No. 367. Zaterdag 11 April. 1885. LICHT. FEUILLETON. Ds Geschiedenis van een Viool. Uitgever: L. J. VEERMAN Xleusden, VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijsper 8 maanden f 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte, Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. j" Nu de winter weer bijna den aftocht geblazen heeft en wij weer op de zonnige dagen hopen, die het voiige jaar tot zoo'n h e e r 1 ij k jaar hebben gemaakt, is het niet onaardig eens een blik te slaan op hetgeen vroeger de winter beteekende, welk een ellende hij meebracht en hoeveel wij vóór hebben bij degenen, die vóór ons ge leefd hebben en den winter in al zijn ellende en al zijne ongemakken leerden kennen. Als het buiten vriest dat het kraakt, als de sneeuwstorm door de straten loeit en alles naar binnen jaagt wat niet bepaald buiten moet zijn, als de zon ons reeds zoo spoe dig verlaat en ons die lange, lange win teravonden schenkt, dan behoeven wij ons werk niet te staken, dan zitten wij in de gezellige kamer, bij het heldere haardvuur of de snorrende kachel en beschikken over een licht bij onzen arbeid, dat minstens zoo helder is als het midden van menigen somberen winterdag. En ook degenen, die niet te ruim met aardsche goederen zijn gezegend, genieten toch in dien hangen tijd ook nog veel, waaraan vroeger niet te denken viel. Dat meer comfortabele, die meerdere gemakken hebben wij bijna alle te danken aan de goedkooper en doelmati ger brandstoffen en aan de betere wijzen om ons vuur te verschaffen. Wij kunnen het ons voorstellen dat in heel oude tijden de menschen het vuur als cene godheid beschouwden, waardig om de hoogste eer aangedaan te worden wij kun nen het ons voorstellen dat de oude Grieken verhaalden dat een hunner helden het vuur uit den hemel had geroofd, want het vuur werd beschouwd als een der beste gaven. Het zou niet moeilijk zijn dit aan te toonen, maar de bewijzen er van liggen zoo voor de hand en het is voor iedereen zoo dui delijk dat zonder vuur wij werkelijk niet zouden kunnen bestaan, dat wij er niet verder over behoeven uit te weiden. Wat ongemakken het tijdelijk gemis van vuur kan veroorzaken, daarvan weten ouderen van dagen mee te praten, als zij de herin neringen uit hunne jeugd ophalen. Men droeg er dan ook oudtijds de grootste zorg voor het vuur te onderhouden. Daaraan wordt het dan ook toegeschreven, dat bij de meeste oude volken een zoogenaamd heilig vuur werd onderhouden, dat nooit mocht uitgaan en waarvan de zorg was opgedragen aan bepaalde priesters of pries teressen. Nog zoo heel lang ligt de tijd niet achter ons, dat op onze huismoeders de zorg rustte voor het bewaren van het vuur dat er in huis moest zijn een vuur slag met toebehooren en zwavelstokken. Zwavelstokken, die men later voor weinige centen aan de deur kocht, maar die vóór het jaar '30 door iedereen zelf gemaakt werden. Wee als ze op waren en men vergeten of nagelaten had nieuwe te makenals de tondel op was en er was geen vuur inge rekend, dan kwam er wat kijken op een kouden wintermorgen. Vooral als men wat vroeg bij de hand moest wezen. Kom daar nu eens om. Lucifers heeft iedereen in huis, een handvol krullen of spaanders ook, desnoods een droppel of wat petroleum en in enkele minuten heeft men net zooveel vuur als men verkiest. Bijgewoond hebben wij het zelfs, dat een wanhopig huisvader, teleurgesteld in alle pogingen om zich vuur te verschaffen, eindelijk een pistool greep, het met los kruit laadde en den stapel dunne takken, die op den haard klaar lag, letterlijk in brand schoot. De tondeldoos met vuurslag begon uit de huizen der meer gegoeden langzamerhand te verdwij nen, tegelijkertijd met de eigengemaakte vetkaarsen. Die werden vervangen eerst door de groene lamp, eigenaardig studeer lamp genoemd, omdat zij haar licht slechts naar eene zijde wierp. Zij verspreidde een ondragelijken stank, voor ons ten minste ondragelijk, omdat de olie slechts gedeelte lijk verbrandde en daarenboven niet zooals nu, dubbel geraffineerd was. Bij de lamp stond dan ook doorgaans een soort van toestel, waar aan een beweegbaren arm een natte spons bengelde, die de geuren van de half verbrande producten