No. 394.
Woensdag 15 Juli,
YOOHZOÏÏGL
FEUILLETON.
VOOR
Uitgever: L. .1. VEERMAN ITeusden.
Dit blad verschijnt, eiken WOENSDAG en
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1
verbooging.
Z A T E R D A G.
Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ci. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N TIE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Troffen in vroeger dagen groote rampen
een volk, of bijzondere personen, dan was
het eerste, waar men aan dacht dat die
ramp eene straf was voor eene groote zon
de, die door dat volk of die bijzondere
Eersonen begaan was, men legde zich bij
et geval neer en men berustte, verder
onderzoek naar de oorzaken bleef achter
wege. Het was de wil van het opperwe
zen, die op de menschen hunne zonde
verhaalde. Nog heden ten dage heerscht
deze overtuiging bij velen en hoewel men
somtijds, zóó .oordeel end e, tot de ongerij ra
ste consequentiën komt en men b.v. dik
wijls de overtuiging zou krijgen, dat de
een het kwaad doet, terwijl de ander ge
straft wordt, men stoort zich daar minder
aan of liever men denkt zoo ver niet. Ge
lukkig dat er ook velen onder ons geslacht
zijn die wel wat verder denken en-die meer
een natuurlijk verband zoeken en van het ge
volg tot de oorzaken willen opklimmen.
Tot dezulken rekenen wij Jenner, die na
veel onderzoek en na veel proeven de
pokken leerde bestrijden door inenting. Tot
dezulken zal waarschijnlijk ook eerlang ge
rekend worden professor Pasteur, die van
het ontstaan en de oorzaken der cholera
eene grondige studie gemaakt heeft en tot
een goed resultaat schijnt gekomen te zijn-
Zooals bekend is heeft de cholera zich
vertoond in Spanje en wel in vrij hevige
mate. Dr. Ferran, die naar Spanje gegaan
is met verscheidene geneeskundigen om de
menschen tegen de cholera in te enten,
heeft aan professor Pasteur een brief ge
schreven, welken door dezen openbaar ge
maakt is. In dien brief verzekert Dr. Ferran
dat de reeds verkregen uilkomsten eiken dag
sterker pleiten voor het heil zijner ontdekking.
De proefneming is het eerst genomen te Al-
cira en vervolgens in talrijke andere steden
met denzelfden goeden uitslag herhaald. Men
schen van alle standen zijn ingeënt en of
schoon het meerendeel der ingeënten tot
den minder gegoeden stand behoort, heeft
dit aan de goede uitkomsten volstrekt geen
afbreuk gedaan. Alhoewel Dr. Ferran de
meening is toegedaan dat éene inenting
voldoende is, beveelt hij toch herhaling
ervan aan om de veiligheid tegen de ge
vreesde ziekte zoo groot mogelijk te maken.
Twee personen, leden van een door de
cholera aangetast gezin, stierven den dag
na de inenting. Toen vaardigde de Regeering
een verbod uit tegen de inenting, maar
was genoodzaakt dit verbod weer in te
trekken, wegens verzet van de openbare
meening. Dergelijke ongelukken schrijft
Dr. Ferran toe aan het gebruik van onrei
ne inentings-stof. Van de 16000 gevallen
had hij zelf de stof onderzocht en heeft
geen enkele kwade gevolgen gehad. Het
is daarom echter nog niet uitgemaakt dat
deze inenting volkomen tegen de cholera
beschermt, maar het is zeker dat zij den
aanval der ziekte als deze den ingeënte
overvalt, zeer zal temperen. De inenting
zelf kan, volgens Dr. Ferran nooit de oor
zaak van de ziekte zijn. Dr. Ferran is na
tuurlijk niet onfeilbaar, maar zijne grondige
studie en nauwgezet onderzoek waarborgen
ons 'dat hij zijn oordeel niet lichtvaardig
zal neergeschreven hebben. Als iemand
door de ziekte wordt aangetast, binnen
5 dagen, nadat de inenting geschied is,
dan had hij de ziekte reeds onder de leden.
