No. 430. Woensdag 18 November. 1885. „Men zegt FEUILLETON. VOOR Uitgever: L. J. YEFRMAN ITcusden. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 8 maanden 1 verhooging. 1 L en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. 9* Gewoonlijk gefluisterd, gaat deze uit drukking straks in monsterachtig schrift door 't land. Wanneer Justus van Maurik komt vertellen wat //men zegt/ dan is men vooruit zeker iets bijzonder vroolijks te hooren. Zijn nieuwe humoreske op het klavier van het volksgeweten trekt bij voort during volle zalen. Hoe zou dat ook anders kunnen waar een auteur als hij een onderwerp als dit behandelt, zoo nauw het dagelijksch leven rakende Over wat //men zegt" zouden boekdeelen te vullen zijn. Men zegt van jonge meis jes dit, Van jongelingen dat, van gehuwde mannen en vrouwen iets anders. Eigenlijk niet iets anders, want hetgeen men zegt van anderen draait in den regel ove" dezelfde schijf 't is de oude geschiedenis, die in ieder geslacht zich verjongt. Men zegt dat op kleine plaatsen deze uitdrukking nooit van den vloer is. Dat kan waar zijn. De menschen, voortdurend met elkaar in aanraking, van elkaar afhan kelijk in lief en leed, trekken zich meer van elkaar aan, dan die in groote plaatsen wonen. Wat //men^ daar zoo al zegt, beweegt zich veelal in zeer lage sferen, hoewel die bijna nooit ongegrond zijn. Men zegt daar bijv. 't zijne van een engagement, van den om gang onder de jongelui, de vermoedelijke kansen die een weduwnaar loopt om afge wezen te worden, enz., altemaal tijdverdrijf, waarnaar men met genoegen kan luisteren, indien 't geen men zegt althans uit geen boosaardig hart voortvloeit. De stedelingen hebben er geen begrip van hoe men zich in kleine plaatsen amuseert met veel zeg- gens van volkomen onschuldigen aard. En omgekeerd hebben de lieden van 't platte land een geheel verkeerde voorstelling van de verhouding in de steden. Gewoonlijk beschouwt men den stedeling als volmaakt onverschillig voor al wat buiten hem be staat, als geheel vrij van anderen en op zijn beurt zich niet moeiende in de zaken van anderen. Men geloove dit echter niet. 't Is waar, de stedeling loopt met gedekten hoofde eiken dag honderden voorbij, wier leven en streven hem totaal onverschillig is, maar ieder heeft ook daar zijn kringen, waarin men 't noodige zegt van elk, die er maar eenigszins aanleiding toe geeft. z/Men" maakt daar visites bij en zit op concerten aan 't zelfde tafeltje met personen, die aanleiding geven iets te zeggen, w. v. den volgenden dag, achter den rug om, men bajffielt en kletst daar boosaardiger en venijniger dan op 't land, omdat men in kleinigheden geen vermaak schept en alle fouten als grove zonden moeten voor gesteld worden, zullen ze belangstelling wekken. Men zegt niet altijd onbeduidende of onware of lasterende geruchten. Men kan ook wel eens de waarheid zeggen. Men zegt soms van handelaars of neringdoenden dat de zaken achteruitgaan en meent dit te mogen gronden op oogenschijnlijk onbe duidende omstandigheden. Men wordt dan schouderophalend aangehoord, omdat nu DE D WEEPERS. LEOPOLD VON SACIIER MASOCH. 9) De Vestaalsche maagd. Dragomira was den volgenden morgen reeds vroeg tijdig wakker en zette zich om een paar brieven te schrijven. De een was voor hare moeder, de ander bevatte een paar regels aan het adres van den com missaris van politie, Bedroszeff, den vriend baars over leden vaders. Toen zijj na dit ten eind te hebben gebracht, schelde, verseheen Cirjlla, die haar de handen kuste en op haar verzoek haar ontbijt bracht. Eenige oogen- bükken later meldde de oude bediende, die hare ha- gage in ontvangst had genomen, zich aan. Hij droeg livrei; zijne sluwe oogen dwaalden onophoudelijk in de kamer rond. »Hoe heet gij?» Barichar, om u te dienen.» Bezorg dezen brief bij den commissaris van poli tie Bedroszeff,» zeide Dragomira, hem het geparfu meerde billet overhandigend. Ik zal e" voor zorgen, mejonkvrouw.» Met gèkromdea rug sloop hij onhoorbaar, eene kat gelijk, naar de deur. Doch eer hij vertrok, keerde hij zich nogmaals om en zeide: »Ik moet