1886.
OVERBEVOLKING.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden.
DE DWEEPERS.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
vcrbooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
■c
Wanneer men zich tot een landbouwer
wendt met de vraag, waarom hij in plaats
van tien koeien, die hij op stal heeft, niet
liever een twintigtal aanschaft, zal hij u
zonder dralen verklaren dat voor de overige
tien zijn weiden en velden ontoereikend
zijn. Dit argument is even eenvoudig als
overtuigend. Slechts weinigen buiten den
boerenstand hebben begrip van de massa
plantenvoedsel, die een koe jaarlijks tot
haar onderhoud behoeft en een stadbewoner
staat bepaald verbaasd over de grootte der
vlakte, die benoodigd is om een enkelen
herkauwer in het leven te houden.
Kan dus een veeboer niet naar believen
zijn veestal vermeerderen, even verklaarbaar
is het dat ook het menschental over een
zeker afgesloten gebied eene hoogte be
reiken kan, waar boven het niet meer mo
gelijk is voor ieder lid der familie het
noodige onderhoud te verkrijgen. Die
hoogte zal des te later bereikt worden naar
mate de bevolking zich op een hoogeren
trap van beschaving bevindt.
Een volkstam van den allerlaagsten rang,
waarvan de leden zich voeden met wat de
natuur hun als voedsel voorzet, behoeft
een zeer groot gebied voor een klein men
schental. Datzelfde gebied zal echter een
veel grooter menschental kunnen onder
houden, wanneer de bewoners zich ook
niet met jacht en visscherij bezig houden.
Toch heeft ook dan nog iedere familie on
geveer een ruimte noodig van een uur in
't vierkant.
Een nog grooter getal kan het leven be
houden wanneer de trap van 't herdersleven
bereikt is, en dit stijgt het hoogst waar
akkerbouw gedreven wordt. Echter zijn
ook hier grenzen, waar boven de oogstop
brengst niet stijgen kan, en mag dus de
wasdom der bevolking evenmin zekere
grenzen te buiten gaan. Stijgt de laatste
daar boven, dan zijn de gevolgen verschrik
kelijk. Het overschot toch kan op geen
wijze in 't leven behouden wordenhonger
en ziekten sleepen het ten grave. Neemt
men zelfs het meest onwaarschijnlijk geval
dat de gezamenlijke bewoners van zeker
akkergebied besluiten hun aandeel te ver
minderen om daardoor de overigen te
redden, ook dan nog is geen voortdurende
verbetering te verwachten, daar de armoede
in dit geval haar gevolgen in wijder kring
zal doen gevoelen en de nakomelingen
zooveel grooter in getal zullen zijn, waar
door het menschelijke //te veel" ten slotte
stijgt.
Het woord //overschot", op menschen
toegepast, is een zeer harde uitdrukking.
43) LEOPOLD VON SACIIER MASOCH.
Menschenjacht.
Na verscheidene malen vruchteloos getracht te
hebben haar te spreken, zond Zesin een brief vol
verwijten aan Dragomira. Zij beantwoordde dien in
spottende bewoordingen en verzocht hem des namid
dags te harent. Toen hij in het schemeruur binnen
trad, scheen zij hem schooner en verleidelijker toe
dan ooit. Met een' vroolijken lach op de lippen trad
zij hem tegemoet.
Zijt gij vveór eens jaloersch, mijn waarde?" wa
ren hare eerste woorden. Vluchtig en met zekere
hoogheid sprak zij ze Hit.
Gij schijnt er pleizier in te hebben mij te kwel
len,antwoordde Zesin.
Neen, zeg dat niet,hernam zij, gij hebt vol
strekt geen recht om mij te beschuldigen. Ik heb u
•openhartig gezegd wat gij van mij verwachten kunt
•en wat niet. Ik heb u toenmaals op den terugweg
van Myschkow eerlijk mijne hand geschonken, vrij
willig en voor immer, maar onder zekere voorwaar
den. En die zijt gij niet nagekomen, omdat gij mij
niet volkomen vertrouwt
Dat moet gij niet zeggen,» riep Zesin uit, terwijl
hij haar hartstochtelijk aan zijne borst knelde, »maar
ik heb u zoo lief en daarom.
