No. 448. Zaterdag 23 Januari. 1886. Herinnering. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. DE DWEEPERS. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder verhooging. Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. 't Was zoo'n aardige jongen. Nog maar vier jaar oud, maar een oolijke, schalksche guit. 't Was een jongen om trotsch op te wezen, hoe gevaarlijk het 'ook is, vooral voor een kind, om er trotsch op te zijn. Zijn mondje stond geen oogenblik stil. Dat snapte en ratelde den heel en dag echte kinderpraat, vader en moeder naapen en zusje uit de hoogte bejegenen. Den heelen dag zingen en spelen uit den treuren en 's avonds als vader van de fabriek kwam, moest hij er aan, moe of niet. Hij moest vertellen of voor paard spelen. En als de krullebol naar bed was en sliep als een roos, kwam bij vader of moeder niet zel den een lofzang, waarvan de grondtoon dankbaarheid was voor het heerlijk geschenk, door den hemelschen Vader hun in dat kostelijke kind gegeven. En de toekomst kwam ter sprake en vader, die er een flink werkman van wilde maken, had een zeer moeielijke taak moeder te overreden, die zich in hare groote liefde een veel schooner toekomst droomde. 'tWas een schoon kind en 'tis den ou ders te vergeven dat ze vergaten dat een mensch sterfelijk en 't leven van een kind aan een draadje hangt. Als alles goed en voor den wind gaat, vergeten we zoo licht hoe broos het menschelijk leven is. Op een avond kwam vader thuis, afge tobd van 't werken, maar vol moed krach ten garend om de speelbal van zijn lieve ling te worden. Doch geen vroolijke stem heette hem welkom en het gelaat der zwij gende moeder deed zorg lezen. Of 't lieve kind wat scheelde Ja hij was een weinig verkouden, een beetje heesch, hij heeste ook wat, maar er was geen gevaar bij. De vrouw loog en ze wist dat ze loog, haar hart klopte van angst, maar ze wilde het gevaar niet inzien, althans er niet over spreken. De kleine zat wezenloos, gekleurd met een hoogon blos en hijgende in een stoel. Iiij had een hevige koorts, doch daaraan dachten ze niet. 't Is verwonderlijk hoe weinig ouders oog hebben voor de temperatuur en hoe velen spreken van han gerigheid, lusteloosheid, kniezen enz., wan neer hun kroost soms met enne koorts van 40 graden worstelt. Neen, zo waren batig voor dien hoest, dien leelijken, stootenden blafhoest, die hun kind 't bloed naar 't hoofdje jaagde en de ademhaling belemmerde, en zo hadden een voorgevoel van iets ver schrikkelijks, iets dat ze tegenover elkaar niet noemen duifden, maar dat hun niette min dreigend aanstaarde. En de doctor werd geroepen en onder zocht den kleinen patient. Vragen behoefde 26) LEOPOLD VON SACHER MASOCH. In het net. Door Sessawin werd Dragomira onderricht van de catastrophe, die Zesins lentedroom vernietigd had hij deelde haar de geschiedenis mede als een pikant nieuwtje dat de ronde deed door de stad en merkte niet het minste van de uitwerking welke zijne mede- deelingen op het raadselachtig meisje hadden. Dit schoone wezen, dat zoo gevoelloos leek en zoo veel macht over zich zelve scheen te bezitten, verloor voor een oogenblik al hare zelfbeheersching. Eerst slaakte zij een luiden kreet, dien de galante verteller voor een uitroep van verbazing hield, hoewel er voor een' kenner al de smart, de wanhoop en de vertwij feling van eene lijdende ziel uit klonk, toen werden zelfs hare lippen doodsbleek en in het volgende oogen blik maakte deze bleekheid plaats voor een' donkeren blos. Zij sprong op en stapte gejaagd heen en weer. Vertel dan,* mompelde zij, overtel alles wat gij er van weet. Hare ouders hebben hem afgewezen en zij Zij ook En trouwt zij graaf Soltyk Hebt gij goed verstaan?