No. 350. Woensdaor 11 Februari, 1885. Iets over het Dansen. FEUILLETON m zinder nige lande Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. 1 - i té r VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden 1 verbooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 0 uur stukken tot Maandag en Donderdagavond 8 uur. Ingezonden Binnenlandsche ADVERTENTIEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven voorden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. II. Ontegenzeggelijk is het, ook van het niet zoo geheel onhoudbaar standpunt des droo- merigen jongen mans, een betooverend schouwspel bij den glans der lichten en den klank eener liefelijke melodie, een aantal bloeiende meisjes-gestalten, door ernstiga muren omringd, met veelkleurige bloemen gesierd, frisch, lachend, vroolijk en ver van alles wat aan het alledaagsche leven herin nert, zoo te zien rondzweven op dien glad den vloer in haar reien misschien de eene, die men beminnenswaardig en lief vindt. Het leven krijgt hier, nu al wat ruw en leelijk is, buitengesloten blijft, een zoo hel deren, rozigen weerschijn, dat de dans op dat oogenblik de eenig mogelijke beweging is om de stemming uit te drukken. Men verwondert er zich evenmin over als over het vliegen der visschen en het zweven der engelen. Meer echter dan de jonge man wordt het meisje door die betoovering aan gegrepen, vooral wanneer ze zelf daar heen glijdt, door den sterken arm haars dansers gedragen, drijvend als een rozeblad op den vloed. Het spreekt van zelf dat ze jjegens hem, die haar dezen roes van genot biedt, een gevoel van dank, van sympathie heeft, welk gevoel onder overigens gelijke omstan digheden des te sterker wordt, naarmate deze meer aan het ideaal van een goed danser beantwoordt. Börne heeft niet te veel ge zegd toen hij verzekerde dat men het hart eener Duitsche jonkvrouw kon binnendansen. Kunstvaardigheid in het dansen wint het niet zelden van alle andere aanbevelingen en 't schijnt alsof het schroomvallige meisjesge moed als bij instinkt den toekomstigen echtvriend uitkiest, met den sterken en toch zoo zacht omslingerendcn arm, die over hoog ten en diepten draagt, opdat de voet der beminde zich niet wonde aan doornen of steenen. Vooral op 't platteland kan men de opmerking maken dat de ruwe, schuch tere maagd, die door geen hulde des spraak- zamen, noch door die van den vleier te winnen is, zonder beraad der onspraakzamen jongen een veelbelovend lachje schenkt,die haar door stof en hitte onvermoeid in de ronde gedraaid heeft. 't Is alzoo niet de dans op zich zelf, maar het misbruik, waartoe hij aanleiding geeft, dat den menschenvriend bedenkelijk voor komt. Een wals en een quadrille zullen de conversatie niet dooden, alleen maar afbre ken. De dansende meisjes-wereld zal wel doen er aan te denken dat ook de pauze haar rechten heeft, opdat het genoegen van den dans niet ontaardt, gelijk dat van het drinken bij de mannelijke jeugd. Gelijk de drinker zijn eer stelt in een zeker getal heelen en halfjes, zoo ook is het een zaak van eer voor de moderne baldame eiken dans tot den einde mee te maken, zelfs al is het dansgenot lang voor dien reeds be vredigd, zelfs wanneer ze afgemat en ver moeid een kwartiertje rust en genoegelijk onderhoud hooger stellen moest. Zoo telt ook een drinker den dorst evenmin en danst de echte liefhebster haar lijstje ten einde, zuch tend wellicht, doch met de voldoening door de ongelukkigen, die geen deel aan den dans hebben kunnen nemen, gloeiend be nijd te worden. Deze ongelukkigen vormen te midden van het balparadijs een hel, die aan kwalen als die van den dichter Dante niets toegeeft. En inderdaad laten zich ook hier, als in Dante's hel, zekere kringen van martelaren aanwijzen, die onderling variëeren en onmerkbaar in elkaar loopen. Verdragelijk is nog de pijn der slechts tijdelijk versmaden, die ,/Schimrpelen" door gebrek aan heercn. Al mogen de commis sarissen daarvoor nog zoo ijverig waken, het kan niettemin voorkomen dat het schoone geslacht door omstandigheden een verbazing wekkende meerderheid