No. 378.
Woensdag 20 Mei»
1885.
ZWEMMER
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
De Geschiedenis van een Yiool.
VOOR
Binnen] audsche ADVERT EN TIEN
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op liet adres te stellen.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
verbooging.
dat hier en daar de hotels in de duinen aan
zee geopend zijn en gereed tot het ont
vangen van gasten. De enkele gedachte
aan duinen en zee doet u rillen, doch
wacht maar nog een wijle tijds en ge snakt
naar zeelucht.
Een ander teeken is de kennisgeving der
badinrichtingen. De bassins zijn schoonge
maakt, de werktuigen nauwkeurig nagezien
of vernieuwd,de tarieven verlaagd enz. enz.,
alles in de hoop dat steeds meer en meer
de meening ingang moge vinden, dat van
Mei tot October niemand recht op gezond
heid heeft, indien hij niet dagelijks zijn
leden in 't koude water dompelt.
Toch zij ieder ouder in eigen gemoed
ten volle overtuigd voor hij tot zijn kinderen
die leer predikt, die eiken zomer krachtiger
voorstanders vindt.
Koud, zuiver water is een heerlijke drank
en een kostelijke verfrissching, doch om zoo
maar klakkeloos tot jong en oud te zeggen:
alleen in 't water is uw heil te vinden"
dat achten we wel wat roekeloos.
Een mensch is nu eenmaal een mensch,
ongeschikt in 't water te leven. Misschien
hebben de eerste menschen kunnen zwem
men, zonder gedwongen te zijn zich eerst
daarin te oefenen, gelijk nu nog honden
en katten, paarden en koeien zwemmen
kunnen. De beschaving heeft ons van 't
water ontwend, gelijk ook van koude en
guurheid. We wapenen ons door kleederen
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Lente waar zijt ge? We zien u neer
gedaald op boomen en velden, op bloemen
en heesters, maar uwe komst stelde ons niet
temin droevig te leur. We bibberen in
onze woning, waarin natuurlijk de schoon
maak de kachel verdreven heeft en we
overgegeven zijn aan een temperatuur van
50°, dat is 15° minder dan een behoorlijke
kamerwarmte behoort te zijn. De lofzang,
die we voor de lieve Lente op de lippen
hadden, stolt als water tot ijs en 't is niet
meer dan een klagelijk gebrom, over de
kou, de natheid en den wind, dat we ver
mogen uit te brengen.
Toch zijn er teekenen des tijds die ons
zeggen, dat 't binnenkort en wie weet hoe
spoedig, anders zal worden. Misschien
wanneer deze regelen 't licht zien, zijn
reeds alle winterjassen opgeborgen, mits
gaders alle derai-saisons de Lente is koket
als alle schoonen en haar humeur is prik
kelbaar en veranderlijk zeer.
Een van die teekenen is de aankondiging
tegen de koude en 't zou al een zeer slechte
raad zijn tot iemand te zeggen bij een
temperatuur van 10°doe nu gelijk uw voor
ouders deden en tart ontkleed de kou.
Van voor onze geboorte reeds zijn we ver
troeteld en op 't stuk van koude hebben
wij bij lange niet dat weerstandsvermogen,
't welk de menschen vroeger hadden, de
krachtigste w. t. v., want de meesten be
zweken, voor ze het cijfer van onzen ge
middelden levensduur bereikt hadden. Of
dat te bejammeren is In geenen deele.
't Is immers klaar bewezen, dat we langer
leven dan onze krachtige voorouders, en
dat doen we door ons kunstmatig tegen
de guurheid van 't weer en andere schade
lijke invloeden te beschermen.
liet //harden" van den mensch is een
gevaarlijk ding, omdat het tegen onze na
tuur is. Men moge de laatste nu onna
tuurlijk noemen, ze is nu eenmaal gelijk
ze is en de vraag is of 'tons mogelijk zou
zijn in alles tot de natuur weer te keeren.
Er zijn geleerden geweest die om den
mensch te harden, hebben aangeraden het
jonge kind koude baden te geven en 't
zoo luchtig mogelijk te kleeden. Zeker zijn
er, die dit paardenmiddel kunnen door
staan, gelijk er ook kinderen zijn, die van
de geboorte af met ijskoude melk gevoed
worden en 'r 't leven bij houden. Doch in
elk geval is dat zeker tegen de natuur in.