* »Ja,« antwoordde Sessawin, "«jn het minst niet ver wonderd over Dragomira's gedrag. Er zijn menschen die in waarheid oogen hebben, maar niet zien.* Hij vervolgdezij heeft met hem gespeeld als de kat met de muis en de arme luitenant heeft de zaak ernstig opgenomen.* En zij neemt den graaf?* Waarom zou zij het niet doen?* Dragomira had hare gewone kalmte herkregen haar gelaat vertoonde weder de zachte tint van wel eer en haar oog stond even koel als altijd. »Wat is er toch met mij aan de hand vraagde zij zich af, terwijl zij zich op nieuw in den hoek van den divan nedervleide en Sessawin verder vertelde. »Het is, of ik de koorts heb,* dacht zij »en mijn hart klopt, alsof het bersten zal. Wat is de reden van dit alles? Dat ik Zesin beklaag? Neen, het grieft mij dat hij mij zoo spoedig vergeten kon, dat hij een ander lief heeft. Ben ik ijverzuchtig Is het jaloezie, die mij beheerscht? Bemin ik hem?* Eene siddering doorliep haar bij deze gedachte. Toen Sessawin haar verla ten had, zette zij zich aan hare schrijftafel en schreef een paar rebels aan Zesin. Hij verscheen weldra, en merkwaardiger wijze vloog zij, zoodra zij het gerinkel van zijn' degen hoorde, naar den spiegel en streek heur haar terecht. Hij klopte reeds en trad binnen zijn voorkomen was lus teloos en ontstemd. Zij trad hem tegemoet en stak hem hare beide handen toe zij was hartelijk en op gewekt gelijk nooit te voren. Weet gij wel dat gij sinds lang niet bij mij ge weest zijt zoo begon zij. Inderdaad, ik erken mij schuldig tegenover u.« Ik was eerst van plan, eens erg boos op u te zijn, maar toen gij binnen kwaamt, was alles reeds vergeten en vergeven.* Ik dank u.« Zij zette zich weer op den divan neder en bood hem eene plaats aan in een' armstoel aan hare zijde. Beide zwegen. Hij staarde droevig voor zich uit, zij bestudeerde zijn bleek, van smart gerimpeld gelaat met weemoedig medelijden. Wat scheelt er aan?* vroeg zij eindelijk, terwijl zij hare hand op zijn' schouder legde. Gij zijt niet meer zoo levenslustig als vroeger.* Zesin keek haar ernstig aan. Gij liadt gelijk,* antwoordde hij met onvaste stem, »het leven is in waarheid ellendig en het beste is, aan dit ongeluk kige kluchtspel maar zoo spoedig mogelijk een eind te maken.* Gij zijt ongetwijfeld gevoelig gekrenkt Toch niet.* Gekrenkt, bcleedigd, verraden, beken het maar. Ik weet alles. Zesin trok met een bitteren glimlach de schou ders op. Bemint gij dat meisje dan inderdaad vervolgde Dragomira »ik weet het niet, maar naar den schijn te oordeelen, is zij kleingeestig, kinderachtig en ook niet buitengewoon ontwikkeld, otn kort te gaan onbeduidend. Duid hel mij niet ten kwade, zoo ik u daarop liever niet antwoord.* Gij hebt gelijk, en het prouveert voor u, dat gij van eene vrouw, voor wie gij eenige neiging gevoelt, niets ongunstigs wilt hooren. Maar hare handelwijze tegenover u is op zich zelf reeds voldoende om haar de deskundige niet, zelfs al had hij ant woord kunnen verwachten, waartoe 't echter reeds te laat was. De adem floot het mondje uit, de oogjes puilden uit de kassen en alle besef van de buitenwereld had 't arme schaap verloren. Hij haalde de schou ders op en keek de ouders aan. 