moest opslorpen. Het licht was echter altijd beter dan het insge lijks stinkende talklicht, dat zijn schijnsel alleen maar op de tafel wierp en het vertrek in het duister liet. Na een paar jaar werd echter de groene lamp reeds opgevolgd door de astrallampen met hunne witgelakte voet stukken en met geslepen glasklokken als ballons. Daarbij werd dan aangeschaft het nieuwe vuursteleen klein ijzeren voorwerp. Boven op een drager voor waslichtaan weerszijden kleine bakjes, links een fleschje met een vloeistof, rechts eene massa heel kleine stokjes. Het was wonderbaarDoopte men een stokje in de vloeistof en trok men het er snel weer uit, dan brandde het stokje. Nu had men geen steen en staal meer noodig, waarmede men zich in het donker de handen aan bloeden sloeg. De lamp was in den beginne te kostbaar om alle avon den te branden, maar ook de kaarsen waren beter geworden. In plaats van de onooge- lijke kaarsen, die thuis zelf gemaakt wer den, vervaardigde de zeepzieder glanskaarsen. Oude luidjes waren tegen al die nieuwig heden, maar het nieuwe geslacht schafte ze zich aan en zoo verkregen ze toch bur gerrecht. Een tiental jaren verder en de eene uitvinding was op de andere gevolgd. De roodkoplucifers gaven vuur zoo spoedig men wildeze roken wel niet lekker, maar het kwam niet in vergelijking met de geuren, die men vroeger genoodzaakt was op te snuiven. De schuiflamp verving de astral- lamp, de stearine- en parafine-kaars de glanskaars de onwelriekende roodkop moest plaats maken voor geurige lucifers, maar nog moest men spaarzaam zijn met de ver lichting, want goedkoop waren ze niet,[noch de olie, noch de goede kaarsenmen had veel noodig en de winteravonden waren 6 Het gesprek viel ik weet zelf niet meer hoe, en dat maakt ook minder uit op beroemde violen. De «deskundigen* in onzen kleinen kring brachten hunne opmerkingen over de stelling van een stemstok en de dikte van den kam met veel gewicht te berde; enkelen waren geneigd aan het kunstgeheim van de groote vioolmakers uit de vorige eeuw te gelooven een «ketter* beweerde met meer moed dan succes dat er bij dit alles heel wat verbeelding in 't spel was, en dat het van oudsher de bekwame hand van den speler was geweest, die het instrument adelde. Dit lokte van alle kanten tegenspraak uitmen her innerde aan «onweerlegbare* feiten, en verhaalde toepasselijke anccdoten en geschiedenissen. Deze waren zoo onderhoudend, dat het eigenlijke punt in quaestie weldra op den achtergrond geraakte. De oude, reeds lang gepensioneerde majoor von Seilig, wiens haar wij jongeren nooit anders dan sneeuwwit meenden gekend te hebben, doch wiens frissche gelaatskleur even duurzaam seheen, had aan dachtig toegeluisterd, maar tot dusver toch weinig aan het gesprek deelgenomen. Nu deelde hij halfluid aan zijn buurman mede, dat hij ook wel zulk een «vioolhistorie* kon vertellen, die in ieder geval het voordeel had van op waarheid gegrond te zijn, daar hij er zelf bij betrokken was geweest. Natuurlijk tikte de buurman terstond tegen zijn glas en vroeg hij het woord voor den majoor. Deze liet zich dan ook niet lang bidden, maar begon aldus Begrijp mij niet verkeerd, jongelui. Onder een geschiedenis versta ik niets dan een eenvoudig avon tuur, dat ik juist zoo vertel als het zich heeft toe gedragen of een novellist het voor zijn doel zou kunnen gebruiken, weet ik nietin ieder geval zou hij menige gaping moeten aanvullen, die ik open laat, daar ik alleen van datgene spreken kan wat ik met mijne oogen gezien en met mijne ooren gehoord heb. Is uwe eigene phantasie zoo vriendelijk hierbij te hulp te komen, dan sta ik haar gaarne de grootst mogelijke speelruimte toe. Als jong olflcier bracht ik ecnige zeer aangename jaren te Weenen door. Ik was geattacheerd bij ons gezantschap, beschikte na den dood mijns vaders over een zeer aanzienlijk en onbelastbaar vermogen, en het ontbrak mij niet aan levenslust om van de maat schappelijke voordeelen mijner positie en van een volle beurs zoo goed mogelijk gebruik te maken. Het was toen nog het oude Weenen van de eerste tien jaren na den bevrijdingsoorloghet Weenen van den goeden Keizer Frans en zijn grootmachtigen mi nister Metternich