No. 391.
Zaterdag 4 Juli,
1885.
DIENEN.
FEUILLETOR
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
Lil.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en
Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.
verbooging.
ZATER1) A G.
Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N T I E N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
i/Flink zoo, onze dienstboden behoort van
tijd tot tijd de les eens gelezen te worden,
eigenlijk moesten ze die elke week hoo-
ren. Die een vreemde in buis beeft, moet
zich dag aan dag ergeren. Daar heb je nu
mijn dienstmeisje
Halt man, we kennen die geschiedenis
reeds: uren lang uitblijven, zich verwijde
ren op ongelegen tijden, kletsen met de
buren, onbehoorlijke taal, zucht naar op
schik, enz. enz. We zouden echter wat over
dienen schrijven.
Of dienen schandelijk of ten minste ver
nederend isP Men schijnt het daarvoor te
houden, wik laat mijn dochter niet dienen",
zegt een vader, een eenvoudig handwerks
man die tal van kinderen heeft, ;/ze mag
zien hoe ze haar brood opscharrelt, maar
dienen gaat ze niet." ,/Ga je dienen" vraagt
een meisje aan haar kameraad. f/Daar zou
ik voor danken" is het antwoord, //van den
vroegen morgen tot den laten avond voor
een daalder of twee gulden in de week
beulen zonder eenige vrijheid dan een hal
ven Zondag om de twee weken, ik denk
er niet aanIk werk in mijn eigen dienst,
verdien veel meer, geef thuis kostgeld en
ben vrij als ik wil. Niemand heeft, me te
kommandeeren."
't Is een heerlijk iets, die vrijheid, zoo
geheel naar eigen believen te kunnen le
ven. Ze spookt zelfs in de hoofden van hen,
die zelden of nooit, nieuwsbladen onder de
oogen krijgen en derhalve niet door schoon
klinkende woorden kunnen begeesterd zijn.
Jammer slechts dat de zaak, bij 't volle
licht bezien, er geheel anders uitziet. Of
dienen we niet, allen, zonder uitzondering?
Niemand is zichzelven genoeg in de wereld.
De Koning dient het landen het volk dient de
regeering. De geleerde dient ons lceken
met den arbeid zijns geestes en de leeken
dienen hem met den arbeid hunner han
den. Er is niemand in de maatschappij die
niet op eenige wijze van anderen afhanke
lijk is. Knechts en meiden geven aan de
rijken hun tijd, kracht en arbeid, de laat-
sten geven in ruil kost, inwoning en loon.
We zien niet in dat dit ellendig of onge
lukkig is en dat een mensch iets zeer bui
tengewoons verricht door zijn krachten aan
anderen tegen zilver en brood in te ruilen,
gelijk dat soms afgeschilderd wordt,.
Vroeger, voor het christendom zijn tocht
door de wereld begon, was de positie der
dienende geesten treurig. Vreemdelingen,
die geen belastingen konden opbrengen,
vondelingen, ganschelijk verarmden, over
wonnen vijanden van hoogen of lagen stand
werden eenvoudig als slaven verkocht en
gingen van de eene hand in de andere
over als paarden, koeien en huizen. En hoe
werden deze lijfeigenen behandeld! Nog
erger dan het lieve vee. Zoo b. v. is het
bekend hoe een voorname Komeinsche dame,
terwijl ze zich kleeden liet, een lange gou
den naald in de hand hield en daarmee
haar kamenier bij de minste feil stak in
hals, borst en armen, dat haar 't bloed
langs 't lichaam liep. Nog veel schandelij
ker dingen werden met die arme dienst
meisjes uitgevoerd. De heeren mishandel
den hunne knechten om het geringste
vergrijp en lieten ze met de zweep afran
selen. Toen eenmaal twee slaven een
kostbare vaas in stukken lieten vallen,
werden zij op bevel van hun eigenaar in
den vijver tot aas der visschen geworpen.
Werden de dienstboden ziek of zwak door
ouderdom, dan werden ze eenvoudig op
straat gezetdaar konden ze sterven. Te
gen dergelijke mishandelingen was een be
roep op de overheid volkomen nutteloos.
De dienenden misten alle recht op bescher
ming.