Het jonge kind behoeft warmte en op dit
punt is zijn weerstandsvermogen veel zwak
ker dan bij ouderen van jaren. Zoo zijn
er ook volwassenen, die zonder kunstma
tige warmte den winter doorbrengendit
voor allen aan te prijzen, zou dwaasheid
zijn. Van wijlen Gambetta werd tijdens zijn
leven met veel ophef verhaald, dat hij ook
bij strenge vorst zonder vuur werkte en
met open ramen, doch waar is de krach
tige man thans? Hij rust reeds lang en
heeft geen ouden dag gekend.
In warme dagen een niet te koud bad
nemen, we gelooven dat 't voor velen wel
dadig is en in geen enkel opzicht willen
we iets te kort doen aan de groote ver
diensten van hen, die voor oud en jong,
arm en rijk, des zomers voor veilige bad
plaatsen zorgen. Doch men geloove niet
dat het koude water voor iedereen even
dienstig is en dat iemand, die des zomers
niet baadt of niet in de gelegenheid is te
baden, zijn gezondheid benadeelt. Men kan
evenwel een goed gebruik maken van het
water en zijn lichaam rein houden, zonder
daarvoor naar openbare baden te gaan, ge
lijk men ook zijn huis kan schoon maken
zonder daartoe de bedding der rivier te
verleggen en deze door de woning te lei
den, gelijk Hercules deed om de stallen
van Augias te reinigen.
De krachtige roepstem, die dringt tot
baden en nog eens baden en ook door de
jeugd gehoord wordt, zij tevens een aan-
12) (Slot.)
Ik kon hem geen bevredigende opheldering geven.
«Het moet nog dieper schuilen,sprak hij hoofdschud
dend, «geloof mij: nog dieper.a En een poos later:
«Wie heeft toch de viool vóór u gehad? Als zij mij
nu toebehooren zal, moet ik hare geschiedenis kennen,
voor zoover die bekend is. Deze viool heeft voorzeker
eene merkwaardige geschiedenis. Gij hebt nooit ronduit
gezegd hoe ze in uw bezit is gekomen. Wie speelde
er vóór u op deze viool?*
«Een arm meisje,antwoordde ik, eene Italiaansche,
die ik meer dan twintig jaar geleden in Weenen
leerde kennen zij speelde in de herbergen, en ik
was ernstig op haar verliefd.»
«En hoe heette ze?«
«Angelina.*
Hij zag mij verbaasd aan. «AngelinaEn haar
familienaam
«Zij had eigenlijk geen familienaam, althans niet
dien van haar vadeizij kende alleen den naam harer
moeder, en dien mocht zij niet voeren. Ik weet niet,
hoe zij bij de politie bekend stond voor mij heette
zij eenvoudig: Angelina.*
«Angelina Angelina mompelde hij peinzend.
«Vindt ge iets bijzonders in dien naam?* vroeg ik.
«Mijne moeder moet zoo geheeten hebben of nog
heeten, want waarschijnlijk leeft zij nog.
«Hebt ge in al dien tijd niets naders omtrent uwe
amiliebetrekkingen vernomen?* vroeg ik verder.
«Niet veel,* antwoordde hij, «en niet veel zaaks.
Te Weenen heb ik mij tot den advocaat gewend,
door wien mij vroegei de kleine geldelijke ondersteu
ning toegezonden werd. Hij kon mij niets zeggen en
verwees mij naar een geestelijke, die hem het kapitaal
in handen had gegeven en wien hij verantwoording
van het gevoerde beheer moest doen. Deze scheen
niet goed voor de zaak te durven uitkomen en deelde
mij op al mijn vragen slechts dit mede, dat een aan
zienlijke Italiaansche dame tot aandenken aan hare
ongelukkige zuster in haar testament aan mijne moe
der een legaat had vermaakt, met bepaling dat het
op hare kinderen zou overgaan als zij vóór de erflaat
ster overleed of het legaat mocht weigeren. De oude
dame was gestorven, toen ik drie jaar was. Mijne
moeder had het legaat voor mij aangenomen en eene
schikking getroffen, dat het geheel en al voor mijn
onderhoud besteed moest worden. Zij was daarop, ver
zadigd en vermoeid van dit leven en deze wereld, in
een klooster gegaan en moest nu beschouwd worden
als gestorven.
Over mijne moeder zelve, gaf hij mij slechts zeer
onvoldoende inlichtingen. Zij had een avontuurlijk leven
geleid en moest, voor zooveel hij wist, door viool
spelen in haar onderhoud voorzien hebben. Hij noemde
mij een oude vrouw, die haar gezellin was geweest
en later half kindsch hier of daar in een gesticht werd
opgenomen. Het gelukte mij die vrouw op te sporen.
