Nö. tOO. Woensdag 26 Augustus. 1885. Uit een boek. FEUILLETON. UitgeverL. J. VEERMAN Heusden. KOEN MULLER. t f VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijsper 3 naanden f 1Franco per post verhooging. zonder Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Bmnenlandsehe ADV E KT E N T I E N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij toezending gelieve men vooral duiddijk den naam van den Uitgever op het adres te tellen. We bezitten in onze taal breken over de opvoeding van kinderen dirj nooit in handen komen van hen, aan wen bij de gratie Gods het groote en schoon^ werk der opvoeding toevertrouwd is. Geei schilder zal 't ontbreken aan een handleiiing voor houtkleurnabootsing, geen timrnèlman aan een geschrift over bouwkunde, ifeen ma chinist aan een geschiedenis van pijn ijze ren vriend, het stoomwerktuig leder wil in zijn vak gaarne het oor leenen aan des kundigen, aan onderzoekers, aan wijgeerige denkers. Alleen de opvoeders van kinderen meenen hun taak gerustelijk alleen te kun nen afweven. Een kind groot te brengen, het is immers de moeite niet waari daar over eenigen raad in te winnen, hetiis iets dat van zelf gaat. En zoo komt het dit zeer lezenswaardige werken over een onderwerp dat steeds aan de orde is, slechts g^ocht en gelezen worden door dezulken diqeerst in de tweede plaats arbeiden aan re op voeding van menschen-kinderen. In een dier boeken treffen w« een opmerking aan over de beschouwing van kinderen door zulke ouders, als we b)ven bedoelden. Daar zijn er, zegt de nauwlet tende schrijver, die hunne kinderen tan zien voor kapstokken, c 1 o w n en zondebokken, terwijl nog andere Wenken over Opvoeding, door Wendels. ten eenenmale over hen heen zien. Dat staat daar zoo zonder verderen uit leg. De schrijver vertrouwt op zijne lezers en hoopt dat wij, ouders, daarover onze gedachten zullen laten gaan, wat we bij dezen een oogenblik doen willen. Op ons rust de verplichting onze kinde ren te kleeden, d. w. z. te beschutten tegen ruwheid van 't klimaat, tegen de zonnestra len en de kou. We kunnen dat doen eenvoudig en netjes, maar velen is dat al te onnoozel. Stand, ijdelheid en mode dringen ons het nut aan de sierlijkheid op te offeren en onze kinderen tot wandelende kapstokken te maken van een ondoelmatige maar fijne en dure kleeding. We hangen aan de kin deren onze ijdelheid op en zendert hen zoo uitgedost langs den weg en naar de ken nissen, opdat de wereld onzen smaak zou bewonderen en onzen rijkdöm en onze groote zorg voor 't welzijn van onl^kroost. Wij dwazen, die droomen kunnen van nieuwe plunje en voor wie de nieuwste gaven der mode hemelsche geschenken zijn, wij komen er toe het uiterlijk onzer kin deren hooger te stellen dan hun ontwikke ling en karaktervorming en leeren ze al vroeg dat alles in orde is met den mensch, indien slechts een modieus kleed zijn leden, een sierlijk hoofddeksel zijn ledig hoofd dekt Ook tot clown laten zich onze kinderen gereedelijk africhten. Misschien nog meer dan door kleeding kunnen we de bewon dering van bezoekers en familie inoogsten, indien we hen 't gezelschap laten vermaken met naïviteiten en snaaksche invallen. We hebben ouders gekend, die inderdaad be droefd waren om 't nare figuur dat hun kind maakte in gezelschap, 't Was dan nooit eens aardig en toonde een humeur dat afschrikte in plaats van aantrok, 't Kind was thuis heel anders, ze begrepen het nietofschoon ze het schaap dreigden met straf en 't enkele malen zelfs geslagen hadden om zijn inkennigheid, 't deed steeds een innigen afkeer van vreemden blijken. Arme ouders, die niet inzien hoe een vreemd oog dikwerf verlammend werkt op het zachte kind, hoe ruwheid op zijn natuur denzelfden invloed heeft, dien een emmer ijskoud water uitoefent op het menschelijk lichaam. Arme ouders, die niet genoeg hebben aan de ongedwongen houding van hun kind binnenshuis en hun kind tot clown van een gezelschap verlagen willen. Zeker hebben ze ook geen oog voor den dankbaar liefdevollen blik een blik waar in de hemel hen toelacht, indien ze hem slechts weten op te vangen wanneer -küM onbespied door vreemden, weer tot zicnzelveiukomt. Wee de onverlaten, die hun kinderen tot zondebokken bezigen, d. w. z. hun eigen zonden en slecht humeur stapelen op het arme hoofd hunner kleinen, gelijk de priesters in Israël de zonden des volks laadden op een bok en dezen de woestijn indreven. Och, we