uwe ge nade nog doen opmerken, dat ik in de wandeling voor doofstom gehouden word.» Dragomira knikte hem toe, ten teeken dat zij hem begreep. Nadat Barichar vertrokken was, ontheet zij en begon daarna met behulp van Cirilla haar toilet te maken. Gij moet mij begeleiden,zeide zij, ter wijl zij voor den spiegel stond. Zoodra gij het verlangt. Hebt gij de noodige kleederen om als mijne tante te fungeeren?» Er is voor alles gezorgd.» Eenige oogenblikken later verlieten'de beide vrouwen het huis. Cirilla speelde voor gids en Dragomira gaf op alles nauwkeurig acht, ten einde zich zoo spoedig mogelijk in de vreemde stad te oriënteeren. Waar is de «Boode Kroeg?» vroeg Dragomira zacht. Ik zal u er langs brengen; wij zijn er dadelijk.» Cirilla bracht haar in eene donkere, morsige, voor het meerendeel door joden bewoonde Straat en sloeg toen de richting naar den Dnjepr in. Hier lag de be doelde herberg, waarvan alleen het roode dak achter den hoogen muur zichtbaar was. In dezen muur be vond zich eene poort. Cirilla gaf Dragomira een' wenk deze prentte zich het voorkomen, de l'gging en de omgeving in het geheugen en vervolgde daarop hare wandeling in de richting van het op eene hoogte ge legen Ood-Kiew. Hier liet zij zich een eleganten kunsthandel wijzen, beschouwde opmerkzaam de ten toon gestelde plaatwerken en zond daarop de oude vrouw naar binnen. Weldra kwam deze terug met eene groote enveloppe, die eene photographie bevatte. Na eene kleine wandeilng door de drukste straten, keerde Dragomira met hare begeleidster naar huis terug, ontdeed zich van hoed en mantel, strekte zich in een hoek van de sofa uit en haalde het gekochte portret uit het couvert. Het stelde Graaf Soltyk voor. Zij monsterde het oplettendzij bestudeerde het gelaat van den man, wien hare zending gold, zooals eenmaal 't geen //men zegt," in een slecht blaadje staat. Het vervolg leert echter dat z/men" hier gelijk heeft en niet alle ver trouwen moet ontzegd worden. Men is voortdurend bezig met iets te zeg gen, zij 't geen waarheid, dan onwaarheid. De kroniek der schanddaden is onuitputte lijk. En daarnevens wat ruim veld bie den maatschappij, staat en kerk aan tot stof van het onsterfelijke //men zegt!" Zoo zegt men" dat de Amsterdamsche Kerkeraad een breuk zoekt te bewerkstel ligen om de kerke Christi af te scheiden van de Hervormde Kerk. Zijn heftig verzet tegen de macht boven hem in de kerk geeft alle reden tot het vermoeden dat //men" hier niet ver mistast. Men zegt dat het verzoek om te collec teeren voor de Vrije Universiteit niets anders is dan een //voeling," een opneming van stemmen om daarnaar af te meten de ver moedelijke sterkte der hulptroepen, die te gelegener tijd zullen georganiseerd worden. Men zegt dat op politiek gebied alle krach ten zullen bespaard worden tot den grooten dag van grondwetswijziging en dat zelfs de onderwijsvragen sleepende zullen blijven. Vandaar de blijkbare geringschatting van den grooten aankweek van onderwijzers. Na 't geen verleden jaar voorgevallen is had men een slachting verwacht onder de inrichtingen, waar men zich met die aankweeking belast. Toen zijn enkele voorbereidende klassen op geruimd en men beschouwde dat algemeen als een voorbode van verdere opruiming. Doch de wind schijnt thans voor de nor maalscholen bijzonder gunstig. Men zegt dat overvloed van onderwijzers thans de verschil lende tegenstanders der wet zeer in de hand werkt, hetgeen niet te ontkennen is. Boven dien is het onderwijzend personeel bijzonder ingenomen met deze inrichtingen, daar ze zooveel traktementen goed maken, die an ders schraal zouden zijn. Toch zal het een maal tot opheffing komen moeten, want vol ledige doorvoering der wet is zelfs na '86 niet te verwachten en aan de onderwijzersnood is thans een einde. In de hoofdstad o. a. zijn een zestigtal sollicitanten voor twee a drie betrekkingen. Zeker is 't dus dat men met handhaving der normaalsscholen geen dienst bewijst aan de onderwijzers, ook al houden die, om tijdelijke verdiensten, deze inrich tingen met hand en tand in 't leven. Om nu op