No. 431. Zaterdag 21 November. 1885
Nieuw Ned. Panopticum.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heüsden.
DE DWEEPERS.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG
Abonnementsprijsper 3 maanden 1
verhooging.
en ZATERDAG.
Franco per post
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
HEIN de KRUIJER.
Toen de schilder niet een stukje pot
lood op een koffiezak Hein dit devies voor
zijn uithangbord voorschreef, heeft deze zich
bepaald verzet tegen des schilders beweren
dat daarin geen j te pas kwam. Die kwam
er wis en zeker in te pas, hield Hein vol
en was daar niet af te brengen, evengoed
als de d in «hier mangeld men." dat voor't
raam prijkte en zooveel zeggen wilde als
dat zijn vrouw het doet. Wanneer hij mee
hielp zou er moeten staan, //hier mangeldt
men." Hij had ook school gedaan, drie
jaar lang, doch men moest hem niet voor-
zaniken hoe men spellen moest, dat wist hij
drommels goed. De schilder deed gelijk
Hein beval. Het kostte hem twee droppels
witte verf meer, maar wat kon het hem
scheelen. Hein kreeg zijn zin en zijn kelder
prijkte met het opschrift
Hein He Ki-uijer
bezorgd kokeaan huis
en klopt TAPIJTE.
We gelooven niet dat Hein zou gezwicht
hebben voor't gezag van den geleerdsten
schoolmeester, want, waar 't zijn vak gold
was hij de eigenzinnigste aller kruiers en
zelfs zou hij niet eens toegegeven hebben
dat spellen niet zijn vak was, want dit op
schrift op zijn bordje was zooveel als zijn
naam, en wie behoefde zich met zijn naam
te bemoeien
Dat deed ook niemand. Men kende hem
slechts als Hein en dat was voor ieder
genoeg. Indien er in zijne buurt gesproken
werd van Hein, dan bedoelde men hem
en indien hij dezen naam plaatste onder een
kwitantie, wat een zeldzaamdheid was,dan was
die handteekening even secuur als die van
den president der Nederlandsche bank.
Niemand vroeg hem echter kwitantie, of
't moest een nieuweling in de buurt zijn,
die nog van de algemeene opinie was, dat
men niemand vertrouwen moest. Hein werd
in den regel knorrig indien hij cokes thuis
bracht en een kwitantie voor 't bedrag
moest overleggen, 't Was dan ook een heele
toer voor hem zijn naam te zetten hij droeg
liever een zak met 40 KG. cokes naar de
vierde verdieping.
Eerlijk als goud zegt niet genoeg voor
Hein's grootste deugd. Zuiver goud wordt
niet gebezigd, doch Hein wordt vooral be
mind om zijn volstrekte eerlijkheid. Men
vertelt daarvan de treffendste voorbeelden.
Men geeft hem geld in handen om te be
talen, geldswaardige papieren om te laten
wisselen, allerlei zaken te bezorgen van
waarde en nimmer is een klacht gehoord
van zorgeloosheid of oneerlijkheid.
Hein is van morgen te vijf uren opge
staan en wel met zijn linkerbeen 't eerst.
Den vorigen avond was de meid van den
heer op den hoek gekomen //compliment
van mijnheer en of uwes om 5 uur wilt
porren." //Porren," bromde Hein, //dat is
mijn vak niet, dan moet je wezen bij Eef
de porster, maar niet bij mijn. Begrijp eens
an, ik zal gaan porren. Dank je wel
z/Och toe, Hein, doe 't maar, dan kan ik
met mijn Kloris nog een grachtje om,"
smeekte 't snoeperige Betje. Daarvoor be
zweek Hein. Hij was ook jong geweest en
kon wel velen dat de zon in 't water scheen.