Dat alles is, Gode zij dank, door het
christendom geheel anders geworden. In
onze dagen is het. in een dienst wel uit te
houden. En waar dat een dienstbode niet
mogelijk is de onmenschelijke werkge
vers toch sterven nooit uit, al zijn ze vol
strekt zoo talrijk niet als menige slechte
dienstbode wel meent welnu ze heeft
volle vrijheid een anderen dienst te zoeken
bij ruwe behandeling de vrijheid te klagen
bij in diensttreding de vrijheid op stipte
nakoming der conditie's aan te dringen; in
den dienst de vrijheid kalm en waardig te
zeggen wat haar niet goed dunkt en daar
enboven nog zoo menige andere vrijheid,
wil m ■nu iw i\ i it— 1—
dat haar in een anderen dienst of ambt
geplaatsten heer haar bijna benijden kan.
Er zijn tal van gehuwde vrouwen die
met vreugde op den tijd terugzien, toen
ze dienende waren en dien tijd terugwen-
schen. Zoo goed als ik het toen had, krijg
ik het nooit weer" heeft menige jonge vrouw
gezegd na eenmaal hartelijk om verlossing
uit den dienst verlangd te hebben.
In haar dienst richtte ze do ontbijttafel
aan, droeg het middagmaal op en zorgde
op den vastgestelden tijd voor 't souper.
Ze vroeg nooit en behoefde niet te vragen,
van waar het moest komen. En zoo een
jaar lang dag op dag te eten en te drin
ken, zonder daarvoor eenige zorg te koes
teren, ongeveer als de lieve vogelen des
hemels, dat, wil toch wat zeggenRekenen
was niet noodig, maar wat kostte het niet
iederen dag Toen volgde een andere tijd
waarin het vroegere dienstmeisje als huis
moeder de centen voor 't brood tezamen
zoeken moest; aan vleesch was in't geheel
niet te denken. Of ze dien ouden tijd nog
dikwijls herdenktin haar dienst moest op
den eersten der maand haar loon klaar
liggen. Of de oogst van den baas tegen
gevallen was, de klanten hun rekeningen
niet, betaalden, de zaken achteruit gingen,
of de vrouw ook 't een en ander ontberen
moest om haar datgene te geven, waarop
ze recht had, daarover bekommerde ze zich
niet en behoefde ze zich ook niet moei
lijk te maken. Jaarlijks zoo of zóó veel
zuiver geld te trekken om kleeding te koo-
peri, is nog zoo kwaad niet, al moge het
een meisje, die iedere nieuwe mode mee-
13)
Vrij naar RICHARD VOS Z.
VII.
Sandro bevond zich weder in Tivoli en als
sbirre.
Om zijne inwendige schaamte te onderdrukken en
den haat zijner landslieden met haat te vergelden,
had hij het weten door te drijven dat hij naar zijne
geboortestad verplaatst zou worden. Overigens stond
de bonte uniform den sierlijken, zwartlokkigen jonk
man voortreffelijken als men op zijn fier en trotsch
gelaat, afging, geleek hij eer een officier dan een
ondergeschikte. Zijne moeder, die geen ander geluk
kende dan haren »Sandrino< mooi gekleed te zien
en hem reeds toen hij nog een kind was als een
pop had opgedirkt, was zalig van geluk. Haar eenig
verdriet was dat zij genoodzaakt was haar geluk
voor zich te houden. Sinds een jaar toch was de
hoofdbezigheid van deze voorbeeldige moeder geweest,
tegen alle menschen te klagen en te lamenteeren
over haren onhandelbaren bengel, dien verd n
sbirre en zich in stilte te verheugen over haren lieven
jongen, den signor karabinière. Dat was inderdaad
zeer verstandig van deze voortreffelijke vrouw. Hare
klaagliederen over den verd n sbirre maakten
haar het voorwerp van aller medelijden, terwijl hare
vreugde over den signor karabinière haar aller haat
op den hals zou hebben gehaald. Want het waren
Sabynschen, die vrouwen van Tivoli.
Om nu echter haar armen jongen te helpen en het
medelijden voor haar zelf nog te verhdogen, verzou
zij een plan waarmede zij zich zelf overtrof.
Sihylle Cesana had, om de familie Sebastiano nog
dieper in het ongeluk te storten, haren Sandrino
behekst om sbirre te worden. Ook dat hij naar
Tivoli was gekomen was haar werk, want alleen
in Tivoli had zij macht over hem.
Juist nog bij tijds herinnerden de achtbare vrouwen
zich den blik, dien Sibylle hij de begrafenis van Donna
Cesana op Donna Sebastiano geworpen had en weldra
was er in Tivoli geen kind, of 't wist door welke
oorzaak Sandro Sebastiano sbirre geworden was.
Zelfs den mannen kwam de zaak verdacht voordat
een burgernianskind uit Tivoli vrijwillig sbirre werd
dat kon toch haast niet met eerlijke dingen toegaan.
