No. 429. Zaterdag 14 November, IN NEVELEN. FEUILLETON. 1885. UitgeverL. J. VEERMAN Heusdcn. DE D W E E P E R S. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. De gele bladeren zijn gevallen, met den zomer is 't onherroepelijk gedaan en daar komt de plaag van de kustlanden, de ongure mist! Grijze wolken sluipen op ons aan, de een na den ander, alsof er een reusachtige brand woedde. Een grauwe, dichte deken van vocht ligt zich over het land en wikkelt alles in. Moeder Aarde trekt den sluier over 't aangezicht, 't Is alsof ze zich schaamt over haar ontbladerd geboomte, haar zwarte, kale akkers en grauwe weiden, gelijk een kokette oude jongejuffrouw die een voilé draagt, opdat men de kleine vouwtjes en rimpels en andere ontsiersels harer schoonheid niet bemerken zal. Of is ze in een slecht hu meur en wil ze verhinderen, dat iemand haar aldus ziet? En zijn het wellicht hei melijke tranen, die van boomen en daken druppelen? Weent ze stil, omdat ze den langen winterslaap tegemoet gaat en door storm en vorst veel lijden moét? Wanneer ge buiten komt omvat de mist oók u en sluit alles voor uw oog af. Ge zijt geheel alleen met u zei ven en kunt u tot uw eigen persoon bepalen, met het in wendige natuurlijk, want het uiterlijk kent ge van uwen spiegel. Niets stoort u in die zelfbeschouwing, 't Moet echter niet te lang duren, want de mist maakt den mensch droefgeestig en men kan melancholisch worden van het staren den eenen dag na den anderen in den grauwen mist, zoodat men zich wezenlijk verlicht gevoelt wan neer de eerste zonnestraal zegerijk door den sluier breekt en de nevelen verjaagt, die zich reeds zoo vastgehecht hadden alsof niets hen van hun plaats kon scheuren. Dien kamp van het gouden zonlicht met de golvende grijze nevelzee is schoon van den top eens bergs op den herfstmorgen. Aan uw voeten alles weggescholen, boven uw hoofd de stralende koningin van den dag. Daar zendt ze haar eerste lichtende pijlen tegen den vijand, die als een slang kronkelt. Deze wijkt niet. Nieuwe pijlen vliegen. Ze is getroffen en de slang rekt zich uit langs de helling van den berg en scheurt. Het afgescheurde stuk vaart de lucht in en verdwijnt. Zoo gaat het eene stuk na het andere. De zón behaalt de zege en haar vriendelijk morgenlicht schijnt tot in de dalen. Ieder heeft wel in nevelen gewandeld. We bedoelen niet beneveld door overma tig gebruik van spiritualiën, in nevelen die verstand en geest omhullen en dooden, maar in werkelijken, natuurlijken nevel. Dan weet ge ook dat de nevel valsch is en bedriegelijk. Wat men ziet schijnt an ders als in het volle zonlicht. De struik aan den weg schijnt een man te zijn, die met uitgestrekte armen u opwacht, de boom een paal, het huis slechts een muur en een bouwval een paleis. Zelfs komt het voor dat iemand in den nevel zichzelven aan schouwt, aanmerkelijk vergroot. Dat was vroeger een teeken van den naderenden dood. In Schotland woonden in vroeger eeuwen roovers, die zich zonen van den nevel noemden. Ze bewoonden de hooge bergen, vielen uit hun omnevelde holen op de lie den beneden aan en trokken zich, met buit beladen, weer achter het mistgordijn terug. Die roovers zijn dood, doch er zijn nog wel nevelkinderen, zelfs zijn er niet weinigen, die in nevel wandelen, ook wanneer de zon schijnt. Hier zijn b.v. ouders, die zich bijzonder goed redden kunnen in het dagelijksch le ven, de man in zijn bedrijf, de vrouw in haar huishouden. Zij hebben een eenig kind en putten zich uit in pogingen om hun lieve ling het pad door 't leven zoo aangenaam mogelijk te maken. //Ons kind moet alles hebben wat we hem bij mogelijkheid maar geven kunnen. Hij zal het ten minste in zijn jeugd goed hebben, daarom laten we geen zijner wenschen onvervuld N Die ouders wan delen in nevelen al straalt ook de zon der liefde warmte uit in de woning. Ze begrij pen niet dat hun kind, groot geworden, waarschijnlijk te oud zal zijn om zich aan ontbering te gewennen en 't leven aan hun verwende spruit van zelf