Zijn oudje stond er bij en knikte hem goed
keurend toe. Ze hield veel van Bet, mis
schien wel omdat ze zich den tijd herin
nerde, toen zij zoo gaarne met Hein gracht
jes om wandelde. Toen was hij zeeman en
slechts zelden thuis, doch als hij binnen
was, dan hield men haar met geen touwen
in buis. Na 't trouwen heeft Hein slechts
nog eene reis gemaakt. Toen hij van deze
10)
LEOPOLD VON SACHER MASOCH.
Dragomira dineerde dien middag niet Bedroszeff in
een der eerste hotelszij achtte het in haar voordeel,
zich in zijn gezelschap te vertoonen. Na het diner
bestelde hij een rijtuig en daarmee reden ze samen
door de stad. Toen de duisternis begon te vallen,
was Dragomira reeds weder tehuis en verbeidde Ze-
sin, die niet lang op zich liet wachten. Cirilla speelde
de rol van tante en nam, nadat Zesin aan haar was
voorgesteld, de honneurs van de theetafel waar. De
theeketel liet zijn eentonig gezang hoorende jonge
lieden zaten keuvelend bij den haard. Dragomira was vol
ongedwongen vroolijkheid, zooals nooit te voren. Ze-
sin maakte daarover eene opmerking.
»Dat is uitsluitend uw werk,« zeide zij, «zoodra
gij verstandig zijt, gevoel ik mij veilig en dan komt
de vroolijke stemming van zelf.
«Gij noemt het dus onverstandig, u te beminnen.
«Ja en erger dan dat.a
«Gevaarlijk dan?«
Zij knikte bevestigend. «Ik kan u niet alles ver
klaren, maar mijne liefde zou u geen geluk aan
brengen, ten minste niet in den zin, zooals gij dat
bedoelt.
«Dus gij wilt uw leven slijten als Vestaalsche
maagd?»
Dragomira glimlachte droevig. «Ik heb afstand ge
daan van alles, waarnaar een meisjeshart pleegt te
smachten en ik geloof dat ik daar wel aan gedaan
heb. De wereld is in mijn oog een tranendal, het
leven eene martelende wandeling er door heen, de
natuur eene groote boeleerster, die onze ziel tot zich
lokt, om haar in het verderf te storten. De daemon,
die in het paradijs eenmaal in de gedaante eener
slang de eerste menschen ten val bracht, zingt zijn
sirenenlied ook nu nog, hier en overal. In het lis
pelende loof der groene bosschen, in het gemurmel
der zilveren golfjes, in het vleiende gekoos van den
zefir en in het welluidend gegorgei van den nachte
gaal klinkt zijne stem. Maar hij woont ook in onsen
regeert ons, zonder dat wij het wetenhij tracht in
menschelijke gedaante ons te overreden, ons door ko
zende vrouwenlippen te bedwelmen, ons te verleiden
door den blik van een trouw vriend, den engelenlach
van onschuldige kinderoogen. Overal liggen strikken
en zijn wij van struikelblokken omgevenja, wij ver
moeden ternauwernood, waar de zonde een aanvang
neemt.»
«En daarom gelooft gij dat het beter is, afstand
te doen van alles, wat het leven aantrekkelijkheid
verleent?»
»Ja.«
«Dat is wel treurig
«Ik gevoel er mij kalm en tevreden onder. En
daarom wil ik u liefhebben, als gij mijn vriend, mijn
broeder wilt zijn, maar nooit zal ik een' man toebe-
hooren, om mij door htm mede te laten slepen in
den maalstroom der zondige wereld.»
Op dit oogenblik ging de bel van de voordeur
over; kort daarop werd er zacht aan de kamerdeur
geklopt. Cirilla stond op en begaf zich buiten het
vertrek. In den gang werd zij opgewacht door eene
vrouw in een' grijzen omslagdoek. Bij het bleeke licht
binnenkwam werd hij regelrecht naar 't
gasthuis gebracht. Hij was gevallen en had
'm, naar de Amsterdamsche manier van
uitdrukking, leelijk aan 't been bezeerd.