bedoelen hier niet eens de ontaarde vaders die hnn kinderen mis handelen om lucht te geven aan ingehouden woededoor zoovele ouders, die niet ont aard en niet van woede bezeten zijn, worden niettemin de kinderen tot mik punten genomen van een kwaad humeur. Dat is, we zouden zeggen, een alledaagsch verschijnsel. Hoevele malen wordt niet een kind met een wrevelig antwoord afgescheept indien vaders zaken hem zorgen geven of bits bejegend door moeder, omdat ze het zoo overdruk heeft Is dat eerlijk? Mag een kind lijden om dat wij in zorgen zitten of ons in zaken gestoken hebben en is het eerlijk onze kin deren tot bliksem-afleiders te gebruiken in dien iets ons hindert en we ons humeur ontlasten moeten Het is zeer verklaarbaar hoe sommige kinderen zoo veranderlijk zijn, zoo lief in het eene, zoo prikkelbaar en ongenaakbaar in het volgende oogenblik. Ze leeren dat van ons, die op den eenen tijd dol met hen ingenomen zijn en op een anderen niet verdragen kunnen dat hun ingenomenheid met ons dezelfde blijft. We leeren hen tot ons op te zien voor ze hun kinderlijk spel aanvangen en op ons aange zicht te lezen hoe de thermometer van ons humeur staat. Nu is 't wel waar die kan niet altijd mooi weer aanwijzen, maar op heiligen grond ontschoeide men in vroe ger dagen de voeten, in de nabijheid van onze kinderen moeten we afleggen al wat uit den booze is! Nog andere ouders, zegt de opvoedkun dige, zien hun kinderen niet aan, ze zien over hen heen. Ze doen alsof ze geen kin deren hadden, misschien besteden ze hun kroost wel uit om er zoo weinig mogelijk last van te hebben. En doen ze dat niet, dan geven ze het over in handen van huur lingen en laten hunne kinderen opvoeden door kindermeisjes en bonnes. Ook kunnen zij, die nog Ret een noch het ander doen, niettemin over hun kinderen heen zien J<-, ze eenvoudig buiter eken'mg v hiUu en de schoone taak der opvoeding te ver- waarloozen. Zij sprek n letten niet de aandachtige kleine hoorders, zij en vragen niet of d genot ook mmder gepast is voor hunne 1 n, zij leven tm hunne kinderen ronde ich, doch vragen slechts wat hen, nimn at dezen behaagt. Naar hot Hoogduitsch van Sara Hutzler 3) (SLOT.) Op straat was het stil geworden. Enkele hu}- waartskeerende personen gingen haastig groete elkander voorbij. Koen Maller slofte, gebakt o der den zwaren zak der appelverkoopster, lau de achterzijde der kerk heen, toen een vreemdsoo tig gelnid, als van het loshakken der harde aar zijn oor bereikte. Hij matigde zijn stap en kee naar die richting heen. Het kwam van de zijdi van het kerkgebonw. In het avondlicht onder! scheidde Koen de gestalten van vlijtig werkende kinderen. Frits en zijn makkers waren bezig een gat in de aarde te graven. Schop en spade waren zwaar en do kleinere knapen arbeidden hijgend en bla zend voort. »Koen, de dienstmeid!c riep opkijkend plotse ling een hnnner en het was, als ging een elektri sche schok van hem nit, zoo verschrikt stoven de jongens terug, gereed oogenblikkelijk te vlochten. «Wel, wat doet ge daar?* Deze onverwachte toespraak van het voorwerp hunner dagelijksche spotternijende eigendomlijk heeschc klank zijner stem, deed de knapen aarzelen. «Koen, de dienst meid* wachtte het antwoord niet af. Zonder verder een woord te zeggen, legde hij den zak op den grond en trad op den kleinsten der jon gens toe. «Voor jou is de schop te zwaar,* zie hij kortaf, tcrwiii bij hem het werktuig uit de hand nam; wat moet het worden Een kuil 't Is maar een grap, hé? Komaan ik zal je wat helpen!* ponder acht te slaan op de verblufte gezichten der kleinen, zette hij den schop in den grond en begon te graven. Zijn bedaarde manier van doen, zijne geruststel lende wijze van handelengaf den kinderen hun moed terug. «Hij weet toch niet, waarvoor we het doen,* fluisterde Frits zijnen buurman in 't oor en deze trok zijn lachen onderdrukkend de schou ders op. De man groef zwijgend voort. Hoorde hij niet wat om hem heen gesproken werd, of was zijn geest verre van zijn werk? «Zou het gat al diep genoeg zijn, wat dankt jelui?* vroeg Frits zijnen buurman en daarna overlegden ze of het breed en diep genoeg was voor den langen Thomas. «Voorover zal hij er in!« lachte Frits, maar verstomde plotseling, want Koen Maller begon .vreemd genoeg, uit zich zelf, zonder eenige aan leiding te spreken, «Ik heb ook wel eens zoo iets gedaan,* zoide hij, »'t zou ook maar een grap zijn grappen vallen dikwijls ernstig nit ja, heel ernstig!