Liefde wantrouwt niet,» antwoordde zij, »maar
gij maakt u zelf en mij het leven onaangenaam door
hersenschimmen.
Uw omgang met Sollyk.
Is noodzakelijk. Ik heb een ernstig en heilig doel
met hem voor oogen.»
Altijd dezelfde motieven, dezelfde uitvluchten.»
Een bewijs dat ik consequent ben.«
Ziet gij dan niet, hoe het mij grielt
Is dat mijne schuld? Heb ik u beloflcn gedaan,
die ik niet nakom? Heb ik u niet vooruit gezegd
Jat het zoo gaan zou?»
Gij hebt gelijk, ik ben een dwaas! Vergeef het
ipij,» sprak Zesin, knielde voor haar neder en kuste
hare handen.
Zij glimlachte en hij was weder gelukkig. Maar
het was niet van 'angen duur, want Bedroszeff kwam
en wierp hem door zijn spotziek lachje weêr uit den
bovensten hemel op de aarde neder.
»Ik stoor u toch niet?» vroeg hij, Dragomira met
zijne oogen een' wenk gevend »het heeft er wel
eenigszins den schijn van. Het spijt mij zeer, maar
ik moet u een oogenblik over een zaak van gewicht
spreken mejuffrouw, een paar woordjes slechts.
«Laat mij even met hem alleen,» fluisterde Drago
mira Zesin toe. Hij is een oud vriend van mijne fa
milie en heeft stellig eene boodschap voor mij.
Zesin vertrok, maar slecht geluimd en met eene
verwensching tegen den comrmssaris op de lippen.
Dragomira nam plaats in een' hock van de sofa
en Bedroszeff zette zich tegenover haar in den leun
stoel neder. Zij was zoo slim geweest, in de schaduw
plaats te nemen, terwijl op zijn gelaat het volle licht
viel. Zij kon zoodoende de uitdrukking zijner trekken
waarnemen, zonder dat zijn scherpe blik op de hare
kon lezen, wat er in hare ziel omging.
«Hebt gij Pikturno gekend?» zoo begon hij op
onverschilligen toon. »Ik meen dat ik u wel eens
over hem heb lioorcn spreken.»
«Ja, ik heb hem een- of tweemaal ontmoet.»
«Gij hebt mij ook verteld dat hij het slachtoffer
van een Amerikaansch duel gewoiden was.»
«Dat ineen ik ook.
Zijne tegenpartij was graaf Soltyk.»
«Dat vermoedde ik ten minste.»
«Ik kan u thans met de meeste zekerheid zeggen
dat gij u vergist hebt,» hernam Bedroszeff haastig,
ten einde haar in verwarring te brengen. «Pikturno
is vermoord.»
«Werkelijk? Hoe jammer! En zijn de daders reeds
ontdekt?»
«Ik ben hen op het spoor.»
«Dat was weL te verwachten. En wat voor be
weegredenen waren er bij in het spel? Is hij door
roovers uitgeschud?»
«Daarover mag ik mij nog niet uitlaten.»
«Waarom niet? Ik zal het niet verklikken,» her
nam Dragomira» schocf dichter naast hem en nam
een zijner handen in de hare. »Ik vind het lang
niet aardig van u, mij eerst nieuwgierig te maken
om daarna dc deur voor mijn neus dicht te doen.»