't Was voor hen een oogenblik van vreeselijke spanning. Helaas, de blik op hen geves tigd, zeide 't reeds, er was geen hoop meer, hun schat worstelde met den dood, slechts één middel bleef over en dat ééne, operatie, ze durfden er niet toe overgaan, ze hadden er zoo weinig vertrouwen op. De docter haalde nogmaals de schouders op en deed nog wat hij kon, maar 't was te laat. Eer de volgende dag aanbrak was de arme jongen dood, gestikt door verstop ping der luchtpijp. Zou dat kind geholpen zijn met een snede op de plaats der verstopping? Wie zal 't zeggen, dat kan zelfs de geneesheer niet bij voorbaat verzekeren, maar zeker is het dat de liefde voor hun kinderen vele ouders te rughouden van doortastende middelen, waar van in vele gevallen heilrijke gevolgen ge zien zijn. Kinkhoest, croup, diphteritis zijn verschrik kelijke ziekten. Ze vallen op de kinderen als roofvogels op een weerloos lam en slee pen ze ten grave. En de ouders, de ver schijnselen niet kennende, sturen dikwijls eerst dan om geneeskundige hulp, wanneer het te laat is: In 't algemeen wordt er veel te licht over het hoesten der menschen gedacht. Er wordt zooveel gehoest dat men er eigenlijk geen notitie van neemt. Nu ja, de kleine is een beetje verkouden, 't was ook zoo winderig buiten, maar men zal hem eens lekker in stoppen en dan kan hij morgen wel uit, 't heeft niet te beteekenen. En de moeder met haar kroost in de huiskamer gezeten, spaart de brandstof niet en brengt de lucht in de kamer tot een temperatuur, die allerheer lijkst schijnt wanneer buiten de storm raast en de sneeuw langs de ramen dwarrelt, doch die den mensch verlamt en hoogst vatbaar maakt voor 't kouvatten. En de grooten, die hoesten, onrustbarend hoesten dikwerf, ze gaan uit en in, van de kou in de warmte, en bezweet zijnde, weer in de kou en ze slaan er geen acht op, dat ze zoodoende den grond leggen voor een sloopende ziekte. Hoesten op zich zelf is niet gevaarlijk, integendeel het is een verlichting, daar het de openbaring is van een ziekte, die zetelt in de ademhalings-werktuigen en dient om 't daarin opgehoopte slijm, stof of wat ook, te verwijderen. De kwakzalverij heeft zich de vrees voor hevig hoesten ten nutte gemaakt en tal van middelen gefabriceerd, die gene zing heeten aan te brengen, maar niets meer doen dan wat zoet achter in de mondholte in mijn oog te veroordeelen. Zesin zweeg. Dragomira keek hem aan en reikte hem toen hare hand. »Ik begrijp u, Zesin, en ik beloof u, deze zaak met geen enkel woord meer aan te zullen roeren. Maar laat het hoofd niet hangen, ruk moedig den pijl uit de wonde, en zij zal sneller geheeld zijn dan gij gelooft en hoopt. Ik zal probceren u te troosten. Er was eens een tijd dat gij gaarne in mijne nabij heid vertoefdet. Gij maakt mij beschaamd.* Hij kuste hare hand. Laten wij weer, evenals vroeger, goede vrien den zijn.* Gij maakt mij onbeschrijfelijk gelukkig, Dragomira gij kunt niet gelooven liöe ik dezer dagen naar u verlangd heb.* Werkelijk?* Zij boog zich naar hem over, terwijl hare wangen gloeiden en hare oogen schitterden. Zou ik anders zoo spoedig gekomen zijn?* Ik geloof u, Zesin, en juist daarom wil ik u voortaan vaker bij mij zien dan tot nog toe, ja dage lijks, iederen avond. Komt gij?* Stellig, als ik mag. Gij bewijst mij eene groote weldaad, Dragomira, met eiken vriendelijken blik, met elk belangstellend woord. Ik kom mij zelf voor als een slaaf, wiens boeien men verbreekt.