* Koen hield een oogenblik pauze het was, of hij gebrek aan adem kreeg. »'t Is al. lang gele den. 'k Was toen nog een jongen. Moeder was ge storven. In huis was het stil. Men houdt veel meer van wat rumoer, als men nog jong is ja, ja, kinderen!* De vreemde toon welken'smans Hom gaandeweg aannam, deed de knapen ademloos volgden de zinnen elka op u houdt meer vau levon als men joi Bij ons was het toenmaals altijd stil. Vader i ijug 's morgens naar zijn kantoor en keerde 's avonds v;ug. Zelden zei hij iets. Ik was een wilde jongen, j tóld eb ondeugend ondeugend, maar niet boos- 'atrdïg. Allerlei stx*eken haaide ik uit. En naast oskiyoonde Roosje, ge kent ze wei, Roosj ter tijd was zo nog een heel klein, vroolijk meisje en mijn allerliefste speelkameraad. Als ik eene wilde grap uithaalde, deed zij mee en wanneer we elkaar plaagden, dan was het Roosje weer, die het eerste goede woord sprak. Zij kon ook boos worden en dan wilde geen van boidon toegevendan was ik gewoon haar kwade woorden toe te voegen en te dreigen, haar niet meer tot mijne vrouw te willen hebben; dat krenkte haar 't meest en menigmaal, wanneer ze boos weggeloopen was, heb ik op de groote weide voor het huis gelegen en van boos heid geweend. Als dan vader 's avonds met een stapel blauwe schrijfboeken onder den arm den weg langs kwam, dan nam hij mij zonder veel woorden op en droeg me naar huis. Dan zette hij zien daar binnen wel eens naast mij noer en beproefde grapjes met mij te maken, maar Koens stem was onzeker geworden. Hij bracht zijn roksmonw snel even aan de oogen. Vaders mond stond niet naar grappen, dat ge voelde hjj zelf wel en* op nipuw werkte de schop, maar toen plotseling ophoudend, zeide Koon: «Dat was het niet wat ik vertellen wilde! Het was net zulk een avond als nn. Ook in het sche meruur. Roosje was weer slecht geluimd. Zij had de deur toegeslagen en was weg geloopen. In mijn eentje bouwde ik .brommend een spoortrein, nit stoelen en tafels. Ik wist zeker, dat Roosje ge heel uit haar zelve zon terogkeeren om er op t- rij len. Ik was boos op haar en wilde haar eon j p ets bakkeu. Daarom bond ik aan de pooteu van den laatsten stoel een strik. Koen ademde gejaagd en do kleine toehoorders drongen zich dicht om hem heen, «En toen, Koen Muller, toen?* Koen lichtte het hoofd op. Hij zag den knapen in 't gezicht. Hoe bleek was hij. Welk oen droeve ar* is zij groot geworden en braaf is zij ook i' braaf Roosje uit den bakkerswinkel. Toen i j trek speelde om zijne lippen 1 De kinderen staarden verbaasd den man aan, die na lange, lange jaren voor het eerst over zyu eigen leven sprak. «Ik bond den strik va rdci «en trok hem ouder de stoel lo r na terwijl ik als machinist -au T .rei» op u< eersten stoel plaats nam, n afwachting v het geen zou volgen. Spoed naderden voetstappen, langzaam en bedaard. De deur g" non. Zonder mij om te wenden riep i luid plaa; neem plaats!* Daarna* Koe: aarzelend verder «daarna merkte k, ei o; de laatste stool iemand ging zitten; i gaf een rak aan don strik en hoorde een zwaren doffen slag toen werd alles stil.* Het hoofd van den verteller zonk op de borit. De schop rustte in zijne Frits waagde hst 't eerst, de stilte te verbr kei «Wat was er gebeurd, Kow bezeerd?* De stem van den man beeft loc t hjj klagend herhaalde; «Haar? Zij was het niet. Het w toen ik mij omkeerde, zag ik het, het was een ond man, die daar stom en bewegingloos op den vloer lag het was mijn eigen vader!* »0!« Verschrikt weken de knapen terug. Ge troffen blikten ze op den gebogen man, die met doffe stem verder sprak: «Dat was een vreeselijke grap. De arme vader had zijnen jongen een pleizier willen doen, toen h:j zich bij het op levendigen toon gegeven bevel nederzette en met welk gevolg! De rnggegraat was gebroken. Nooit heeft hij geklaagd, de arme, ude man en sedert zijn er jaren verloopen vele I ren nu is hij dood!* De verteller zwoeg. Van den kerktoren liet de klok zich dreunend hooren. De maan was opge» omen en wierp haar mat licht op de bleeke groop. Diep ademhalend vatte Koen de schop weer op. Wij zijn opgegroeid, Roosje en ik. Trouw hebben ve samen de zorg der verpleging gedeeld. Zij wilde pk haar deel hebben aan het ongeluk, de goede NIEUWSBLAD lei Land na Itasdn en Aliens, DE LASGSTRAAT EN BE BOHMELEBVAABB füuicl Ja, me ialler; had se h;

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1