«Er is hier in Kiew een berucht huis,» zeide
Het klinkt afschuwelijk en onraenschelijk
en boezemt een zacht gemoed afschuw in
voor hen, die 't bezigen. Menigeen is van
meening dat de waarheid, er kunnen te veel
menschen geboren worden, in strijd is met
de wijsheid des Scheppers. Een IJslandsch
spreekwoord zegt//waar veel rendieren
kalveren, daar woekert het mos" en zoo is
men geneigd te gelooven dat ook in de
menschenwereld het eten vermenigvuldigt
in dezelfde mate als 't getal eters.'t Spreek
woord zou beter luiden //waar veel mos
groeit, daar kunnen rendieren kalveren,
zonder gevaar te loopen van honger te
sterven." De valsche opvatting heeft zijn
grond daarin dat de redenen, waardoor de
vrees voor overbevolking gerechtvaardigd
wordt, niet genoeg bekend zijn.
Het is een waarheid dat onder gunstige
omstandigheden het menschengeslacht zich
in 25 jaren verdubbelt, doch dit is nog
geenszins de kortste tijdruimte, binnen welke
eene verdubbeling der bevolking plaats
vinden kan. Toen de bewoners van het ei
land Pitcairn in Juni 1856 naar het eiland
Norfolk werden overgebracht, maakten ze
60 gehuwde paren en 134 kinderen uit.
Deze 194 personen vermeerderden zich
binnen 12 jaren tot 300, alzoo een toene
ming, die buitengewoon mag genoemd
worden.
In het rijk der dieren is echter de mate
Bedroszeff, «waarin allerlei gespuis verkeert, de zoo
genaamde «Boode Kroeg.»
Dragomira begon te lachen.
«Waarom lacht gij?»
«Ik dacht dat daar... dat verliefde paartjes daar
rendez-voas hieldenmeisjes, die tegen den wil ha-
rer ouders eene amourette aauknoopen, vrouwen
die.
«Ook dit is mij bekend, maar de herbergierster,
eene gewikste vrouw, staat onder verdenking van smok
kelarij. Zij en hare handlangers slaan met een
dievenbende in gemeenschap, die ook tot straalrooverij
en moord in staat is.»
«lleusch? Ik ben blij dat gij het mij zegt!»
«Hoe zoo?» vroeg Bedroszeff en keek haar van
ter zijde oplettend aan. «Gij hebt toch zeker nog
nooit een' voet over den drempel van dat moordhol
gezet
Dragomira begon weder te lachen.
«Dus toch wel?»
«Ja, ik wil het u bekennen, maar alleen onder de
stipste geheimhouding,» gaf zij ten antwoord, «ik
ben er dikwijls geweest. Mijne tante is erg kwaad
denkend en bewaakt mij als een Cerberus. Gij be
grijpt mij zeker
«Volkomen. Gij hebt Zesin daar gesproken?»
«Dat zeg ik niet.»
«O, ik weet meer dan gij wel denkt.»
«Wat bij voorbeeld?»
«Dat. gij des nachts dikwijls in mansgewaad door
de straten marcheert.»
Weder lachte zij dat het schaterde.
Nu begrijp ik best dat dieven en moorJenaars
ongestraft blijven, als de politie ten minste niets beters
te doen heeft dan verliefde meisjes na te loopen.
Het is eene kostelijke grap.» Zij barstte weder in
een' schaterlach uit en was nog niet tot kalmte ge
komen toen Henryka binnentrad en haar om den hals
vloog.
«Ik heb toch wel gelijk gehad,» dacht de com
missaris, «de geheele zaak is zoo onschuldig mogelijk,
en Glinsky, die slimmer wil zijn dan ik, ziet een-,
voudig mannetjes in de maan.»
«Wat is er toch?» vroeg Henryka, gij zijt zoo
buitengewoon vroolijk.»
«Mijnheer Bedroszeff heeft mij zooeven eene kluchtige
geschiedenis verhaald,» gaf Dragomira ten antwoord,
maar laten wij tot ons onderwerp terugkeoren.
der vermenigvuldiging nog veel sterker. Zoo
kan b.v. een steur elk jaar aan 3 mill., een
kabeljauw aati 4 millioen schepselen 't leven
schenken en dalen we lager af tot de wormen,
daar vinden we een voortteelingskracht die
aan 't fabelachtige grenst. Al deze en der
gelijke organische wezens vermeerderen zich
in zoo'n ongehoorde menigte, dat noodwen
dig negen tiende deel daarvan te gronde
moet gaan, zal voor hoogere dieren en de
mensch ruimte van beweging overblijven.
