Zaterdag- 22 Augustus. COCA. FEUILLETON. No. 405. Uitgever: L. J. VEEItMAN Heusden. KOEN MOLLEK. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder 7erhooging. h prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche ADVERTENTIEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Of het precies zoo gebeurd is, durven wij niet met zekerheid te zeggen, maar van Koning Frederik II van Pruisen, ook wel eens de groote Frederik genoemd, wordt de volgende anecdote verhaald, die eene sterke gelijkenis heeft met eene, welke ons medegedeeld wordt van Alexander den Groote. Het was bij het begin van den veldtocht van 1740, die eindigde met de verovering van Silezië. De Koning'zou aan het hoofd van zijn leger uittrekken, maar werd door eene hevige koorts aangegrepen, die hem machteloos op het ziekbed wierp. Zijn lijfarts kwam bij hem met een drank, die door Hollandsche kooplieden was inge voerd en die volgens hun zeggen een on feilbaar middel tegen de koorts bevatte, een middel dat door de Spanjaarden uit Peru was medegebracht. De lijfarts kende zelf de werking van het geneesmiddel nog niet en hij aarzelde eene proefneming te maken op den Koninklijken lijder. Maar Frederik had meer vertrouwen in het middel dan de dokter en hij nam de artsenij zonder aarzelen in. Het gevolg was, dat hij herstelde en de beraamde veldtocht kon uitvoeren. Men begrijpt dat wij de kina bedoelen en dat het geneesmiddel niet anders was dan een aftreksel van de bast van den kinaboom. De Spanjaarden zagen, dat de inboorlingen van Peru de bast kauwden als koortswerend middel. Beroemd en bekend werd zij eerst in hoogere kringen, toen de Gravin van C h i n c h o n, de vrouw van den onderkoning van Peru, door het gebruik van dezen bast van langdurige, af wisselende koortsen genezen werd. Lin naeus noemde daarom den bast kina en dien naam heeft hij behouden. Onder het volk raakte de tot poeder gestooten bast om dezelfde reden bekend onder den naam van ,/G r a v i n n e p o e d e r" en omdat de Jezuiten hem in Europa hadden ingevoerd werd het poeder ook „Jezuitenpoeder" genoemd. Iedereen kent tegenwoordig de kina en het extract de kinine en men weet ook dat de cultuur naar Java met goed gevolg is overgebracht. Het onoor deelkundig dooden der boomen en het niet aanplanten van nieuwe deed vreezen, dat de kina uit Zuid-Amerika schaarsch zou worden en nu heeft men den aanbouw op Java beproefd, en zooals wij boven zeiden, met goed gevolg. Tegen de koorts was vroeger geen ge neesmiddel dit hebben wij aan Amerika te danken. Uit dezelfde streken waar de ki naboom of koortsboom inheemsch is, is ons voor nog niet langen tijd het bericht toe gekomen dat daar eene plant groeit die zeer waarschijnlijk eerlang eene groote rol zal spelen in de geneeskunde. In de warme dalen van Bolivia of Zuid- Peru groeit namelijk een merkwaardige struik, die de Indianen als eene geheiligde plant vereeren, want de bladeren van deze struik herinneren hun de dagen van het verleden en de heerlijkheid van den tijd, toen de Inca's nog regeerden, toen hunne prachtige tempels nog niet waren vervallen en het geluk nog niet door de Spanjaarden was verdreven. Het kauwen van de bladeren dezer struik heeft eene uitwerking, die wel wat over eenkomt met het gebruik van opium. In stille rust, zonder zich door de omgeving te laten hinderen, met een weinig asch of gebluschte kalk genoten, oefent het blad eene vervroolijkende werking uit, stemt het gemoed tot opgeruimdheid en doet alles in rooskleurig licht verschijnen. De plant, waaraan het blad groeit, heet coca of k o k a gelijk men naar de uitspraak reeds schrijft. Het blad is in de streken, waar de plant groeit, een onontbeerlijk en eigen aardig hulpmiddel geworden bij het doen van zwaren arbeid en na groote vermoeie nissen, wanneer de gewone voedingsmidde len geheel of gedeeltelijk ontbreken. Het langdurig en buitensporig gebruik van de kokabladeren heeft, zooals overdaad al tijd, een nadeeligen invloed op de gezond heid, maar een matig genot, zooals men dat in Peru gewoon is, doet volstrekt geen nadeel aan de lieden die dagelijks hun klein rantsoen genieten. Spoedig na het bekend worden der plant heeft men beproefd hare bladeren naar Europa te brengen, ten deele om den schat der geneesmiddelen te vermeerderen, ten deele om de wereld in het bezit te stellen van een middel van genot, dat gelijk koffie en thee,een handelsartikel zou worden dat geteld werd op de wereldmarkt; maar de uitwer king was niet zooals men verwacht had het blad toonde zijne krachten in Europa niet op gelijke wijze