Zij heette Barbara Usselli en was werkelijk door ou
derdom zoo verzwakt en versuft, dat ik uit hare me-
dedeelingen niet veel wijzer werd. Zij bazelde van een
Princes en van een kamermusicus en van een beroem
den vioolmaker en van eene vioolspeelster, die zij op
de guitaar begeleid had, en van een aanzienlijken Pool
die haar trouwen wilde, maar al zijn geld doorbracht
en de eenige oorzaak van al hare ongelukken werd.
Tusschen dat alles door omhelsde en kuste zij mij, en
zeide dat ik in mijne oogen iets had van hare Ange
lina, maar den sehelmschen mond van den Pool. Daarop
begon zij weder te schreien en te jammeren overeen
viool, die Angelina lief' had en die over de zee moest
gaan naar Amerika, opdat de Pool haar geen vrees
meer zou aanjagen. Het was een onbegrijpelijke wartaal,
waarin met geen mogelijkheid eenige samenhang was
te brengen.
Deze mededeelingen brachten, gelijk men wel den
ken kan, allerlei aandoeningen bij mij te weeg. Geen
twijfelde zoon van Angelina stond voor mij en ik
wist nu wat haar belet had mij toe te behooren, of
den man, dien zij beminde, ook zelfs den aard van
het beletsel toe te vertrouwen. Diep ontroerd nam ik
Monti's hand in de mijne en sprak tot hem«Ik heb
uwte moeder gekend. Er is voor mij geen verder be
wijs noodig dat gij die zoon van die Angelina zijt,
aan wien eens deze viool behoorde. De som, waar
voor zij het instrument verkocht, was bestemd om
uwen vader in staat te stellen, zich in Amerika te
gaan vestigen, ik weet dit wel niet zeker, maar
ik twijfel er niet aan. Moge dit zware offer niet te
vergeefs gebracht zijnBeschouw in ieder geval deze
viool niet als een geschenk van mij, maar als het
erfdeel uwer moeder* ik trok hem aan mijne
borst en kuste hem «het pand is gelost en de
schuld door dezen kus uitgedelgd.
«De viool is mijn!* riep hij jubelend, «de prach
tige viool!* Hij drukte haar aan zijn borst. «Alleen
de dood zal ons scheiden
Eenige maanden later, in den herfst, toen ik reeds
naar Berlijn was teruggekeerd, ontving ik geheel on
verdachts een brief van Monti Hij schreef mij dat
zijn vader in Florida een zeer rijk man geworden
was en te Weenen naar den zoon van Angelina ge-
informeerd hadwaarbij hij zijn verlangen had te
kennen gegeven dat die zoon bij hem zou komen om
deelgenoot in zijn zaak en, als hij hem beviel, een
maal zijn erfgenaam te worden. De boven vermelde
geestelijke had hem dat alles medegedeeld, en hem
ook de vereischte legitimatiepapieren verstrekten nu
wilde hij daar ginds zijn geluk eens beproeven. Zijn
geliefde viool zou hij medenemen. «De brief was ver
zonden uit Bremen op denzelfden dag dat het schip
met landverhuizers in zee zou gaan. Hij beloofde mij,
uit Amerika nadere tijding te zullen zenden.
Zij is uitgebleven, maar ik weet dat hij daaraan
geen schuld heeft. De couranten brachten niet lang
daarna zeer uitvoerige berichten over een hoogst treu
rige zeeramp, die het Bremer emigrantenschip «Phönix*
getroffen had. Monti had den naam niet genoemd,
doch de nadere bijzonderheden maakten het voor mij
al te zeker dat hij er zich aan boord bevonden had.
Het schip was dagen lang door een vreeselijken storm
bestookt geworden en had een lek bekomen. Toen de
stoomboot, wier kapitein van het onheil rapport ge
maakt had, in de nabijheid kwam, was het reeds op
't punt van zinken. Scheepsvolk en passagiers hadden
aan de pompen gewerkt totdat zij er uitgeput bij
neervielen en verbeidden nu machteloos en krachte
loos een dood. De storm was nog zoo hevig dat het
slechts na veel moeite gelukte, booten uit te brengen
om bij het wrak te komen. Allereerst werden de vrou
wen en kinderen overgebrachtdaarop kwam de beurt
aan de mannen, maar het gevaar was nu zoo toege
nomen, dat men zooveel mogelijk spoed moest maken
en de booten overladen moesten worden, wilde men bij
laaistcn tocht alle opvarenden redden.
Het bericht meldde daarna ongeveer het volgende^]
liet Laid van lensden en Alteea,
i iii, l1 hitvwi'.ui' uia/uwi ujijü»éi jj