist. In de laatste scène zag ik mij zelf,
verhongerd, koud en dood, op een ellendige vliering
uitgestrekt.
Door welke helsche listen bedroog deze oude man
mijne zinnen? Want bedrog was het, dit wist hij.
Ik zou eene eerlijke broodwinning gevonden hebben,
dat geloofde ik stellig, ook al had ik steenen moeten
kruien of kolen dragen.
«Dat is uw toekomst, jonge rnanU klonk uit de
verte de stem van den verzoeker, «een droevig voor
uitzicht een jammerlijk leven, een ellendig uiteinde!
Geef acht op den tegenhanger
Het tooneel veranderde op nieuw, ik zag mij zelf
in eene andere gedaante. Mijn honger was ver
dwenen.
Ditmaal was ik gelukkig, opgeruimd en vroolijk
en de herinnering aan de pas voorbij getrokken jam-
mertooneelen droeg ei' toe bij om mijne vreugde nog
te verhoogen.»
Ik aanschouwde een reeks van vertrekken, zooa's
ik alleen uit romans kende en in een daar van, te
midden van boeken en schilderijen, zag ik mij zelf.
Geen ambtsbezigheden, geen zorg voor de toekomst
stoorde mij in mijn trage rust. Ik stond op, wandelde
door de straten, bekeek de winkels en kocht wat
mij aanstond. In de schilderij-museums beschouwde
ik de meeste kunstwerken, maakte een wandelrit door
het park en woonde, behaaglijk in een loge gezeten,
de voorstelling in den schouwburg bij.
Toen voerde mijne phantasie mij terug naar het
voorwerp van mijne eerste liefde. Ik zag mij zelf
met Julie op een' landweg. In al de reinheid harer
onschuldige lieftalligheid was zij schooner en bekoorlijker
dan ooit. Wij traden voort tusschen het groene
geboomte, terwijl ik bloemen plukte, of van de ge
lukkige dagen der toekomst sprak, wanneer wij elk
ander geheel zouden toebehooren en ver van het
gewoel der wereld, een gelukkig, der liefde gewijd
leven zouden leiden.
Het waren slechts droombeelden, ijdele droom
beelden, maar zij verkwikten mij na de vooraf
uitgestane doodsangst, als een dronk water een amech
tig reiziger in de Sahara.