De natuur produceert aldus een enorm
//overschot" van leven, dat bestemd is onder
te gaan.
Daar, waar van de zijde der ouders zorg
gedragen wordt voor het kinderlijk orga
nisme, daar is de productie tot een beschei
den maat te:ug gebracht, zoodat alzoo bij
den menseh van een overschot,- dat van te
voren reeds tot den ondergang gedoemd is,
niet wel sprake kan zijn.
Toch worden in alle beschaafde landen
steeds meer menschen geboren dan toe
reikend gevoed kunnen worden en voor
volkrijke staten is het onwaar dat do beide
banden, welke met iederen nieuwen mond
geboren worden, steeds het gevorderde voed
sel voor den laatste voorhanden hebben.
Ware de aarde een oneindig groote vlakte
van overigens gelijke vorming als ze in de
werkelijkheid is, zoo kon de vermeerdering
van het menschenras ongestoord haar gang
«Ik ver/.oek u wel te bedenken dut mijne mede-
deelingen van vertrouwelijken aard waren.»
Die kleine deugniet hier,» antwoordde Dragomira,
terwijl zij Henryka liefkozend over heur haar streek,
«behoeft er dan ook niets van te weten, maar mij
interesseert het geval allerbizonderst. Het ambt en de
werkkring der politie zijn in mijn oog de meest vol
maakte soort van sport, eene jacht op menschen.
Daar ik eene hartstochtelijke liefhebster van jagen
beri, zult gij mijne belangstelling kunnen verklaren.
Ik ken geen grooter genot dan te paard en van
windhonden vergezeld, door de steppe te rijden, om
hazen en vossen te jagen. Hoe heerlijk echter moet
het zijn jacht te maken op menschen, hen als wild
op te sporen, te vervolgen en in de engte te drijven.
Laat mij doelen in het daeinonische vermaak dat
zulk eene jacht u moet schenken.»
«Gij beschouwt de zaak verkeerd,» sprak Bedros
zeff, «het is dikwijls eene zware en treurige plicht.
«Voor u misschien,» hervatte Dragomira, «maar
toor mij zou het, een genot wezen en daarom smeek
ik u in vollen ernst, maak mij polilie-agenle. Gdoof
mij, beide partijen zouden er bij winnen, want geen
man kan koelbloediger, hardnekkiger en sluwer we
zen dan ik.»
«Afgesproken dus,» zeide Dragomira en stak hem
hare hand toe.
«Afgesproken,» antwoordde de commissaris, toe-
•luande, »een aardig denkbeeld inderdaad!»
«Maar ik meen het in vollen ernst!»
«Neem mij ook in uwe dienst,» vleide Henryka,
ik stel er mij heel wat genot van voor.»
»U ook?» hernam Bedroszeff lachend, «straks krijg
k, na een zoo schitterend debuut, nog al de schoone
dames uit Kiew als sollicitanten.»
«Welk een onzin,» zeide hij in zichzelf, terwijl
hij de trap afdaalde, «dit onschuldige schepseltje zulk
eme klad aan te wrijven. Pikturno is misschien haar
aanbidder geweest en zoo kan zij de onschuldige oor
zaak van zijn' dood geweest zijn, maar al het overige
is groote gekheid.
Middelerwijl stond Dragomira bleek en zwijgend
am het venster en luisterde, met Henryka's hand in
dc hare geklemd, naar het wegstervende gedruiscb
/.iji er voetstappen. Toen de deur achter hem in het
Het Lm
DE
DOOK
Gevangen zijt gij thans in eigen strik."
A. Oehlenschiügeb.
«E ne piditie-beambte, door de natuur met zooveel
b k 'orlijkheid begaafd, zou zeker onbetaalbaar zijn,»
riep Bedroszeff lachend.