No. 410. Woensdag 9 September. 1885. Onze kaarten. Onze Logée FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post rerbooging. zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Herhaalde malen hebben wij reeds ge lezen en het is dan ook eene wijd en zijd verbreide overlevering, dat onze kaarten en ons kaartspel dagteekenen van het begin der vijftiende eeuw, van den tijd van Karei VI van Frankrijk, eerst bekend onder den naam van den welbeminde, later onder dien van den krankzinnige. Deze overlevering is geheel en al ongegrond. Dit spel, dat aan alle volkeren der aarde be kend is en dat door menschen van allerlei stand en allerlei geestesgaven gespeeld wordt, is veel ouder. Zeer waarschijnlijk is het van Indischen oorsprong. Men ge looft, dat heit aan het schaakspel, dat ook van Indische herkomst is, zijn ontstaan te danken heeft. In de oudere soorten was het aantal kaarten ook veel talrijker. De voornaamste stukken van het schaakspel, koningin, koning, paarden, zouden met de prentjes, de pionnen met de getallen op de kaarten overeenkomen. Wat er van zij, het kaartspel is veel ouder dan men door gaans aanneemt. Door de Arabieren moet het naar het westen overgebracht zijn. In de dertiende eeuw is het reeds in de landen van het westen bekend geweest. De kruis vaarders hadden het van hunne vijanden, de Arabieren, afgezien en Lodewijk IX, bijgenaamd de Heilige, was zoo veront waardigd over dit booze spel, dat hij in het jaar 1254 een decreet uitvaardigde, waarbij de kaartspelers bedreigd werden met geestelstraf en verbanning. Reeds in de veertiende eeuw waren er in Duitschland werkplaatsen, waar kaarten vervaardigd werden. Voor de houtsneekunst en kopergravure moesten de kaarten uit de hand geschilderd worden, wat ze na tuurlijk zeer duur maakte. In de tweede helft der vijftiende, toen de uitvinding van gravures het mogelijk had gemaakt de kaarten zooveel men wilde te vermenigvuldigen, werdt het spel buitengewoon verbreid en populair. Voor namelijk uit Duitschland overstroomden de kaarten alle landen van Europa. Het kaartspel, evenals alles wat nieuw ingevoerd wordt, heeft zijne lijdensgeschie denis gehad. Boven spraken wij van het decreet van Lodewijk IX. Ook Karei VI, aan wien men N.B. de invoering van het kaartspel toeschrijft, verbood het en strafte de overtreding met geldboeten want //de mannen werden er door van meer mannelijke oefeningen afgeleid.'' Zoo als bekend is, hebben ook de rechtzinnige protestanten het kaartspel in den ban ge daan. Die ban dagteekent reeds van de zestiende eeuw en men moet dan ook be kennen, dat er wel reden voor bestond, want het spelen met de kaart ging door gaans gepaard met het bezoeken van //taveernen, waar men met allerlei rabau wen en slechte luijden in aanraking kwam, die het er op gezet hadden, de eerlijke luijden te pionderen enz." Niet zelden ver speelden de soldeniers het geld, dat zij verdiend hadden en den buit, dien zij op onrechtvaardige wijze den burgers hadden afgezet, in de drankhuizen, waar zij nacht en dag in doorbrachten. De dobbelsteenen en het verkeerdbord brachten er het hunne evenwel ook aan toe. Toen Karei VI zijn verbod uitvaardigde, verzon La hire, de beroemde Fransche held in den strijd tegen de Engelschen, de kaarten zoo te vervormen, dat het spelen er mede als een soort krijgsspel kon be schouwd worden. Klaveren stelde voor een gedeelte van het gevest van den degen ruiten, de vierkante pijlspitsschoppen, de punt van de lans en harten het middelpunt van de schijf, die gebruikt werd bij het schieten. Tegelijk kwam er de sym boliek, de zinnebeeldige beteekenis bij harten stelde het hart, den moed bij den krijgsman voorschoppen en ruiten moesten doen denken aan den rijkdom en overvloed in de tuighuizenklaveren moesten den bevelhebber er aan doen denken cat hij voor legerplaatsen slechts zulke landstreken koos, waar overvloed van voedsel werd gevonden. Aas beteekende het geld, dat voor alle dingen in den oor log noodig was. Aan de vier heeren (Ko ningen) werden beroemde vorstennamen uit de geschiedenis gegeven Augustus, Konstantijn, Clodewig en Salomo. K 1 a v e- re n vrouw was (Regina) de Koningin, (de vrouw van Karei VII,) Maria van An- jouhartenvrouw was Rachel, (Agnes Sorel,) de bijzit van den Koning; Schop pen d a m e was Pallas, (Jeanne d'Arc) ruitendame was Judith, (Isabelle van Beijeren,) de moeder van den Koning. De boeren kregen ook namen van histo rische of legendarische personen Ogier en Lancelot schoppen en klaveren; Lahire .en Hector harten en ruiten. Toen de Fransche [revolutie alles wilde nivelleeren, liet