Zooals wij boven zeiden, schrijft Dr. Ferran
zijne ontdekking toe aan het in praktijk
brengen van Pasteur's theoriën.
Het is te verwachten dat deze inenting
zal bestreden worden, hare uitkomsten ver
kleind en ongevallen, zooals wij er reeds
een aanhaalden, als waarschuwing tegen de
bewerking zullen worden gebezigd. Zoo
gaat het met de vaccine ook, zij wint aan
bestrijders, die invloed hebben, wij hopen
voor hen zei ven dat zij uit overtuiging be
strijders zijn, velen luisteren en worden
dupe, terwijl zij het bewustzijn met zich
omdragen dat zij eene goede daad doen.
wAls de Koning het maar wist," zei men
in den tijd van Hendrik IV in Frankrijk,
wanneer er iets verkeerd was dat goed
gemaakt moest worden. Wij zouden van
de vaccine mogen zeggen//als de men
schen het maar wisten" als zij de verwoes
tingen van verschrikkelijke ziekten in vroeger
tijd maar kenden en ze vergeleken met
hetgeen zij nu zien. Zoovelen zouden de
ooren niet leenen aan hetgeen men hen zoo
gaarne zou wijsmaken, namelijk dat het
zonde is als men voorzorgsmaatregelen
neemt voor zijne gezondheid. Volgens het
geen wij er van gelezen hebben, zal de
cholera in Ferran en Pasteur even sterke
bestrijders vinden als de pokken er een in
Jenner gehad hebben.
Beter voorbehoedmiddelen dan een ge
neesmiddel, zoo begint men hoe langer hoe
meer te redeneren. De meerdere zorg, die
men aan de hygiëne wijdt, het toezicht
dat men op ongezonde woningen, het on
derzoek dat men het drinkwater doet on
dergaan, zijn er zoovele bewijzen van. Ook
op and$r gebied gaat men dien weg op.
Wel is het dikwijls nog als met den dwa-
lenden tred van een halfblinde, maar
steeds vaster wordt de voetstap en steeds
zekerder de houding, die men kan aanne
men. Zoo zoekt men op weerkundig gebied
de wetten te bepalen, waaraan de stor
men gebonden zijn en met de machtige
hulp der telegrafie is men er al dikwijls in
geslaagd, schepen voor een wissen onder
gang te behoeden, door de stormen vooruit
aan te kondigen.
De groote verwoestingen, die aardbevin
gen en vulkanen kunnen aanrichten, zij
zijn ons maar al te goed bekend. Wel
wist men sinds langen tijd dat hare wer
king zich meer bepaalde tot de heete lucht
streken, maar veel meer wist men dan ook
niet. De oorzaken van die natuurkrachten
worden aan een nauwgezet onderzoek on
derworpen en het is voornamelijk de Fransch-
man ,/Delaunay", die zich hieraan gewijd
heeft. En voorloopig met succes, wij kunnen
ten minste hierbij niet aan toeval gelooven.
In het voorjaar van 1883 voorspelde hij eene
geweldige ramp voor Indië, die in den loop
van het jaar zou plaats hebben. De uit
barsting van Krakatau heeft bewezen dat
hij goed gezien heeft. Hetzelfde had hij in
1877 reeds voorspeld voor Zuid-Amerika,
ook daarna werden de kustlanden dat jaar
door hevige aardbevingen geteisterd. In De
cember j.l. meende hij gegevens te hebben
om dezelfde onheilen voor Spanje te voor
spellen en wij weten wat daar in December
en Januari gebeurd is. De uitbarsting van
den Smeroe op Java heeft hij bijna op den
dag af voorspeld. Nu profeteert hij weer
geweldige omkeeringen voor het jaar 1886
en hoopt weldra in staat te zijn meer be
paalde aanwijzingen te doen.