* Ja, ik zal u vrij maken,* riep het schoone meisje uit, «geheel vrij Zesin beschouwde haar met zekere bewondering. Als gij dat wilt,* zeide hij na eene kleine pauze, zal het u ook gelukken want gij kunt, geloof ik, alles, wat gij ernstig wilt.* Nadat Zesin vertrokken was, bleef Dragomira alleen met den storm van gedachten en aandoeningen, die haar gemoed bewoog. Zij lag als eene boetende Mag- dalena op haren divan uitgestrekt, terwijl haar hoofd in hare beide handen rustte. Zij mijmerde. Wat zij tot nog toe misschien niet geweten had, stond haar thans helder en duidelijk voor den geest en zij be kende het zich zelve kalm, maar met een gevoel van smartelijke, bittere zelfverloochening. Zij had den moed zich zelve niet te misleiden. Zij beminde Zesin. Neen, zij kou er niet meer aan twijfelen, zij had hem lief en hare liefde was geen -opflikkerende harts tocht, geen dartel spel, geen roiuantische dweperij stil en onverzettelijk had zij zich van hare ziel meester gemaakt en was eindelijk één met en onafscheidelijk van haar geworden. Iedere droppel van haar bloed, iedere zenuw, elke, zelfs de meest verborgene schuil hoek haars harten, was vervuld van die liefde, leefde door en met hem, die er het voorwerp van was. En hij dit zonderlinge meisje uitte de hartstocht zich niet in verlangen, in een teeder, smachtend haken daarnaar, neen, zij beschouwde alles als de vervulling van het noodlot dat over haar hoofd besloten was en dat sterker bleek te zijn dan zij zelf, sterker dan haar ijzeren wil, die nog door niets gebroken was. Zij beminde hem. Waarom verzette zij zich tegen die liefde Waarom had zij Zesin vroeger van zich vervreemd, toen zijn hart hem vol vreugde en hoop, overvloeiend van liefde en teederheid, naar haar heen trok Waarom Waarom greep haar ook thans we der eene siddering aan bij de gedachte hem te be minnen en door hem bemind te worden Omdat hare liefde ook voor hem noodlottig zou kunnen worden. Zij dacht aan het volksverhaal, dat de vrouw, die als bruid sterft, in het graf geen rust vindt, maar te middernacht verschijnt om den brui degom op te eischen toé den rijdans, en hem door hare kussen te dooden. Zou ook zij hem niet met hare kussen den dood moeten geven Zij gevoelde medelijden met hem. Had zij er recht toe Neen, stellig niet. Of zij geloofde de leer harer voorgangers, of zij geloofde dien niet. Indien zij geloofde d ui was het hare plicht zijne ziel te redden, zelfs wanneer hij haar onverschillig geweest ware, en hoe veel te eer niet, nu zij hem lief had. Zou dat liefde zijn, als zij zijne ziel verloren liet gaan, en zijne eeuwige gelukzaligheid in gevaar bracht ter wille van dwaze, wereldsche genietingen? En mocht zij hem liefhebben Ja, zij mochthet was haar niet verboden, een' man hart en hand te schenken. Het leven zelf is zonde, eene schuld, die alleen door marteling en on der tranen kan worden uitgedelgd, maar of die tijd in de woestijn dan wel in een' harem wordt door gebracht, het is even jammerlijk en de verschrikkelijke boete blijft eenerlei. Zij zou hem liefhebben en zich koesteren in zijne liefde, zij zou met hem voor het altaar treden, zijne vrouw worden en dan in ge meenschap met hem, God verzoenen door een offer, zoo heilig en bloedig als dat van Abraham en van Jeplila. Den volgenden morgen ontving Dragomira van Zesin een bouquet van witte camelia's en viooltjes. Zij Yer- NIEUWSBLAD IM Land lensden cis Alten DE LANSSTRAAT EN DE ROMHELEBWAARD !BS60Sa<SEfi9f6a8Ssea DOOR nik geef inijn lot than9 orer in uw' hand." Puschkin.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1