als in Peru. Lieden, die in geheimmiddelen speculeeren, ge bruikten den goeden naam, die de koka had, om wondermiddelen te fabriceeren, die met de koka niets gemeen hadden dan den naam, die op de flesch stond. Alle werking bleef uit en het was natuurlijk, dat de koka even spoedig in vergetelheid zou geraken als de opgang groot was geweest. Zeer kort geleden hebben knappe schei kundigen het blad met de merkwq^rdige eigenschappen nog eens onderzocht en aan getoond, hoe men het werkende beginsel er uit haalt en zuivert. Deze stof, dit extract, heeft den naam van kokaïne ge kregen en heeft genezende krachten die het tot een der gewichtigste genees middelen zou maken, als het in grootere hoeveelheid kon verkregen worden en niet meer zoo duur ware als tegenwoordig. De kokaïne maakt de slijmhuid der tong gevo 'loos en werkt in dezelfde mate op het'oog Zoo er een klein gedeelte van op gelost er. n het oog gesprenkeld wordt, dan verlies f, dit voor eenigen tijd zijn ge voeligheid. Men kan op het hoornvlies krassen, men kan er electrische stroomen op laten werken, het met naalden door boren, met helschen steen branden, met een tangetje aanvatten, zonder dat de minste pijn gevoeld wordt. Verscheidene oogendokters maken reeds van deze wonderbare eigenschap van de kokaïne gebruik, voornamelijk wanneer er splinters ijzer uit het hoornvlies moeten ge krast worden, bij het lichten van de staar of bij inbrengen van kunstoogen. De pa- tienten zijn bij de behandeling zeer bedaard en maken volstrekt geene beweging, hoe hevig het aangrijpen soms ook is. Voorna melijk toont de kokaïne hare voortreffelijke eigenschappen bij het zoogenaamde recht zetten der oogen. De operaties om het scheelzien weg te nemen, waren tot heden toe slechts te doen bij kinderen, onder aanwending van chloro form, dat nooit geheel zonder gevaar is. Deze opgenoemde eigenschappen van de ^okaïne en haar gebruik door oogartsen, zouden alleen reeds voldoende zijn haar eene eerste plaats toe te kennen in den schat van geneesmiddelen. Maar met evengoed succes wordt zij gebruikt om de zenuwen van neus en ooren tij :ïk gevoelloos te ma ken. Bij de behandeling van keel- en hals lijden van de meest verschillende soort had z, ie- Pl Ie* bi b( he Naar het Hoogduitsch vau Sara Hutzler. ki 2) 8e<< De stem van Roosjo Hinders haperde. Was het slechts schijn, of blonken werkelijk tranen in hare oogen? Onmogelijk. Roosje Hinders weenen ieen, dat kon niet. Sedert jaren kende iedereen i het stadje de vroolijke, levenslustige, steeds goed ^'geluimde bakkerin en deze zou nu weenen kom dat was niet mogelijk, men moest ver keerd gezien hebben en krachtiger, boozer dan te voren klonk daar hare stem weer, zonder te beven. Heden,sprak zij, heden brengt bij zijnen ouden vader naar het graf en wie den man in al Zijn smart nog bespot, die zal met mij kennis ma- ,ken. Veel woorden zal ik niet verspillen maar De overmoedige stadsjeugd was aan bedreigin gen gewoon en Frits van den apotheker in 't bizonder hoorde ze elk uur van den dag. Vreemd was. het daarom dat de gebiedend uitgestrekte 1 ^m van vrouw Hinders hem ditmaal ontzag kon inboezemen, hem onwillekeurig deed gehoorzamen. Den rooden krulkop opgericht, met een half onderworpen, half schelmsche uitdrukking op het gelaat, sloop hij zwijgend naar het hek terug en toen na weinige oogenblikken een slepende tred ■tg straat langs kwam sn Koen Muller met gebukt dens.L(0fd (je ^eur vau deu kleinen bakkerswinkel Dezorbij hinkte, toen drongen de kinderen door een het kVOel van schaamte bevangen achter de schutting later jeen en keken van daar met half toegeknepen Ovtgon naar den man van den overkant. Voor de niet rste maal hoorde men zijn gewone spotnaam niet schuröerklinkenhoewel de rokspanden als altijd om Mogoat magere lichaam fladderden en de grauwe vilten W hoed zonder band of ander teeken van rouw vol deuken en bultenscheef als immer op het reeds grijzende hoofd stond. De dood van den ouden Muller was reeds den dag na de teraardebestelling in het stadje verge ten en dit te eerder misschien, wijl Koen zelf zijn leed in stilte droeg, zooals dat met zijn in zich zeiven gekeerde natuur overeenstemde; overigens deed hij als gewoonlijk zijn geregelde morgenwan deling en was verder oud en jong met zijne on veranderlijke bereidwilligheid behulpzaamzonder daarvoor ooit een woord van dank of erkentelijk heid te willen aannemen, ja zulks met beslistheid weigerende. Maar was de dood van den grijsaard ook reeds den tweeden dag vergeten, de belang stelling in den levende nam op nieuw toe en wel