No. 426. Woensdag 4 November. 1885. FEUILLETON. voos u. DE D WEEPERS. Uitgever: L. J. YEEïLMAN Heusden. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijsper 3 maanden f 1Franco per post verbooging. zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uui mm Bmnenlandsche A D V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. De meesten onzer lezers hebben wel eens zoo'n dubbel plaatje gezien, met het onder schrift „vóór en na de bruiloft.'' Daarop was plastisch voorgesteld hoe de verhou dingen dikwijls in korten tijd veranderden en hoe hetgeen vóór de bruiloft alles even mooi en lief was, na de bruiloft precies was omgekeerd. Nu gelooven wij wel dat die voorstellingen meest carricaturen zijn, overdreven tot het belachelijke toe, maar ze zijn dikwijls wair ook. En waar zijn ze in de meeste gevallen, waar er bij het be gin veinzeiij of huichelarij in het spel was, waar het huwelijk uit berekening werd ge sloten, waar het slechts het middel was om een geheel verschillend doel te bereiken. Voortdurend in iemands tegenwoordig heid te zijn en te huichelen, zonder dat d e iemand het bemerkt, is bijna onmogelijk. Het is in de meeste gevallen dan bijna ook niet meer noodig. In een van de romans van Dickens ont moeten wij een volksvertegenwoordiger, een zekeren mijnheer Gregsbury. Deze had zich door luidklinkende maar weinig beteekeneude woorden in de gunst van het kiezersvolk weten in te dringen. Hij had hun van alles beloofd en nog wat, maar toen hij eenmaal zijn doel bereikt had, was het be loofde geheel en al vergeten. Hij werd later door eene deputatie van zijne kiezers ter verantwoording geroepen en hem werd categorisch afgevraagd of hij niet beloofd had het gapen, praten en slapen in het Lagerhuis te doen ophouden, of hij niet beloofd had bij elke gewichtige zaak eene memorie in te dienen, of hij niet beloofd had zijn collega te steunen, of hij niet beloofd had in een woord tegen alles en tegen iedereen op zijn poot tespelen? Dat had hij alles beloofd maar niet gedaan on daarom werd hij dringend uitgenoodigd zijne plaats op te geven en die aan een ander over te laten. Hier kwam eene schitterende illu stratie van het vóór en nade bruiloft. Vóór de bruiloft, vóór de verkiezing was de heer Gregsbury geheel honig, na de brui loft was hij geheel gal en alsem. De depu tatie kon met nul op het rekest naar huis toe gaan en na haar vertrek lachte hij om het kiezersvolk, dat hij ceer oneerbie dig kiezersvee noemde. Van zijn standpunt uit had hij niet ge heel ongelijk, want men moet wel haast gelijk staan met het redelooze vee, als men zulke dingen kan slikken als mijnheer G. zijne kiezers had laten slikken en laten ge looven. Men begrijpt dat Dickens, toen hij zijn volksvertegenwoordiger beschreef, eene charge leverde, maar toch altijd een charge met een breeden achtergrond van waarheid. Of wij er hier beter aan toe zijn Soms zou men er hard aan twijfelen. Wij herin neren ons, alsof het gisteren gebeurd was, eene verkiezing in Gouda. Daar moest en daar zou de heer Godin de Beaufort gekozen worden, en hij werd dan ook gekozen. Wat we verbaasd waren bij het lezen der aan bevelingen. Daar was dan eindelijk de finan- cieele specialiteit gevonden, die het land uit den grooten financiëelen nood zou red den. Als de Goudsche kiezers maar zoo wijs waren dat zij hem ter Tweede Kamer afvaardigden, dan was het land al half ge red. Zoo was het vóór de bruiloft. En nu na de bruiloft Wie heeft ooit meer van de merkwaardige fiuanciëele capaciteiten van het beroemde lid gehoord? Wat is er veranderd, sedert hij als redder van 's lands financiën is opgetreden Die het weet mag het zeggen. Wij moeten met de hand op het hart verklaren dat wij het niet weten, dat wij er zelfs niet naar kunnen gissen. Maar wat hindert het De drijvers lachen in hun vuistje en hebben hun zin, het kie zersvolk dat zij in do binnenkameren huns harten misschien niet hooger taxeeren dan mijnheer Gregsbury, is vergeetachtig van aard als het noodig is dan maar weer een andere leus verzonnen en de misleiden als de enfants perdus uit vroeger tijden vechten weer dapper in de voorste gelede ren mee, om naderhand met een langen neus naar huis gestuurd te worden. Het wetboek van strafrecht was aan de orde. Nu ongeveer een jaar geleden werd het geheele land bij elkaar getrommeld om den boel