zij haar vernietigenden adem ook over de kaarten gaanal wat aan Koningen of edelen herinnerde, moest ver dwijnen. Zoo kwamen in de plaats van de Koningen, wijsgeeren en dichters: Vol taire, Rousseau, Lafontaine en Molière. Maar met vele andere scheppingen van de revolutie verdween ook deze nieuwigheid, en de kaartenkoningen hebben hunne plaats terug gekregen. De oudste schilders van speelkaarten maakten er veel werk vande prentjes ge leken dikwijls op miniaturen. Ook de latere teekenaars van de plaatjes gaven proeven van hunne verbeeldingskracht, humor en hunnen smaak voor allegorische voorstel lingen, maar reeds in de vorige eeuw maakte men van versieringen veel minder werk, de teekening werd al soberder en op de kwantiteit van de voortgebrachte kaarten werd meer gelet dan op de kwaliteit. Ook begon men toen de plaatjes door te snijden, zoodat de onderste helft gelijk werd aan de bovenste, dat bij het gebruiken der kaarten zeker een groot praktisch voordeel gaf. Hoorden wij onlangs van een hartstochtelijk kaartspeler reeds klachten, dat er zooveel tijd verloren werd met mêleeren of wasschen, wat zou het dan wel zijn, als men de kaarten nog telkens omgekeerd voor zich had. Herhaalde malen heeft men in den laatsten tijd getracht aan de kaarten een sierlijker uiterlijk te geven, zonder daar door afbreuk te doen aan de goedkoopheid, maar altijd te vergeefs. Dertig jaar geleden scheen Karei Arnold in Berlijn er in ge slaagd te zijn. Maar een praktisch resul taat had ook zijn pogen niet. Steeds vindt men dezelfde voorwereldlijke figuren er op, een enkele maal op de aaskaarten afge wisseld met de afbeelding van een kasteel, of een park, of een stadsgezicht. Toen de Kroonprins van Pruisen zijn zilveren bruiloft vierde, heeft de vereeniging van kunstnijverheid in Berlijn besloten, hem een kast ten geschenke te geven gelijk aan de beroemde kasten voor kunstvoor werpen uit de zestiende en zeventiende eeuw. In die kast bevinden zich alle voor werpen en werktuigen, welke bij alle mo gelijke spelen gebruikt worden. Eene af- deeling van die kast is bepaaldelijk voor speelkaarten bestemd. Zij zijn er in van drieërlei soort. De prachtigste zijn die van Kutschmann- Het zijn miniaturen in Vlaamsch-Bourgondischen stijl, dus uit de veertiende en vijftiende eeuw. Het moeten 4) A. BARON VON ROBERTS. >Ik pas niet bij u en uw geluk. Ik zou er eene donkere schaduw op werpen. Ik leef hier stil en ben tevreden met mijn eenzaam bestaan och, men gewent aan alles! Ik weet dat ik mijn vermogen in geen betere handen kan achterlaten. Zeker, gij verdient het, het genot dat er voor mij in ligt uwe tevredenheid beloond te hebben, zal mij genoeg zijn.* »Maar in ieder geval moogt gij het penningske van onze dankbaarheid niet afwijzen! Mijne doch ters zullen u een bezoek brengenhaar vroolijk gezelschap zal n goed doen.* Toen scheen hem de schrik om hét hart te slaan, de schrik van den kluizenaar voor vreemde ge zichten cn voor de slavernij van den gezelligen omgang. >0, heel aardig, heel goed, mijnheer!* stotterde hij, als een verlegen kind. »Maar gij moest mij mjjn stil hoekje maar liever in rust laten bezit ten. Ik zal mij, hoewel nit de verte, in nw geluk verhengen. Ik ben zoozeer het gezelschap van de menschen ontwend. De kring van mijne begeerten en wenschen is zoo klein, o, zoo klein. Wilt gij wel gelooven dat ik reeds gelukkig bon, als dat domme schepseltje van eene schildpad daar voor mij, zij het ook een nauw merkbaar spoor, van aanhankelijkheid betoont. Men noemt ze stompzinnig, deze dieren, men zegt dat hun gevoelsleven in stugheid en onbowe- gelykheid hun schild evenaart. Maar ik verbeeld mij toch dat zij van mij houdt; het is waar: de uiterlijke teekenen van die liefde zou men met de loupe moeten zoeken, doch als men twintig jaren samen doorgebracht heeft, niet waar, Margutta, dan leert men elkander wel verstaan. Deze laatste woordeh waren tot de schildpad gericht, die geen lid verroerde en haar kopje nu geheel onder haar pantser had terug getrokken. »Hé, mijn beestje, niet waar! Nu, zijt gij van daag niet al te best t,e spreken, Margutta Het was roerend te zien hoe de oude man op vleienden toon tegen de schaal van zijn lieveling zat te redeneeren, die volkomen onverschillig voor zijne woorden en roerloos als een stuk steen voor hem lag. »Het is dwaas en belachelijk, zult gij zeggen, mijnheer men zou zijne liefkozingen even goed aan een steen kunnen verspillen! Gij moet weten dat ik vroeger een groot minnaar van diereu was ik heb honden, apen, vogels, zoowat van alles ge houden; ik heb ze altemaal