Hein beterde langzaam, doch werd nooit
meer de oudezijn linkersteunsel bleef
trekken en hij moest het varen opgeven.
Voor ƒ200 kocht hij een kruiersstandje,
tevens mangelzaak. Letsel had hij niet van
zijn stroef been, al kon hij niet laten zijn
1 p te verwenschen, doch sinds
zijn nieuwe betrekking winstgevend werd
en zijn oudje hem vriendelijk smeekte dat
smalen op zijn stijf been te laten, heeft hij
zich bij 't geval neergelegd.
Hein heeft zich ingestopt en staat voor
de deur van mijnheer Van Vlerken. Hij
luidt alsof de woning in brand staat. Niets
beweegt zich. Een minuut later 't zelfde
gelui, maar dubbel zoolang. //Jahoort
hij van binnen schreeuwen. //Jawel, die
kunsten ken ik," bromt Hein, //dan roepen
ze ja, om je weg te jagen en kruipen weer
onder de dekenshallo, man, je mot er
uitHein grijpt ten derden male de schel
en doet deze tjingelen dat alle bovenbewo
ners van schrik opvliegen. Eindelijk hoort
hij voetstappen naderen de deur wordt
driftig geopend//beroerde kerel, is dat
aangaan //Jawel," zegt Hein gemoedelijk,
z/daar weten we alles van, u is er uit,
meneer, dat is 't voornaamste, 't Is 5 uur,
over een uur gaat de trein. Morgen me
neer
Hein wordt opgewacht met een bakje
koffie. Zijn oudje stopt kousen. Als zijn
bakje leeg is vraagt hij//wel, ouwe, wat
hebben we vandaag De vrouw neemt
een leitje en leest uit eenige teekens, die
zij alleen verstaat 7 uur, het hondje van
de juffrouw driehoog naar den scheer
der brengen tusschen 7 en 8 twee kof
fers naar 't station kruienhalf negen
van de lamp, die aan den wand hing, werd een vol,
zond gelaat met niettemin scherp geteekende trekken
richtbaar, waarin een paar donkere oogen fonkelden,
die den vollen toovergloed van het morgenland weer
kaatsten. De twee vrouwen fluisterden eenige oogen-
blikken met elkander; daarop verwijderde de vreem
delinge zich en Cirilla keerde in de kamer terug.
Toen Zesin kort daarna even opstond om zijne si
gaar aan de lamp aan te steken, trok de oude het
meisje in een' hoek van het vertrek en fluisterde
haar in het oor: «Daar was de jodin, de waardin
uit de «Roode Kroeg.»
«Wat had zij?»
«Zij heeft eene vangst gedaan.» En, voegde zij er
geheimzinnig bij, «nu wilde zij weten, of zij op u
rekenen kan.»
«Waarom doet zij het zelf niet?»
«De moed ontbreekt haar.»
Dan zal ik het op mij nemen.
«God zal het u loonen, mejonkvrouw.»
«En wanneer heeft zij mij noodig?»
«Zij zal ons bericht sturen als het tijd is.»
Anitta.
Terwijl Zesin tot nog toe uitsluitend aan Drago
mira gedacht had, viel het hem thans opeens in dat
hij van zijne moeder de opdracht ontvangen had, een
brief van haar te bezorgen bij Mevrouw Oginski te
Kiew, eene van de vriendinnen harer jong I. Eene
liefde, die afgewezen wordt uit beweegredenen als
welke Dragomira hadden geleid, heeft om onwankel
baar te blijven, vaster en dieper grondslagen noodig
je gewone reis met de kinderen van Adams
naar schooltusschen 9 en 10 aankomen
bij Mevrouw Doorn of je naar den Schouw
burg moet om kaartjes te halen voor van
avond. Voor 12, denk er om, moet je met
twee helpers bij de wed. van Vogel zijn
om te verhuizen. Dan zal ik de kinderen
wel uit school halen en weer wegbrengen.