om te gooien. Wat zien wij nu gebeuren Herhaalde malen stond het te vreezen dat de zitting der Tweede Kamer moest verdaagd worden, omdat van de 85 leden (éón is afgetreden) er geen 43 bijeen waren. Vóór de bruiloft, ja dan zijn er geen knapper, wijzer menschen aan wien het kiezersvolk zijne belangen kan toevertrou wen, na de bruiloft dan hebben zij geen tijd. Eerst wordt dikwijls de nationale tijd doorgebracht met ellenlange redevoeringen waarnaar geen mensch luistert en dan moet A naar huis, B naar een partij, C naar eene vergadering enz., dan is alles be langrijker dan de post waarnaar zij hebben gestaan. Wat wij Vrijdag 30 October heb ben zien gebeuren, gaat o. i. alle palen te buiten. Niet alleen om het direct belang dat wij bij de verlegging of liever de ope ning van den Nieuwen Maasmond hebben, maar om al de belangen die er bij betrok ken zijn. Jaren, letterlijk jaren lang is de zaak aanhangig, de onteigeningswet is in de Kamer. Gorinchem, Tilburg, Zeven bergen, Breda, misschien nog wel andere districten ook, willen de onteigeningswet wel, maar wenschen toch eenige verande ringen, de respectieve afgevaardigden zijn door tal van bescheiden, berekeningen, teekeningen en zoo voort op de hoogte ge bracht, alles is zoo voorbereid, dat de belanghebbenden konden zeggen wij hebben onzen plicht gedaan, nu komt het op an deren aan onze belangen te behartigen. Maar ja wel. Daar komt onverwachts het wetsontwerp aan de orde. Een twintigtal leden was natuurlijk weer afwezig. Vóór de bruiloft zijn ze één gloed en ijver, na de bruiloft hebben zij wel wat beters te doen. Het wetsontwerp komt dan aan do orde. De Voorzitter vraagt driemaal of er nie mand het woord over verlangt. Niemand verlangt het woord, daar valt de hamer, men zal tot stemming overgaan. Het wets ontwerp wordt aangenomen met 48 tegen 18 stemmen. Punktum. Geen woord over de bezwaren van Waalwijk, geen woord over de moeielijkheden in het district Ze venbergen met betrekking tot de water lossing, geen woord over de brug te Heusden en over de inconsequentie, dat bij het plan gesproken wordt„de communicatie over de nieuwe rivier zal plaats hebben door middel van bruggen en veren", maar dat bij het ontwerp Jgeén enkele brug ge noemd wordt. En waarom geen woord Het ging bij verrassing, er was geen tijd, men had de papieren niet bij zich enz. Wij kenden vroeger een man, die schrik kelijk knap was, vooral op het gebied van aardrijkskunde. Als men hem vroeg naar eene plaats, hij zou 't een uur later altijd zeggen waar zij lag, al was zij nog Zoo onbeteekenend. Wij, jongens, vonden dat prettig. Eens vroegen wij hem, „waar ligt *m LEOPOLD VON SACIIER MASOCH. 5) - Zonder verder een woord te spreken, bereikten zij Bojary. Voor de poort nam Zesin, zonderling aange daan, afscheid en terwijl hij door het nevelfloers van de avondschemering op het landgoed zijner moeder toesehreed, spookten troosllooze gedachten, akelig als de rond hem fladderende vledermuizen, hem door het hoofd. Toen hij den volgenden dag als door eene magische kracht aangetrokken, bij het riddergoed van mevrouw Malutin aankwam, vond hij voor het eerst de poort open. Een met drie paarden bespannen huifkar stond op het erf en een kleine jood, in een zwarten kaftan, zat op de bank voor het bakhuis in de zon en rekende ijverig met behulp van zijne beenderige vingers. Zesin sloop om het huis heen en keek door het geopende venster in de kleine ontvangkamer. Hij was niet weinig verrast, Dragomira voor den spiegel te zien staan en wel rijk gekleed en versierd als eene jonge sultane, in den vollen, verblindenden glans ha- rer schoonheid. Eene matblauwe zijden sleepjapon golfde om hare koninklijke gestalte en liet hare kleine voetjes bloot, die in roode met gouddraad gestikte pantoffels staken, liet vorstelijke pelskleed van hoog-rood fluweel, met marterbont gevoerd en omzoomd, omgaf in mollige ronding hare met goudkleurige barnsteenpaarlen ver sierden hals, hare heerlijke door gouden braceletten omsloten armen en hare slanke amazonen-leest. Het goudblonde haar lag in dikke, met paarlen doorwe ven vlechten als een diadeem op haar wonderschoon hoofd. «Ach, hoe schoon zijt gij toch!» riep Zesin uit. Dragomira schrikte en wierp hein, terwijl zij beurte lings rood en bleek werd, een donkeren, bestraffenden blik toe. «Dus van tijd tot tijd