weer afgeschaft; de een maakte mij te voél rumoer, de ander had te veel oppassing noodig; en dan, wat waren ze leerzaam en verstandig; ze hadden heel wat van de menschen overgenomen, meest niet veel goeds, veelal juist het kwade; om kort te gaan eu ik hoop dat ge het mij niet euvel duidt ik houd van de menschen zelf niet waarom zon ik dan de karikaturen van de menschen en hunne on deugden, in den vorm van dieren, langer in mijne omgeving dulden! Hoe geheel anders is mijne Mar gutta; zij leeft gestreng van de wereld afgezon derd onder haar schild, zij is het verpersoonlijkte noli me langerezij kent geen egoïsme, o, gij weet niet hoeveel beminnelijkheid er in de onverdorven heid van hare reine dierenziel ligt opgesloten En zeer zacht, uiterst voorzichtig als vreesde hij in weerwil van de dikte der schaal het beestje pijn te doen, streek hij er met de hand overheen. »Zij heeft mij eens een grooten dienst bewezen en zij is voor mij eene zeer dierbare herinnering aan maar daarover een ander maal. Ik zon een monster zijn, indien ik haar niet erkentelijk bleef, zoolang ik leef en zelfs na mijn dood. Wees er van verzekerd* eu bij deze woorden namen zijne gelaatstrekken eene verwonderlijk ernstige en plech tige uitdrukking aan, »dat ik dengenen, die haar eenig leed berokkende, allo kwellingen en alle on heilen zou kunnen toewenschen! Kort te voren, mijnheer, spraakt gij van een wederdienst, welnu gij kunt mij die bewijzen! Ik zal u mijn vermogen van achtmaalhondurdduizend francs vermaken, gij daarentegen zult mijne Mar gutta na mijn dood opnemen. Dan zijn wij quitte, begrepen?* ^Mijnheer Larmotte* riep ik op levendigen toon uit, gij kunt er verzekerd van zijn dat, wanneer het ongeluk uw dood mocht willen, hetgeeu, naar wij bidden en wenschen, nog in lengte van dagen niet het geval zal zijn Vreemd, waarom bracht ik den volzin niet ten einde? Waarom bleven de woorden mij als het ware in de keel steken? Waarom greep mij plot seling een geheime angst aan voor de groote door dringende blikken van oenen man, die tot op don bodem van mijne ziel schenen af te dalen? Vreesde ik dat zij daar iets zouden ontmoeten dat in tegenspraak was met mijn zooeven geuiten wensch? Neen, neen, neen. Zoo vreeselijk, zoo ontzettend snel kon hot gift dor geldgierigheid niet gewerkt hebben. Bij den heiligen GodAls hij zijne blikken een volgend maal weder tot op den grond mijner ziel liet afdalen, dan zon zij zoo rein en smetteloos voor hem liggen als hot zilveren meer in den vol len middaggloed. Op dit oogeublik was ik nog niet geharnast tegen de begeerlijkheid; het geval had mij verrast en overrompeld! Ik was nog niet dapper en krachtig genoeg! Het was mij alles nog te vreemd, te zonderling, straks, dadelijk, als ik buiten en alleen was, zou ik tot mij zelf komen en het verbroken evenwicht herstellen En ik nam afscheid met eene haast, die den raan vreemd moest toeschijnen. Vooraf echter beloofde ik hem, spoedig te zullen terug keeren tot nadere regeling van de aangelegenheid. II. Buiten, voor de deur van mijnheer Larmotte's deur bleef ik staan en hield mijn hoofd mot beide handen vast. Aau mijne oogeu gevoelde ik eene gewaarwording, alsof ik uit een vaston, afmatten- deu slaap ontwaakt was. Was die deur daar ach ter mij niet de toonueldeur van eene schouwburg, eu had ik zoo even niet medegespeeld in een too- verballet. Ja, en thans trad het alledaagsche weer in al zijne nuchterheid in werking; daar ginds do beida roode, lang uitgerekte fabrieksschoorsteenen, die door het trapvenster heen zichtbaar waren, hier het slecht geimiteerde marmer van den cor ridor; mijne hand omklemde als in een aanval van kramp het hout van de trapleuning. Plotseling kwam mij te midden van mpne ver wardheid eene vraag te binnen. Had hjj vijfhon derdduizend gezegd of was het achthonderdduizend geweest? En die cijfers zetten mijne gedachten in vlamWerktuigelijk begon ik de trap naar mjjne woning op te klimmen, ik waggelde als een be- schonkene en nog nooit had de schel van onze wo ning zoo heftig geluid als ditmaal. kinderen! O, Nannette, mijne beste vrouw 1 Wat eene historie! Als in een storm omhelsde ik ze allen, terwjjl zij om mij heen drongen en mij met vragen be stormden. Mijne veranderde gelaatstrekken en de bleekheid van mijn gelaat verschrikte hen. »Maar, in 's hemels naam, wat is er dan toch gebeurd? Toe, vertel toch, papa!« En vier paar handeu schoven een stoel naar mjj toe. uk zei het wel,« jammerde Lqcjö, die stoft DE Het Land ran lenden en Altena, EN BOMHELERWAABD. NAA.lt

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1