moet tegenvallen. //Onderwijs, onderwijs is het wareHoe meer er geleerd wordt, des te beter zal het worden Alweer een nevel, die vele ouders met blindheid slaat, waardoor ze in tegen stelling met de vorige hun kroost juist dat onthouden wat ze zoo noodig hebben om eenmaal mensch te worden, nl. de jeugd. De hoogere standen studeeren voor tijdver drijf, de mindere leeren zooveel als ze noo dig hebben en volstrekt niet meer, maar de burgerklasse zweept tegenwoordig haar kin deren naar de school, naar de les, naar exa mens van allerlei aard om geleerdheid na te jagen en met dozijnen te dingen naar weten schappelijke betrekkingen. Vraag aan de honderden, die in politiek doen uit liefhebberij en precies weten hoe alles moet ingepikt worden om de zaken behoorlijk te regelen, hoe ze het paradijs op aarde zullen inrichten en ge zult een uitleg hooren, zoo duister en nevelachtig als geen Novembernevel ooit wezen zal. Er zijn nevels in overvloed, in staat, kerk en maatschappen. Sommigen zien niets dan nevel of beweren dit althans en meenen dat het dolen in nevelen de moeite van 't leven niet loont. Ze zijn lichtschuw en schuilen angstig weg, wanneer een verdwaald zonne straaltje tot hun hart dreigt door te breken. Sommigen zoeken bij voorkeur de nevelen op en hebben er belang bij het uitzicht recht nevelig te belemmeren, om daarna des te meer aanspraak op dank te maken indien de volgers in duisternis zich aan hun licht moeten toevertrouwen. 't Kan er in 't najaar buiten griezelig uit zien en er kunnen dagen komen waarin men wanhopen zou aan de zon, indien men niet stellig verzekerd was dat zij het eenmaal win nen moet. Zoo kan 't ook in de maatschappij zijn en we hebben al ons geloof noodig om ook daar te blijven hopen op de eindelijke zege praal van het licht LEOPOLD VON SACHER MASOCII. 8) Den volgenden dag wijdde Zesin geheel aan zijne moeder. Des avonds pakte hij zijne bagagede laatste nacht onder het ouderlijke dak was weer ge naderd, dan volgde het afscheid. Doch ditmaal zag hij er niet legen opeen heerlijk droombeeld zweefde hem voor den gest en hij gaf er zich met vollen wellust aan over. De aanbrekende dag vond hem reeds ontwaakt. Hij ging naar buiten in den tuin. Hier, op dezelfde plaats, waar hij den vorigen dag met Dragomira gezeten had, vond hij zijne moeder. Hare oogen waren rood van het weenen. Hij zette zich naast haar neder en langen tijd zaten z<j zwij gend naast elkander, hand in hand en schouder aan schouder. Beloof mij toch, Zesin «Wat, beste moeder?* Voorzichtig te zijn tegenover Dragomira.* Zij wil immers niets van verliefdheden weten!* Dat zegt men en ik moet het wel gelooven als ik op haar doen en laten acht geef. Maar een in wendig wantrouwen dat mij nog nooit bedrogen heeft, fluistert mij in, dat zij hare bedoelingen met u heeft en dat u gevaar van hare zijde dreigt.* Als het anders niet is,« zeide Zesin, »dan be loof ik u, op mijne hoede te zijn. Precies te twee uur in den namiddag was Dra gomira present. Haar reiswagen was volgepropt met koffers, hoededoozen en pakjes. Zij steeg uit om Mevrouw Jadewska de hand te kussen. Zesin nam nog eenmaal afscheid van zijne moeder, die zich aan zijn' hals vastklemde en bitterlijk weende. Toen stapten zij in, de koetsier greep de teuge's en het jonge paar vloog den weg op, de verleidelijke wereld van Kiew tegemoet. De tocht ging door de eindelooze vlakte, langs heuvelkelens, half ontbladerde bosschen, uitgestrekte weidevelden met kudden van lammeren en paarden, langs kerken met glinsterende koepeldaken en door lachende dorpjes. Terwijl zij naar het Noorden trokken, togen scharen van wilde eenden en ganzen, geheele vluchten sij.