uitmaakt en zelfs het oproepen van oudere mannelijke jaargan gen het schreeuwend verschil niet ver mag te verbloemen. Dan volgt als na tuurlijk gevolg eener wiskunstige wet dat zóó en zooveel danslustige dames de wan den garneeren. Is het ook zelfs in dit ge val niet vleiend tot de schaar der onbe- minden te behooren, zoo weet de eigenliefde zich daar toch mee te vinden. Men knikt zijn lotgenooten, waaronder zich misschien een paar aardige meisjes bevinden, vol ver standhouding toe, amuseert zich met eenige oudere dames, die men anders geen blik waardig keurt en wendt verder een koele niets bemerken. Droefgeestiger reeds slaat het haH in den tweeden kring. Deze omvangt de meis jes die door de natuur zoo stiefmoederlijk bedeeld zijn, dat hare dansers zich in twee categoriën laten verdeelen, die uit plicht en die uit medelijden dansen. Er zijn n.l. op elk bal een paar goedhartige klerken enz., die het als een plicht der naasten liefde beschouwen van tijd tot tijd de een of ahdere treurende Ariadne als een ver lossende Dionysius te naderen. Zoo min zij als de dansers uit plicht kunnen evenwel aan de behoeften voldoen. Het meisje uit dezen kring is al naar gelang van het tem perament bitter treurig of wezenlijk be droefd allengs echter verzoent het zich met haar lot en neemt dan de enkele zonnestralen, die uit de grauwe wolken van haren balhemel schieten, dubbel dank baar op. In den derden kring woont de vertwij feling. Ilier foltert de gruwelijkheid van 't onverbiddelijk lot die meisjes, die voor ja ren gevierd werden en nu meer en meer tot inzien komen dat 's levens Mei slechts eenmaal bloeit en nooit weer. Ofschoon ze meer ten dans worden gehaald dan die uit den vorigen kring, is voor haar éón dans, die zo thans moeten overslaan, meer kwel ling dan voor de ander een geheel oninge vuld balkaartje. Terwijl ze daar zitten blij ven en de andere paren stralende van ge luk haar voorbijruischen, gaat het verle den met al zijn heerlijkheid nog eens langs haar henen. De ongelukkige erkent, ja dui- onverschilligheid voor, opdat de vriendinnen del ijk genoeg, wat ze betreurt: niet dat Naar Besant-Rice. 7) Ik gevoelde mij door al de wederwaardigheden van dien dag te vermoeid om nog verder te kunnen nadenken. Ik zocht dus mijn bed op en, hoewel het eerst negen uur was, lag ik weldra in een' vasten slaap verzonken. Een uur later ontwaakte ik weder met een gevoel alsof ik te veel at en mijn maag overlaadde. Als door eene profetische ingeving be greep ik dadelijk, wat er gebeurde. De oude man gebruikte zijn souper en at meer dan ik verdragen kon. Naar lucht snakkend sprong ik van mijn bed. Nu begon hij naar ik begreep, onmatig te drinken. Alles om mij heen draaide in het rond ik lachte, zong en danste in de kamer rond, tot ik met een' zwaren bons bewusteloos op den grond stortte. Vroeg in den morgen ontwaakte ik met eene on dragelijke hoofdpijn. Ik lag nog altijd op den grond en gevoelde mij ziek. Bibberend legde ik mij te bed en trachtte mij te herinneren wat er gebeurd was. Ongetwijfeld had ik bij den maaltijd te veel gedronken en was toen, vervuld van verwarde droom beelden en phantasieën, half dronken thuis gekomen. Mis schien zelfs was de geheele maaltijd niets dan een droom of eene schepping van mijne kranke hersenen. Was dit liet geval, dan moest ik spoedig weer de aanmaningen van den honger gevoelen. Maar ik ge voelde niet de minste eetlust en sliep- weldra weder in, om eerst klokke twaalf te ontwaken. Onder het aankleeden gevoelde ik mij ziek en jammerlijk onge lukkig mijne handen beefden, mijne oogleden waren rood en mijn gezicht was opgezwollen. Ik was onge twijfeld dronken geweest. Zoo dacht ik maar toen ik bij toeval mijne handen in mijne zakken stak, be merkte ik dat ze met geld gevuld waren, met zware gouden souvereigns. Negcn-en-veertig telde ik er, een rolde er onder de tafel, dat was vijftig, het hand geld, dat men mij had uitbetaald, toen ik mijn eet lust verkocht. En op de tafel voor mij lag de brief waarin ik gemachtigd werd, maandelijks over dertig pond sterling te beschikken. Het