Wie echter weldra het onwankelbaarst er aan ge
loofde, niemand anders dan Donna Sebastiano zelf,
die op eens hare stoutste verwachtingen overtroffen
zagzij was in Tivoli eene soort van Mater Dolorosa
geworden.
Het kon niet anders dan dat ook het gerucht
Sandro ter ooren kwam, want de openbare meening
te zijnen opzichte was volkomen veranderd. Men be
schouwde hein nu niet meer als een verachtelijk,
hatelijk schepsel, maar als het slachtoffer van helsche
tooverkunsten. Eerst was hij wild en woedend ge
worden om het dwaze praatjedaarna was hij na
gaan denken en had hij zich weer een van die tou-
neelen uit zijne kinderjaren herinnerd, dat hij, ge
prikkeld door hare trots, haar in jongensovermocd ge
dreigd had als ik maar eerst groot ben, dan word
ik een echte sbirre en laat ik u wegens hekserij ge
vangen nemen.
Nadat dit voorval weer in zijne herinnering was
teruggekeerd, verwekte en vervormde hij het in zijn
gemoed, tot hij zich zelf eindelijk de vraag stelde,
uit welke onbegrijpelijke oorzaak hij toch wel een
beroep gekozen had dat hem ieders haat op den hals
haalde.
Hij zag niet in dat de voorkeur, die hij vroeger
had gegeven aan eene rol als sbirre in het kinderspel,
allengs was overgegaan in ernst. En nooit had hij
het zich bekend dat de bonte rok, de pluimhoed, de
blanke degen en het gebiedende, stoutmoedige voor
komen der forscli gebouwde gendarmen reeds als
knaap zijne hoogste bewondering, zijn' diepsten eer
bied hadden opgewekt. Misschien was zijne eerzucht
er ook niet vreemd aan. Waarom zou een sbirre gepn
eerlijk en achtenswaardig mensch kunnen zijn Zelfs
de algemeerie haat, die deze lieden trof, had hij wel
gevreesd, maar aan den anderen kant toch ook weer
begeerlijk gevonden.
Maar al deze oorzaken ontsnapten hem en zoo
kwam het den in het jammerlijkste bijgeloof groot-
gebrachten jonkman ten laatste hoe langs zoo waar
schijnlijker voor dat een geheimzinnige, verborgene
macht tot dusverre zijn lot en zijne neigingen be
stuurd had, eene macht die niet ophield zijn' onza-
ligen invloed op hem uit te oefenen, een' invloed,
dien hij in het kloppen van zijn hart, in het stroomen
van zijn bloed gevudde en dien hij niet vermocht te
weerstaan.
Want, ais hij er goed over nadacht, wat maalden
hem zijne sladgenooten en hun haat. Om hunnentwil
was hij toch waarlijk niet teruggekeerd naar Tivoli,
terwijl hij in Rome, die groote, prachtige, heilige
stad had kunnen blijven. De. betoovering lag elders.
Had hij niet dikwerf tot voor de poort van San Lazaro
moeten loopen, alleen om den weg te zien die naar
Tivoli. naar den Sibyllentempel voerde Indien hij
's avonds op den weg ging, zoo dacht hij dan,
kon hij tegen den morgen terug zijn en toch nog
een uur in den zuilenhal doorbrengen, waar hij haar
verteld had dat hij naar Rome ging. Als hij van
een der heuvelen waarop Home ligt, toevallig den
berg en zijne verwijderde huizenrijen in het oog kreeg,
had hem dan niet telken keer het heimwee aange
grepen, zoodat de tranen hem in de oogen kwamen9
Doch geen heimwee naar Tivoli, geen heimwee naar
zijne moeder, waarlijk nietEn zou dat alles dan
geen tooverwerk geweest zijn.
En toen hij nog een knaap was, scheen het toen
niet of hij moest blijven staan en luisteren, zoodra
hij hare stem vernam Reeds in zijne kinderjaren
had hij meer gevoeld voor haar dan voor zijn' vader
of zijne moeder. En toch had hij haar altijd met
baat en nijd bejegend, moeten bejegenen, terwijl
hij toen reeds voor haar zou hebben willen sterven.
Was dat dan ook geene toovenarij
Hij knarste met de tanden en zuchtte zwaar, ter
wijl hij zich verwonderde over den diepen haat, dien
hij haar nu toedroeg, haar, de toovenares, de heks,
de Sibylle
Maar hij zou zich wreken.
(Wordt vervolgd).
PB»—1 - 'JJIJLLIL -1!
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij