No. 447.
Woensdag 20 Januari.
1886.
Wij zijn verwend.
FEUILLETON.
de dweepers.
Uitgever: L. J. VEERMAN Honsdcn.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
zoo ver gebracht heeft, dat zij eene spoor
baan rijk is, dan moppert hij over het
schokken van den wagen, en zou minstens
een landauer willen hebben en do gemoede
lijke reiziger, die niet gaarne met hem in
een woordenwisseling wil treden, en die in
den grond van zijn hart blij is, dat hij op
zoo'n gemakkelijke wijze thuis komt, praat
trouw met hem mee en moet ook bekennen
„dat het erg is."
En toch, hoe kort is het maar geleden,
dat het stoompaard voor de eerste maal de
afstanden in Europa korter maakte. België
heeft pas het vijftig-jarig bestaan van den
spoortrein gevierd Duitschland vierde het
op 7 December en wij moeten nog wachten
tot 1.889 als wij hetzelfde feest willen vieren.
Betrekkelijk kort is het nog maar geleden,
dat eene reis in den winter van den Bosch
naar Utrecht een twaalftal uren vereischte,
en nu zucht en steunt men, als men een
zoogenoemde Bummeltrein heeft, die ons
iets langzamer doet voortgaan, dan een ge
wone trein. Ging men er die jaren ge
leden groot op, dat men eene diligence
had, nu is eene diligence een teeken van
achterlijkheid en men schaamt er zich bijna
voor te bekennen, dat men op eene plaats
woont, die slechts te bereiken valt door
middel van „Van Gend en Loos."
Eene andere zaak, die trouwens met het
reizen in verband staat, waarover wij nog
al eens uit ons humeur zijn, is de post.
Onze oude medeburgers herinneren zich nog
wel den tijd, dat een vrouwtje met een
mandje aan den arm de brieven en de kran
ten bezorgde. Als zij om negen uur begon
en zij was om twaalf uur klaar, dan had
zij zich al zeer verdienstelijk gemaakt en
zich zelf te goed gedaan, want hier en daar
werd nog al eens halt gemaakt om een kop
koffie te gebruiken of een snuifje te nemen
of een praat je te maken over Piet of Klaas,
Advertentiën 16 regels 00 ct. Elke regel meer 10 et. Groofjsletters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 0 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Binnenlandsche A D V E R T E N T IE N
waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven
worden slechts tweemaal in rekening ge.hrac ït. Bij
toezending gelieve men vooral duidelijk den naam
van den Uitgever op het adres te stellen.
Men zegt wel eens van iemand, die het
zeer goed heeft, dat hem de broodkruimels
steken. Wat de uitdrukking beteekent, is
vrij algemeen bekend. Wanneer al onze
wenschen voorkomen worden, wanneer aan
al onze begeerten oogenblikkelijk wordt vol
daan, dan zijn wij licht geneigd om alles,
ook het bijna onmogelijke te eischen, en
wanneer dan onze wenschen schipbreuk
lijden, dan achten wij onszei ven al spoedig
zeer ongelukkig en voor het weinige dat
wij moeten missen of dat niet bepaald naar
onzen zin is, zien wij het vele goede, dat
wij genieten, of dat wij voor het grijpen
hebben over het hoofd, om ons te beklagen
over het ontbrekende.
Zoo hooren wij in onze dagen veel klagen
over zaken, waarover onze voorgangers zicli
niet bekommerd zouden hebben. Om
een enkel paar voorbeelden te noemen,
daar hebben wij het reizen. Wij zijn gewoon
om ons met buitengewone snelheid van den
eenen hoek van het land naar den anderen
te kunnen verplaatsen reizen, die vroeger
dagen in beslag namen, worden nu in even
veel uren afgelegd. Maar juist, omdat wij
zooveel gemak daarvan hebben, zijn wij
veeleischend gewordende heethoofdige
reiziger wordt door eene minuut vertragens
van den spoortrein woedend en wil den
stationschef bijna te lijf. Komt hij uit den
trein en moet hij verder reizen met eene
diligence bijv. dan scheldt hij op de achter
lijkheid van de landstreek, die het nog niet
die haast alle weken een brief kreeg, en
de krant werd door een nieuwsgierige ook
al eens ingezien. Nu zijn wij ongedurig
als de post vijf minuten over den tijd aan
komt, als de snelle boden worden opge
houden door een bekende of een belang
stellende en wij zoodoende onze corres
pondentie wel eens een kwartier later
ontvangen dan gewoonlijk, ook op dat punt
zijn wij verwend en erg ook.
Een derde punt, waaromtrent wij erg
verwend zijn, is het licht.