Het is natuurlijk hier de plaats niet uit
een te zetten, hoe hij aan zijne voorspel
lingen komt. Zij rusten op wetensch <ppe-
lijken grondslag. Maar zeer wenschelijk zou
16)
Vrij naar RICHARD V 0 S Z.
IX.
Toch leefde zij. Wat zon het haar ook gebaat
hebben te sterven, zoolang het noodlot nog drei
gend boven hun en haar hoofd hing Geen stroom,
geen afgrond zou haar opgenomen hebben, voor al
les, wat komen moest, in vervulling was getreden
dat geloofde zij met onomstootelijke zekerheid.
In een van de ruïnen der villa »Hadriani« had
zjj een schuilplaats gevondenzij huisde er als een
wild dier met de dieren, en verbergde zich voor
de jagers gelijk deze; want zij wist, dat er iemand
was die haar zocht en haar gaarne zou hebben
gevonden.
Gelukkig was de winter buitengewoon zacht en
bovendien kon zij zich in den doolhof van bouw
vallen en muurfragmenten zoo volkomen veilig
achten, dat zij zonder gevaar een vuur kon aan
leggen.
Alleen een oude heks uit de Solfatura, die tus-
tchen de door ieder geschuwde muren rondkroop
om slangen te zoeken, wier koppen zij voor hare
liefdedranken gebruikte, ontdekte hare schuilplaats.
Maar zij kende Sibylle niet en hield haar voor eene
Sabynsche die van haren man weggeloopen was en
hier rendez-vous gaf aan baren minnaar. Zij ver
haalde bet meisje van de Sibylle van Tivoli. De
oude vertelde, dat zij bang was voor concurreutie
iu het vak, nu er een tweede strega was opgestaan
zij verzekerde dat zij de nieuwe tooverheks gloeiend
haatte, en voegde er bij, nooit te zullen gelooven
aan hare bevoegdheid om de kunst uit te oefenen.
De menschen waren te bijgeloovig, daar zat hem
de knoop. Uit haar mond vernam Sibylle ook, dat
men haar in Tivoli verborgen waande in de Nep
tunesgrot, maar zoo geloofde het volk eens
zou zij weer verschijnen, en wel om de rots, waarop
de kapel stond, iu de diepte te slingeren, zoodat
de wateren van den Anio Tivoli zouden verslinden.
Het geld dat zij uit de tombola getrokken had,
zou gebruikt worden voor den bouw eeuer nieuwe
kapel met een prachtig altaarstuk, voorstelleade
de Moeder Gods, haar heiligdom tegen de Sibylle
beschermend. De sbirre, die do heks gevaugeu ge
nomen had, was half dood uit den afgrond naar
boven gebracht en had wegens betoonden moed en
dienstijver zijne aanstelling tot korporaal ontvan
gen. Het huis van de Sibylle was onmiddelijk op
bevel van den Sindaco onteigend, haar broeder had
men in de Abruzen gezien als brigant.
Het was of Sibylle's ziel in diepe sluimering
lag, althans deze mededeeliugen zelfs waren niet
bij machte haar belang in te boezemen. Zij dacht
aan niets anders dan aan hetgeen zij van de toe
komst verwachttede vervulling barer profetie.
En telkens op nieuw doken voor het oog harer
ziel de drie bloedende gestalten op, die zij weleer
gezien had,
Hoe zou zij het noodlot kunnen afwenden, dat
dien beiden boven het hoofd hing, al was het
maar van een hunner?
Dit was het denkbeeld waarvan zij zich niet
kon losmaken, dat haar den gansehen dag geen
rust liet.
Soms scheen het haar toe alsof dat denkbeeld
door iets anders verdrongen werd, maar het kwam
nooit tot volle klaarheid. Haar eigen naam was
het, uitgesproken door een stem die van liefde en
smart, van hartstocht en vertwijfeling trilde.