het Weenen met den hoogen stads muur en de prachtige bolwerken, waar men onder schaduwrijke boomen kon wandelen, en met de lan delijke voorsteden in den omtrek het oude Weenen der Hubinis, Lablaches en Pastas, van de Nestroys en de Scholzen het Weenen dat zich nog kon ver heugen in het ongeschonden bezit van zijn Wurstelprater. Men leefde daar zeer genoeglijk en zeer goed, ik geloof zelfs zeer goedkoopdoch men leefde toen in de heele wereld zeer goedkoop, want men was tevre- dener en bescheidener in zijn eischen. Ik had zeer weinig te doen, en eigenlijk was er in 't algemeen nooit sprake van een geregelde bezig heid. Op een bepaalden tijd ergens mijne opwachting te maken, een parade bij te wonen, een brief te schrijven, een officieel bal of een musicale soiréc te bezoeken, daartoe bepaalden zich meestal mijne ver plichtingen. Ik had te veel vrijen tijd over om mij ontheven te achten van de noodzakelijke overweging, hoe dien tijd met iets nuttigs te besteden. Met iets nuttigs, maar dat natuurlijk ook amusant moest zijn Zoo kwam ik tot de verrassende ontdekking dat het inijn plicht was, mij als attaché van een gezantschap met de locale bijzonderheden van dat deel der wereld dat mij als werkkring aangewezen was en vooral met het volkskarakter, zoo goed mogelijk vertrouwd te maken. Deze «studiën* zouden mij van veel dienst kunnen zijn als ik eenmaal voor goed de di plomatieke loopbaan ging betreden, waarover ik nu en dan al eens had nagedacht. Hoe ik het met die studiën zou aanleggen, daar over bestond bij mij niet de minste aarzeling. Ik geloofde in de eerste plaats veel op straat te moeten ronddolen en de publieke vermakelijkheden te moeten bezoeken, waar het volk zijn meest geliefkoosde ge noegens zocht. Zoo paste het ook volkomen in mijn stelsel dat ik dikwijls van table d'hote veranderde, van hel eene café naar het andere verhuisde, 's avonds in de kleine schouwburgen meêlachte of ter afwisseling eens een bezoek aan een bijzonder populairen komiek bracht, en later in de ontelbare uitspanningslocalen aan dezen en aan genen kant van den muur, waarin men tot diep in den nacht muziek placht te maken, mijne ontdekkingsreizen voortzette. Het spreekt van zelf dat de officicrsrok daarbij meestal thuis bleef, niet omdat hij de Weeners, maar omdat hij mij hin derde. Er was een goede reden voor, jongelui, dat ik een van die vroolijke herbergen bijzonder geschikt achtte om mijne studie te verrijken, zoodat ik dan ook zelden een avond liet voorbijgaan zonder daar een uurtje zoek te maken. Gij lacht? Gij weet er reeds alles van - Nu inen begrijpt wel dat het «etwas Weibliches* was, dat mij aan die plaats boeide, die anders weinig aanlokkelijks had. De zaal was nog al ruim, maar niet hoog, en bovendien stond zij altijd vol tabaksdamp. De philister bracht in die dagen zijn lange pijp mede, of had ze als vaste logée bij den kastelein in bewaring gegeven. Dicht op elkaar gedrongen zaten aan de houten tafel tjes de talrijke families, want ook aan de eerzame arbeidsvrouwen en de zedige burgerdochters werd een onschuldig genoegen en een beker wijn gegund. Maar hoevele ronde, prettige en frissche gezichtjes daar ook te zien waren,geen daarvan had mij op den duur kun nen boeien. Mijn aandacht was op eene geheel andere verschijning gericht. Er was daar alle avonden muziek, en deze werd op eene guitaar en een viool ten ge hoore gebracht. Bij de guitaar behoorde een oude Viouw, die altijd half slapende met hare kromme vingers de snaren greep en nog al dikwijls mistastte bij de viool een bekoorlijke jonge dame, die met in het oog ioopende bevalligheid den sierlijken strijkstok hanteer de en aan het instrument de klankrijkste tonen wist te ontlokken. Aha daar hebben wij hetDe geschiedenis van een viool is beloofd, en op de geschiedenis van een vioolspeelster of eigenlijk op een avontuurtje met een vioolspeelster, loopt het uit. Laat het zoo wezen Maar de viool is toch niet zonder beteekenis. Haar sonore klank maakte een eigenaafifigen indruk op mij, reeds toen ik voor de eerste maal binnentrad en in NIEUWS liet Land van neusden en AKena, LANGSTRAAT BOMMELERVAIM

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1