maatschappelijk gebied te ein digen, men zegt dat binnenkort zekere hui zen bezoek te verwachten hebben van fat soenlijke heeren. In Engeland heeft een dag bladschrijver zeer kritieke middelen in 't werk gesteld om 't geheim dier huizen te doorgronden men zegt dat daartoe ook hier pogingen gedaan zullen worden. De heer Pierson te Zetten staat aan het hoofd der samenzwering tegen onzedelijke bedrijven. Men zegt dat zijne helpers voor een tijd hun fatsoen zullen moeten afleggen, indien ze kans zullen hebben de diepte der ellende onzer samenleving te doorgronden. Doen ze dat niet, dan zien ze alleen de oppervlakte, die tamelijk kalm is. Zoo zegt men" en de tijd zal leeren of't mogelijk is zonder zijn fatsoen te verliezen zich in zeer onfatsoenlijke zaken te mengen, of 't waar is dat de tegenstanders der school- een politicagent het portret van een misdadiger, dien hij moet vervolgen. De photografie stelde den graaf voor in eene met pelswerk bekleede kamerjapon, terwijl hij, eene lange Turksche pijp rookend, in een' leunstoel zat. Hij was een buitengewoon schoon man, met een aantrekkelijk en belangwekkend voorkomen. Zijne als uit marmer gebeitelde gelaatstrekken getuigden van groote wils kracht zijne oogen scheenen te vonkelen van geest en hartstochtelijkheid. Het portret lag nog op de tafel, toen Bedroszeff werd aangediend. Hij was een kleine, levendige man tusschen de dertig en veertig, met dun haar, een klein knevelbaardje, vooruitstekende wangbeenderen en een kleinen, stompen neus. Hij kuste Dragomira's hand, troonde haar naar het venster, om haar beter te kunnen beschouwen, en geraakte toen in eene volkomene extase. Wel, wel, wat zijt ge groot en schoon geworden riep hij uit. Ik kan het nauwelijks gelooven, dat gij de kleine, zwakke Mira zijt, die ik eens op mijne knieën heb laten dansen, en die mij tot haar paard degradeerde, dat zij voor haar houten wagentje spande. Wat ben ik blijde, dat gij hier zijt.» Ik mag mij veeleer gelukkig achten, hier zulk een goed, oud vriend te vinden,antwoordde Drago mira lachend. Het predicaat «vriend» wil ik aanvaarden,» her vatte Bedroszeff met zijn luiden, jovialen lach, »maar dat »oud» moet ik op de meest onderdanige wijze weigeren. Ben ik dan reeds zoo grijs en zoo aan het aftakelen Ik beschouw mij nog altijd als een' man in de kracht van zijn leven. Zeker, zeker Ja, maar zoo laat ik mij niet afschepenals vriend van uw' vader eigen ik mij het recht toe, als uw beschermer op te treden, /naar ik bied de schoone Dragomira mijne diensten alleen aan onder voorwaarde, dat ik haar ook een weinig het hof maken mag.» Ik houd u aan uw woord,» antwoordde Drago mira, zijne handen drukkend, en benoem u bij deze tot mijn' cavallier. Bedroszeff boog. »Ik hoop, dat gij tevreden met mij zult zijn en nu wacht ik uwe bevelen.» Laten wij voor alles plaats nemen en een beetje babbelen.Zij trok hem met zich mede naar de sofa, en Bedroszeff maakte zich meester van eene barer handen, welke hij niet meer los liet.» Wilt gij wel gelooven,» zoo begon Dragomira, dat ik u benijd?» Hoe zoo Omdat gij door uw ambt iets bezit, dat voor ons, gewone menschenkinderen, helaas onbereikbaar is.» En dat zou zijn Een flinke dosis alwetendheid.» Och, onze kennis van menschen en zaken gaat niet zoo ver, als men wel eens denkt. Meestentijds dient ons het geluk, en onze beste bondgenoot is het toeval.» Maar er zijn toch ontegenzeggelijk gij ziet wel, dat ik in nieuwsgierigheid eene echte dochter Eva's ben, heel wat geheimen die voor uw oog open en bloot liggen, en vele voor anderen verborgen persoonsverhoudingen, waarvan gij den sluier hebt opgelicht. Van meer dan een raadselachtig karakter hebt gij den sleutel, en als eene reusachtige spin spant gij uwe draden van straat tot straat, van huis tot huis.« Dat is tot op zekere hoogte waar. Hoe gelukkig zou ik mij achten, met uwe hulp eens een blik te kunnen slaan in die geheime, ver- NIEUWSBLAD Het Land van IMen en Altcna, LANGSTRAAT SN BOHMELERWAARD m DOOR •u Natuur is zonde. j Fatjst, lie deel.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1