Bij nacht waagde zij zich buiten hare schuil
plaats. Boven de poolen van den Oanapus zweef
den blauwe vlammetjes, in de ruïnen krasten do s
uilen, huilde de boschkat en fladderden de vleder-
muizen.
Door het kreupelhout en over de puinhoopen
heen drong het meisje dan voort, tot het schellen-
gekliugel der voertuigen, die in den nacht naar
Rome rijdeu, van den Romeinschen landweg tot
haar doordrong en zij het graf van Plautia bereikt
had, van waar zij de golven van den Anio kon
hooren ruischon. Wanneer de nacht niet to don
ker was, kou zij hoog boven de olijveuboschjes
Tivoli zien liggen, de villa d'Esto en den Catillus,
met het kruis op zijn top.
Recht daar beneden lag de kloof en stond haar
ouderlijk huis.
Dikwijls dwaalde zij met een brandenden spaan
der van pijuboomenhout door de onderaarösche
ruïnen-wereld. Dan glinsterden en fonkelden de
vochtige muren en doken bleeke muurschilderin
gen ou gebeeldhouwde zuilen uit de duisternis op.
Eens dat ?ij weer haar fakkel dragend door de
gewelven schreed, bescheen het toortslicht de ge
stalte van oen onbeschrijfelijk schoonen, doodsble
ken jongeling, kunstig op den marmeren wand
afgemaald, het hoofd bekrausd en bloemen in de
handen.
Voor het eerst in haar leven bleef zij slaan om
een schilderstuk te beschouwen.
Diep treurig was het schoone gelaat, dat haar
slechts ten halve was toegekeerd.
Terwijl het, docr den rossen gloed vau haar
fakkel bestraald, de zacht-roode tint van het ge
laat eens levenden aannam en zij er bewegingloos-
de oogen op gericht hield, kwam op eens ce e
oude herinnering iu haar op: een jongeling wiep
zich, om ziju keizer te redden, iu Jeu stroom en
de keizer bleef loven.
Met een diepen zucht verliet zij het kunstwerk;
hoe doodelijk bleek werd het weer toen zij zich
verwijderde; hoe akelig trad het weer in de duis
ternis terug; hoe eenzaam bleef het iu zijn don
ker graf.
Zij zocht het voortaan eiken dag weer op en
toen er tegen Kerstmis weer bloemen kwamen,
plukte zij bij maanlicht en sterrenglans deu hal
ven nacht door anemonen en narcissou, die zij voor
het schilderstuk op den grond strooide, of waar
van zij kransen vlocht.
Ouder het vlechten viel haar iets in. Die j in-
geling stierf voor zijn keizer; als zij, de Sibylle
van Tivoli, haar leven liet voor twee menschen,
waarvan de eene niet meer dan een sbirre, de an
dere slechts een brigant was dan zouden zy
beiden zonder twijfel blijven leven. Want het
leven van een keizer was immers wel zooveel
waard als van duizend andere menschen.
Eindelijk had zij het dus gevonden!
De Sirocco wilde niet ophouden. Een vale wolk
omhulde hemel en aarde.
De Albaansche bergen geleken een lang uitge
rekte, grijze wolkenstreep, die zwaar en roerloos
op de onafzienbare vlakte rustte en de Soractus
-cheeu, in zijn nevelgewaad gehuld, meer dan ooit
een reusachtige sphynx, die met haar uit de rots
gehouwen lichaam op de onmetelijke puinhoopen
van het Romeinsche land lag uitgestrekt: het
reusachtige gedenkteeken van het grootste slagveld
er wereld, het grafgesteente van een kerkhof, in
welks graven geheele volkeren den eeuwigen slaap
slapen. Wie verklaart de raadselen der wereldge
schiedenis?
Hoewel het voorjaar nog nauwelijks was ingetre
den, was het toch reeds zoel, alsof het zomer was.
Een maand lang had het onafgebroken geregend;
in stroomen was het water uit den hemel gegoten,