was dus werkelijkheid. Toen ik wilde uilgaan, sprak mijne hospita mij aan en zeide mij de huur op. Ik hield u voor een bedaard en ingetogen j«ngmensch,« zeide zij, »maar ik zal mij nooit weer door iemands fatsoenlijk voorkomen laten bedriegen. Ik en de andere huur ders hebben van nacht bijna geen oog toe gedaan van al uw zingen en dansen en het gestommel met de stoelen. Het was al twee uur, toen konden we pas aan slopen denken. Wel foeiAls deze week om is, blijft gij geen minuut meer in mijn huis. Sedert twintig jaren woon ik hier, maar zoo iets is mij nog nooit overkomen; ge zoudt mij de politie nog op mijn dak halen. Hare woorden maakten mij nog neerslachtiger dan ik reeds was. Ik vroeg haar ootmoedig pardon en ging heen. Het was nu bijna één uur, maar ik gevoelde nog niet den minsten trek om te ontbijten. Uit gewoonte echter trad ik een koffiehuis binnen en bestelde een kop thee met een broodje. Toen het mij gebracht was, ontdekte ik dat ik mijn smaak verloren had en een verschrikkelijk voorgevoel deed mij huiveren. Ik kon niet anders onderscheiden dan dat het eene vloeibaar en het andere vast wasook mijn reukzin liet mij in den steek, doch deze ontdekking maakte ik eerst later. Spijs noch drank streelde mijn ge hemelte ik at en dronk als eene machine, alleen om mijn lichaam in stand te houden. Na mijn gedwongen ontbijt ging ik op weg naar het procureurskantoor. Een ingebeelde jonge klerk in een glimmende zwarten jas, nam met veel pedanterie, den neus in de lucht, mijn brief in ontvangst. Ha zeide hij, ik dacht wel dat gij na de ontvangst van dezen brief spoedig hier heen zoudt komen. Zet uwe handteekening daar maar eens. Gij zijt niet lang uitgebleven de anderen trouwens ook niet. il'j legde mij eene kwitantie voor en juist meende ik te vragen of die ook met bloed onderteekend moest worden, toen hij mij den inktpot toereikte. flier, Lucas Lucraft, hier door het zegel heen. Overigens is het mij noch geoorloofd u op vragen uwerzijds te antwoorden, noch u iets te vragen. Daarom, Mr. Lucraft, steek u geld bij u en goeden morgen. Ik veronderstel dat het met u precies is als met de anderen. Gij kent den naam van uwen weldoener niet, en zoudt hem toch gaarne weten. Maar mij behoeft gij niets te vragen, ik mag u niets zeggen. Ik hoop echter dat gij gelukkiger zult zijn dan uwe voorgangers. Wie waren dat? En waar zijn zij nu?« »Ik weet warempel niet waar ze zijn, antwoordde hij, »maar dat is niet zoo moeielijk te raden. Dood en begraven zijn ze aLemaal, allen gestorven aan delirium tremens. Ja, ja, die brave, oude heer is te goed voor deze wereld, dat weet iedereen. En hoe meer hij zich laat inpakken, des te meer wordt hij bedrogen. Hij is altijd ongelukkig met zijne be schermelingen. Hoe zeidet ge daar even, dat hij hcet?« L)e klerk knipoogde mij sluw toe. Als gij het niet weet, dan weet ik het stellig niet. Hier is de wissel. Mr. Lucraft, ik hoop dat gij er langer van zult profiteeren dan de anderen.* Dit gesprek bracht er niet toe bij om mij meer moed te geven. Ik besloot, dadelijk naar Bucklers- bury te gaan en mijn beschermer op te zoeken. Ik vond weldra de deur terug, waar hij mij Aange sproken hadde kalkoenen en hazen waren een te goed herkenningsteeken. Ik vond ook de straat waar hij mij heen had geleid, maar is het niet zonder ling de deur, door welke wij naar binnen waren gegaan, kon ik niet meer vinden. Ja, in de kleine smalle straat stond geen enkel huis, waarbij een deur als die welke ik mij meende te herinneren, zou kunnen passen. Ik verheugde mij niet over mijn goed geluk, maar verlangde er integendeel naar mijn' verkochten eetlust weer terug te hebben. Het werd mij bang te moede, ik had een voorgevoel van een naderend onheil. Onwillig dacht ik aan het lot van mijne on gelukkige, onbekende voorgangers. 0 Godzou ik dan ook als zij, aan dronkenmans waanzin moeten sterven, nadat ik mijn smaak had verkocht en alleen sterken drank nog maar door den reuk van water kon onderscheiden. (Wordt vervolgd.) «t. ra WK fisnnseM

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1