-jes, zwaluwen en kwartels naar bet Zuiden. Van tijd tot tijd voerde een zachie, wilde luchtstroom de klagende tonen van eene herdersfluit of de zoete melodie van een Kleiu-Russiscli volks'ied tot hen over. Zesin sprak en Dragom'ra luisterde hij bediende haar en bewees baar die honderden kleine attenties, we'ke eene reis zoozeer kunnen veraangenamen zij nam zijne diensten aan, alsof het niet anders be hoorde. Eens s'echts richtte zij eene vraag tot hem en die gold Graaf Soltyk. Zesin kende hein niet, maar had wel van hem ge hoord. In het officiers-casino bad hij hein altijd hooren afschilderen als eene soort van Monte Christo en Hamiét in persoon. liet werd avond. In de verte glinsterden reeds de vergulde torens en koepels van Kiew. De hemel was met vlammend purper doorsprankjeld, de aarde scheen in vloeibaar vuur te baden het was of zij door eene zee van bloed vlogen. Eindelijk verbleekte de gloed. Wolken, met gouden randen getooid, dreven over hunne hóófden naar het Westen; dichte schaduwen breidden zich uit en van de weiden steeg de njclit- mist op. De schemering spreidde haar'dichten, grauwen sluier uit, in het Oosten verscheen de eerste ster. Hel werd donkerde koetsier stak de lantaarns aan. Zij reden door een dicht bosch. Tusschen de boomen breidden zich hier en daar opene plekken, moerassig land, uit, met hoog riet en witte lelies be groeid. Op eens vertoonde zich in de boschjes een smalle vurige lichtstreep, die den indruk maakte van eene magere spookgestalte het was of het boog en wenkte. »Een dwaallicht,zeide Zesin. Dragomira legde haren arm op den zijnen en zag hem vast in het ge'aat. «Daar ziet ge mijn beeld,* sprak zij, «ook ik ben zulk een dwaallicht. Volg mij niet, ook dan niet, wanneer ik u tot mij wenk.* «Ja, dan wel het minste. Gij zoudt in een moe ras kunnen geraken en den dood vinden.* «Gij spreekt zondèrlingé taal zijt ge dan een van die sirenen, welke den sterveling in liet verderf lok ken?* «Er zijn ook heiligen, die het zwaard des ver- derfs voeren. Zij kwamen laat in Kiew aan. De duisternis lag reeds op tuinen en hoogten, de straten der stad en de huizen daarentegen straalden eene zee van licht uit. De koetsier zette koers naar Podal, dat gedeelte van de stad, hetwelk op den breeden oeverstrook van den Dnjcpr ligt, aan de helling van de heuvelen, waarop zich het oude Kiew verheft. Nadat-de wa gen eene reeks van straten doorgereden was, met helder vellichte winkels aan weerszijden en een dicht gedrang van voetgangers op de trottoirs, kwam bij in eene eenzame, donkere, smalle straat en daarna in een slop dat slechts door eene enkele lantaarn verliclit werd. Hier hield hij stil voor een smal huis, dat uit slechts twee verdiepingen bestond. De van zware, dichte gordijnen voorziene ramen en de don kere kleur van het houtwerk gaven het een somber voorkomen. Het jonge paar stapte uit en Zesin schelde aan. liet duurde eenigen tijd, eer men iets vernam. Ein delijk vertoonde zich op de bovenverdieping een schijn- sel van licht, er werd een venster geopend, en een oude vrouw stak haar hoofd naar buiten. Na de wachtenden te hebben opgenomen, trok zij zich we der terug; toen klonken in den gang zware schreden en de deur werd geopend. Een kleine magere be diende met grijze haren en haard trad naar buiten, met eene lantaarn in zijne hand. Hij maakte eene kniebuiging voor Dragomira en kuste den zoom van haar kleed; daarna begon hij hare bagage af te laden. Voor heden moet ik afscheid van u nemen,* zoo sprak Dragomira i )t Zesin. «Ik ben vermoeid en wil alleen wezen. De koetsier zal u naar uwe wo ning brengen. Morgen avond verwacht ik u op de thee.* Zij reikte hem hare hand, 'die hij met eer bied kuste. Toen steeg hij weder in het rijtuig en reed weg, terwijl Dragomira door den ouden man begeleid, de trap beklom. Op de bovenverdieping werd zij ontvangen door eene eenvoudig gekleede, oude vrouw met een blo zend, bijna jeugdig gelaat, sluwe grijze oogen en sneeuwwit haar dat in dikke lokken uit de donkere muls te voorschijn kwam. Zij hoog zich diep voor Dragomira en kuste haar deemoedig de handen. Chillcc «Om u te dienen, mejonkvrouw. «Gij zijt van alles onderricht Zooals gij zegt.* «Voor het oog der wereld zijt gij van nu af mijne tante.* LANGSTRA •pa DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1