Niet; heel erg lang geleden, hebben wij in
dit blad eens een klein overzicht gegeven
van de vorderingen die het licht in de laat
ste dertig jaren gemaakt heeft. Elke vijftiger
weet het, hoe wij ons vroeger moesten be
helpen met een eindje vetkaars, die telkens
gesnoten en een walmende olielamp, die tel
kens uitgehaald moest worden. Bij zoo'n
licht zat dan een heel huisgezin den arbeid
te verrichten en men klaagde niet, want
men was niets beters gewend. Maar kom
daar nu eens om. De walmende olielamp,
die allerlei onwelriekende geuren van zich
afgaf, sleept hoogstens nog een treurig be
staan voort als keukenlamp. Zij werd ver
vangen door warskaars, compositiekaars, Ar-
gundlamp, moderateur, petroleum, gas, elec-
trisch licht. Het electrisch licht is nog slechts
voor weinig uitverkorenen verkrijgbaar, maar
gas vindt men in elke kleine stad, of groot
dorp. En zijn wij nu tevreden? Het mocht
wat. Laat de gas maar eens wat ongestadig
branden, laat zij maar eens wat onaange
naam rieken, dadelijk volgen er klachten
en hoewel wij ons verheugen in een over
vloed van licht, waarvan onze grootvaders
zich geen denkbeeld konden vormen, toch
morren en brommen wij dagelijks omdat
het nog niet beter is. Ook op dat punt zijn
wij verwend en het ligt in de menschelijke
natuur altijd te klagen en altijd nog beter
te wenschen, en tevreden zijn wij maar zel
den of laten wij liever zeggennooit. Hoe
meer wij van het goede hebben, hoe meer
wij naar iets beters wenschen, kleine kinde
ren gelijk, die altijd het speelgoed mooier
vinden, dat een ander heeft.
In ééne zaak evenwel worden wij niet
verwend, en dat is namelijk in ons eten en
drinken. Hetgeen wij opgenoemd hebben en
nog wel honderdmaal zoo veel, is beter ge
worden maar dat is niet het geval met het
geen waarmede wij ons voeden. Daar be
doelen wij niet mede, dat de grondstoffen
slechter zijn geworden, of dat men het voed
sel niet zoo goed meer kan klaar maken als
vroeger, ook daarin is vooruitgang gekomen,
maar wij bedoelen, dat meer dan vroeger
ons allerlei in de maag komt onder valscho
vlag. Met andere woorden, dat het vervalschen
van levensmiddelen tot eene hoogte gestegen
is, zooals vroeger nooit Zoo dikwijls wij
lezen van d'e maaltijden in den ouden tijd,
waarbij de wijn met stroomen gedronken
wordt, dan stellen wij ons voor, hoe dat nu
wei zou gaan. Wanneer ons voorgeslacht
op partij of bruiloft was, dan liet het zich
niet onbetuigd, en het was er niet te minder
gezond of levenslustig om. Zie nu eens na
een drinkgelag, dagen naderhand zien de
feestgenooten er dikwijls nog uit, of zij ver
giftigd zijn geworden en dat is ook werkelijk
het geval. Alleen was de dosis vergif niet
sterk genoeg om hen te dooden, maar wan
neer de feesten wat dikwijls herhaald wor
den, dan blijven de gevolgen niet uit. Stoute
bierdrinkers had men vroeger, blozend en
welgedaan zagen ze er uit, laat de schei
kundige eens onderzoeken, wat de bierdrin
ker nu dikwijls in zijn maag krijgt. En met
het eten is het al net hetzelfde. Scheikunde
moeten de bakkersleerlingen kennen, zei de
heer Heldfc in de Kamer, dan kunnen zij
zelf later zien, of zij met het meel bedrogen
25) LEOPOLD VON SACHER MASOCH.
Hier wachtten de handlangers der waardin met hun
slachtoffer in het kreupelhout waarmede een der meest
uitstekende heuveltoppen begroeid was. Zij hadden
Pikturno recht op tegen een dikken den gebonden,
die afgezonderd op eene opene plek stond. Uit dor
rijs hadden zij een vuur aangelegd, waar rond heen
zij zwijgend gelegerd waren.
Toen Dragomira aankwam en van haar paard sprong,
keek Pikturno haar verbaasd aan. Zij droeg ook
thans hooge manslaarzen, maar was in een zwart
rijkleed gehuld, ter halver hoogte door een korten
pelsmantel bedekt, en had een kozakkenmuls op het
hoofd.
Zijn wij hier veilig?* vroeg zij.
Volkomen*, antwoordde Tabisch, een grijsaard
\an reusachtige gestalte.
Maar ik moet toch eerst nog eens eene poging doen,
om hem te bekeeren,zeide Dragomira. «Zet dus
posten uit, opdat wij hem de prop uit zijn' mond
kunnen nemen, zonder gevaar te loopen, dat uien
hem hooren kan als hij om hulp roept. Stel ons
door te fluiten op de hoogte of alles in orde is en
wij aan het werk kannen gaan. Dschika blijft bij mij.
De mannen verwijderden zich. Dragomira had op
een boomtronk plaats genomen en bleef alleen met
Dschika, die het vuur opstookte. Deze was eene
vrouw van middelbare groottehaar lichaamsbouw
scheen kracht aan vlugheid te paren. Haar gebruind
gelaat vertoonde ruwe gestrenge trekken en orn hare
volle lippen speelde een verachtelijke glimlach. Zij
droeg de gewone kleeding der boerinnenlompe mans
laarzen, een rooden rok, die ternauwernood tot hare
knieën reikte, eene schapenvacht, die tot mantel diende,
en een geel gebloemden doek die hare rossige haren
bedekte.