En van avond 9 uur moet je de oude juf
frouw van de krans halen en thuis be
zorgen.
z/Mooi" zegt Hein, //dat is heel wat
voor 't mes. Als ze nu maar niet komen
met onvoorziene karwijtjes, anders raakt
mijn heele dag in de war. Als ik goed
schiks van dien verhuisboel kon afkomen,
deed ik het, want dat trappen klimmen
wordt me lastig. Ik kan loopen als de beste,
maar met mijn 1 p //Foei Hein
begin je nu op je ouwen dag weer te
vloeken Nog een paar jaar geduld, vader,
dan hebben we onze schaapjes op 't droge
en kun je 't harde werk aan anderen over
laten."
z/Zeg oudje, daarover moet je zwijgen,
want ik ben altijd bang dat ze me te pakken
krijgen vóór het zoover iseen ongeluk zit
in een klein hoekje."
Hein neemt een greep in zijn tabakdoos,
gaat welgemoed smakkend de deur uit en
brengt het hondje aan een koord bij den
barbier. Hij doet verder zijn taak voor dien
morgen geheel af en landt op het middag
uur bij voormelde weduwe aan. Doch
daar
's Middags houdt onder een toeloop van
menschen een zestal mannen voor Heins
deur stil. Zijn vrouw stormt de trap van
den kelder op en valt met een gil tusschen
hen in. De politie uit 't naaste bureel komt
met een brancard, en deze, zoovele malen
door Hein gereden, draagt ook hem thans
naar het gasthuis.
dan die, waarop zijne genegenheid steunde. Zijne ge
dachten namen dan ook weldra eene geheel andere
richting. Vroeger geknoopte banden en de eischcn
van het gezellige leven deden hunne rechten weder
gelden en zoo wandelde hij op een der volgende da
gen naar het kleine in Oud-Kiew gelegen paleis, dat
de Oginski's bewoonden. De familie Oginski behoorde
tot de oudste en aanzienlijkste adelijke geslachten uit
den omtrekrijk, beschaafd en ontwikkeld, beminne
lijk in den omgang: eene familie zonder smet of blaam.
Zesin gaf den lakei zijn kaartje over en werd da
delijk in eene prachtige zaal gelaten, welke met oude
schilderijen, gobelins en wapens versierd was. Hier
kwam ile lieer Oginski hein tegemoet. Hij was een
slank man van middelbare grootte, die tegen de vijf
tig jaren moest tellen. Zijn geheele voorkomen droeg
onmiskenbaar het edele type van een Poolschen mag
naat; hij was donker van tint, levendig en spraak
zaam.
Nadat de beide heeren onder het genot van eene
sigaar eenige oogenblikken hadden zitten praten,
voegde ook Mevrouw Oginski zich bij hen. Zij was
eene kleine, zeer gezette vrouw van omstreeks veer
tig j; ren, die onophoudelijk zuchtte en steunde, hetzij
over het zedebederf der moderne wereld, hetzij over
het lastige van hare gevulde vormen, welke aan die
van Rubens' figuren deed denken. Zesin overhandigde
haar den brief, dien zij met eenige ontroering las.
Zij deed hem daarop verscheidene vragen betreffende
zjne moeder en hem zeiven.
«Het treft alleraardigst dat gij ons juist nu een
be oek komt brengen,» zeide Mevrouw Oginski kort
daarop. «Onze dochter, Anitta, is pas van het pension
to Warschau tehuis gekomen. Ik hoop dat gij goede
vrienden met elkander zult worden, gelijk eens uwe
NIEUWSBLAD
Het Land van Hensden en Aliena,
LANGSTRAAT EN DE BOHMELERWAARD
DOOR
Verwante zielen, knoopt het oogenblik
Van 't eerst' aanschouwen saam inet diamanten banden.
Shakespeare.