siert gij u nog wel eens op!» vervolgde hij, «alleen voor mij niet.» »Ik heb maar gepast,antwoordde Dragomira, die weldra hare kalmte herkregen had. Gij kunt den joodschen mode-handelaar buiten zien wachten. Verder heeft het niets te beduiden. »Zoo, maar gij hebt dit kostbare toilet toch niet laten maken, om het in de kast te hangen en door de mot te laten verteren!» »Wat zijt gij nieuwsgierig!» «Alleen verwonderd, Dragomira! Deze pracht en heerlijkheid schijnt mij in tegenspraak met het hcili- genmasker, dat gij draagt. »Ik vertoon u mijn ware gelaat,antwoordde Dra gomira met een pijnlijk lachje. «Maar bij dat gelaat past het gewaad van eene heerscheres en veroveraarster toch niet. «Ook de slachtoffers worden versierd,gaf zij ge laten ten antwoord, «en de priesteres ontvouwt niet minder koninklijke praal als zij het offermes om klemt. «Wat van die beiden zijt gij?» «Misschien beiden.» «Voor mij zijt gij slechts de geliefde mijner be koorlijke jongens-droomen, de schoonste vrouw, door wier aderen warm bloed stroomt. Alleen onder de marmeren godinnen van Griekenland en onder de ideale schilderingen van Tiliaan en Paolo Veronese vindt gij mededingsters.» Door eene plotselinge uitbarsting van hartstochte lijkheid aangegrepen, sprong de jonge man door het raam in den salon, sloot het meisje in zijne armen en kuste haar. Ilct was opmerkelijk te zien hoe zij zoo min toor nig werd als hem uitlachtezij weerde hem zells niet af, maar sloeg alleen een kalmen, ijskouden blik op hem. «Ik waarschuw u, Zesin,» zoo sprak zij bedaard, bijna teeder, «blijf mij vreemd. Ik geloof niet dat gij mij bemint, want een vuur dat niet gevoed wordt, moet uitgaan. Maar als gij mij lief hebt, dan des te meer. Als ik het wil, behoort gij mij toe, dat weet ik beter dan gij zelf, en ik zou u kunnen kneden als wceke was, maar ik wil niet.» «Waarom niet? Gij zijt als het ware voor mij ge schapen. En daarom juist moet gij mijne vrouw wor den. Dragomira schudde het hoofd. «Gij bemint een ander?» Neen. «Doe moet ik uwe woorden dan verstaan?» «Verlang niet door te dringen in de duisternis mijner ziel,» antwoorde zij. «Ik herhaal, blijf mij vreemd om uw zelfs wille. Nog gevoel ik medelijden met u en met uwe jeugdige zorgeloosheid, misschien omdat mijn hart nog vrij is, omdat ik weinig deel neem in uwe vreugde en smart. Doch wanneer het u ooit gelukken mocht mijne liefde te verwerven, dan zoudt gij verloren zijn, Zesin. Ga mij uit den weg zoo lang het nog tijd is.» «En indien het reeds te laat is?» «Dan is uw noodlot besloten en ik zal het ten uitvoer brengen.» «Gij geeft nuj dus hoop?» Dragomira had zich neergelaten in een der kleine fauteuils en was in diep nadenken verzonken. «Ik ben moedig,» zoo vervolgde Zesin. »Ik schrik voor geen hinderpalen terug. Als ik u veroveren, u als meesteres in mijn huis kan voeren, dan wil ik den strijd aanbinden, al ware het tegen de gan- sclie hel.» «Maar niet tegen den hemel, Zesin. Er zijn ver borgene machten die sterker zijn dan wij. De weg dien ik bewandel, leidt door jammeren en smarten, door onuitsprekelijk leed en schrikkelijke duisternis lol het licht. Verlang er niet naar hem te betreden, ook niet aan mijne zijde. Ach, mocht ik slechts spre ken maar ik mag niet, mijne lippen mogen het ze gel niet verbreken.» «•Zeg mij alleen maar dat gij mij lief hebt. «Neen, ik bemin u niet en gij moogt God ervoor danken. De zending. Terwijl Zesin, onaangenaam gestemd en door de teg nslrijdigste aandoeningen gefolterd, den terugweg aangenomen had, was het avond geworden en had de dichte herfstnevel, die uit de aarde opsteeg, zich als eene onhoorbaar golvende zee over de verre vlakte uitgebreid. Dragomira stond met over de boist gekruiste armen aan het venster en staarde naar builen in den hof, die een' borrelenden heksenketel geleek, waaruit nu spookgestalten, in slepende lijkwa den, gehuld, don daemonen met reusachtige vleêrmuisvler- ken of kobolten met lange, grijze baarden schenen op te stijgen. Op eens trad uit den duisteren nevel een Klein Russische boer te voorschijn, in gestalte eefl DOOR In 't boek des hemels zijn de schoonste plaatsen, Die menschenmin en ware godsvracht kweeken j Der Hefde blij maar en de leer des vredes, 'Met zwarte kool van mensehenhand doorstreken. Anasthasius Gbü».

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1