Het duurde niet lang, of van rondom weerklonken
fluitsignalen.
«Wij kunnen beginnen,* sprak Dschika met een
duivelachtigen glimlach.*
«Neem hem de prop uit den mond!* beval Dra
gomira.
«Wat beteekent dit komediespel vroeg Pikturno.
«De grap is te ver gedreven. Ik dacht in de handen
van roovers te zijn gevallen, maar thans herken ik
u; ik heb kort geleden in de «Hoode Kroeg* met
u gedronken.*
«Dat is zoo.«
«Maar wat beteekent dan de kleeding, die gij draagt
Waart gij toen vermomd, of zijt gij het thans?*
«Ik ben eene vrouw.*
«Maar wat beduidt deze akelige grap, die goed
is, om ons allen eene verkoudheid te doen op-
loopen
«Er is geen sprake van grappen,antwoordde
Dragomira, terwijl zij op hem toetrad. «Gij zijt in
handen van medelijdende menschen gevallen, die God
dienen en uwe ziel van het verderf willen redden
doar uw sterfelijk deel aan den dood over te leveren.
«Zijt gij krankzinnig
Gij zult sterven, vervolgde Dragomira, niemand
kan u meer aan onze handen ontrukken, wij honden
ons slachtoffer vast. Maar nog hebt gij de keus tus-
schen vrijwillig sterven onder boetedoening voor uwe
zonden en den dood door onze handen.
«Vrijwillig? Neen, ik heb het leven lief!* riep
Pikturno uit. «Maal mij niet aan het hoofd met
uwe vervloekte philosophic.
«Maak mij los of ik roep orn hulp
«Niemand kan u hooren.*
«Help! Help!* schreeuwde de jonkman, maar zijne
stem stierf in den duisteren nacht weg.
«Kies dus,* sprak Dragomira, hare revolver voor
den dag halend.
«Ik wil niet, ik wil niet sterven,* kermde de
ongelukkige en trachtte de touwen te verbreken, die
hem omsloten hielden.
«Biecht.
«Ik wil niet.*
«Bid.*
«Neen, neen.«
«Dan offer ik u in den naam des Vaders, des Zoons
en des Heiligen Geestes, amen!« Zij legde op hem
aan en schoot. De kogel was in zijn rechterarm
gesiagen en het bloed vloeide langzaam in de sneeuw
neder.
«Doe boete over uwe zonden; nog is het tijd.*
«Help! Help!*
Een tweede schot trof den linkerschouder. Pik
turno zakte in elkander. «Genade,* steunde hij, «er
barming!*
«Bij God is genade,* gaf Dragomira bedaard ten
antwoord en ging voort om op hem Ie schieten,
koelbloedig alsof zij op eene schijf schoot. Een derde
schot trof hem in een der dijbeenen, een vierde in
het onderlijf, het volgende in de borst.
«Maak er een eind aan,* smeekte hij, «dood mij.
«Bid dan.*
Pikturno stamelde een kort gebed, toen volgde
een licht en een knal en bewegingloos zonk zijn
j10öfd op zijne borst neder. Hij had opgehouden te
leven.
Dschika legde haar oor op zijn hart. «Hij is
dood,« mompelde zij, slak hare vmgers in den mond
en bracht een schel gefluit voort. Op het vernemen
daarvan keerden de uitgezette posten terug. Terwijl
de mannen onder den boom een graf begonnen te
delven, wierp Dragomira zich te paard en sloeg den
weg naar Kiew in.
Zij sliep den volgenden dag tot aan den middag
en zat juist voor de toilettafel beur haar te kappen,
toen de commissaris van politie, Bedcoszeff, die zich
onder geen voorwendsel wilde laten afwijzen, binnen
stormde. «Weet gij het al?* riep hij haar toe.
«Hebt gij al gehoord van de geheimzinnige gebeurte
nis, die geheel de stad in opschudding gebracht heeft
Neen.
«Een jonge edelman, Pikturno genaamd, is sedert
gisteren verdwenenvermoedelijk is hij vermoord.
Omdat hij met de waardin uit de «Roode Kroegeene
liaison had, heb ik daar huiszoeking laten doen, maar
helaas zonder gevolg.*
Natuurlijk.
«Hoe? Weet gij er meer van?*
«Heb ik u niet gezegd dat gij mij totpolitiedienares
moest aanstellen.*
«Hebt gij iets ontdekt dat ons op het spoor van
den dader brengen kan?«
«Ik kan u alleen den raad geven, waarde Be-
droszeff dot spoor niet te volgen, want er zijn bij
dit geval zeer hoog geplaatste en machtige personen
in het spel.*
«Zoo,?*
«De zaak is het gevolg van een Amerikaansch
duel.
«Met wien?«
«Volgens mijne bronnen met Graaf Soltyk. Pik-
HIEUW
liet lm
«Ju
BI LAM3STRMT H M B0MÜJIIAM1
DOOR