in zulk een mate als voor twintig jaren het geval was, toen Koen Muller »Koen, de dienstmeid* voor het eerst zijn intrek in het huisje naast de kerk had genomen. Even als toen stonden de bu ren in kleine groepjes na volbrachten arbeid hun pijp rookend in de schemering voor hunne deuren en dachten en peinsden en zochten een fout, een vlek, die op 's mans leven rustte, te ont dekken waaruit zij zich diens lijdzaamheid en dienstvaardigheid verklaren konden. »Wie menschenschuw is en niets uitlaat, met dien is het niet best gesteld,meenden hoofdschud dend diegenen, wier pogingeu tot kennismaking en vertroosting op onvruchtbaren bodem gevallen wa ren. »En verdacht is en blijft verdacht,zeiden anderen, wien Koens korte, half onverstaanbare morgengroet een ergernis was; »men moest zich omtrent zijn verleden zekerheid verschaffen daar toch niemand in het stadje iets van hem wist, uitgezonderd vrouw Hiuders, voor den drommel! Voor het uiterlijke was zij rechtschapen, ja, maar vreemd was het, dat zij op den dag der begrafe nis haren winkel gesloten had onder voorwendsel, dat de knecht ziek was bm! Voor een knecht sloot men toch niet en dan dat standje tegen die jon gens en de wekelijksche avondbezoeken bij Koen neenalleen naar den schijn kan men haar ver trouwen^ Zij leeft anders toch zoo ingetogen en-wat Koen betreft, heeft niemand ooit over hem te kla gen,* wierp een goedhartige buurman daar tusschen, en. >.Ja, ja,« stemden de andereu toe, s>dat moet gezegd worden. Daarvan kon men niets dan goeds vertellen: voor de oudenen zwakken was hij dan ook een ware zegen, en zooals hij zijnen ouden vader opgepast had na, nu dat was toch mooi van hem, en eigeulijk viel er heelemaal niets op hem te zeggen, en al ware hij zelfs een brand stichter geweest, of al had hij in de gevangenis gezeten kijk, dan was het immers nog niet eens zoo kwaad van hem, dat hij den eerlijken lieden uit den weg ging en de menschen in 't stadje diensten bewees; daarom wilde men verder over hem zwijgen hij leefde al zoovele jaren s'il daarheenen nuhet was koel geworden en de pijpen waren uitgegaan, kijk, daar komt onze Koen juist aan, zie, hoe hij de appelverkoop ster een zwaren zak nadraagt en achter hen aan komen de jongens, Frits van den apotheker voorop. Een deugniet, die Frits, met zijn loerende oogen en zijn rooden, lachenden mond. Hoe hij weer den spot drijft maar het was dan toch ook eene belachelijke figuur, die »Koen, de dienst meid* een al te bespottelijke kijk ze eens draven, nu, wel te rusten samen goeden nacht, buurtjes!* Hoe ze loopenZie hoe slim de een den ander zoekt te overtreffen in plagerijen, hoe ze hunne scheldwoorden roepen en dan terugvliegen, als om de wraak van Koen te ontkomen. Zooals altijd bij plagende kinderenwas er éen die opstookte en éen die" afried. De afradende was ditmaal de lange kleinzoon der appelverkoopster, een uit zijne kracht gegroeide blonde lummel, met gebogen smalle schouders. »Laat hem met rust!* gebood hij, twee der naastbijzijnde knapen bij de mouw vattend, »als hij mijn grootmoeder helpt, zal hij niet uitgeschol den worden!* Vooruit, jongens hem achterna!* schreeuwde de luidruchtige Frits krachtig, vooruit reut hem tegen 't lijf, dat de appels vallen!* »Ja, durft eens!* dreigde de lange, en in een oogwenk stand de roode Frits voor hem. »Wie zou foor jou bang zijn?« riep hij spot tend, terwijl hij zijn krnlkop strijdlustig in den nek wierp,, en de uit do vensters toeschouwende vrouwen, door. de wilde schoonheid van den ver toornden knaap aangetrokken, elkander goedkeu rend toeknikten. Een woeste, strijdlust was onder de knapen ont brand. Na herhaald heen en weer duwen, onder het uiten vau weinig vleiende scheldnamen, waren de partijen, .waarin de vechtenden zich zonder dra len verdeeld hadden, elkander grimmig in het haar gevlogen. De roode Frits beukte onbarmhartig op den kreupelen Thomas los en deze, zijne eigen minder heid en die zijner makkers erkennend, koo3 het hazenpad. »Maar ik zal me op je wreken, roodharige schavuit,* schreeuwde hij, door den afstand, die hom van zijn tegenstander scheidde, moed vat tend, en de beide laatste woorden troffen den an der als een slag. Met gefronsd voorhoofd en ge balde vuisten ging hij zijns weegs. Zijne partij volgde hem. »Dat zal hem heugen,* zeide hij, terwijl hij op den hoek der straat in het donker bleef staan, »hij moet, om naar hu/3 te gaan, langs de kerk komen; ik zal het den lafaard inpeperen. Wie helpt er? Allen? Nu, dar mee!* (Wordt vervolgd). •e-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1