No. 498. Zaterdag 17 Juli. 1886. TT IN DE MODE. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. Buigen of bersten. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Het behoort tegenwoordig tot den goeden toon de kamer met cuivre poli op te sieren. Lampen, komfoortjes, pendules, lucifers standaards, portret- en spiegellijsten, presen teerbladen en nog vele andere voorwerpen van luxe we zagen dezer dagen zelfs een kolossalen open haard in cuivre poli worden in dit metaal verkocht en vinden gereede koopers, daar 't nu eenmaal in de mode is, althans iets antieks in huis te hebben. Cuivre poli, dat thans de eer geniet in de bijzondere bescherming te staan van het vrouwelijk geslacht en zeker nog jaren lang een schootkindje blijven zal, is een soort van messing of geelkoper, gelijk de naam aanduidtgepolijst koper. Geelkoper^ is een mengsel van koper en zink. De kleur kan, naarmate men van 't eene metaal meer of minder dan van 't andere neemt, variëeren tusschenl de wit heid van zink en donker goudgeeler is zelfs een soort, dat naar groen zweemt. Het gewone geelkoper bevat 30 pet. zink. Dit mengsel is zeer geschikt tot polijsten, vrij wat meer dan koper, terwijl het ook harder is, niet zoo licht roest, een lager smeltpunt heeft en in gesmolten toestand meer vloeibaar is, zonder bij afkoeling gelijk koper blazen te maken. Het is daarom zeer geschikt voor gegoten voorwerpen. Een kleine toevoeging van lood vergemakkelijkt de bearbeiding. Ten gerieve van graveurs doet men er ook wat tin bij. Het z.g. echte brons is een mengsel van koper en tin. Tegenwoordig echter wordt 't meeste brons vervaardigd uit koper en een mengsel, waarin geen tin voorkomt, maar zink het hoofdbestanddeel is. Slechts kanonnen, klokken en munten, worden nog uit echt brons zonder zink gegoten. Nu staat cuivre poli tusschen geel koper en brons in. Het is een sedert lang bekend, door de mode als nieuw aan de markt gebracht metaal. Voor kunstvoorwerpen heeft men reeds langen tijd mengels genomen, die meer ver wantschap hebben met messing dan met brons. Kleine huissieraden blijven in den regel tinvrij, ofschoon men de stof brons noemt, zoodat thans brons de naam is voor mengsels die door hun hoog kopergehalte lang weerstand bieden aan den invloed der lucht. Vooral bij 't gieten en ciseleeren is de afwezigheid van tin een voordeel. Een eigenschap van 't brons is, dat de tint niet duurzaam isze slaat in de lucht aan. De oppervlakte wordt donkerder en overtogen met een groenachtig waas. Zoo worden bronzen standbeelden met een ge lijkmatig glanzend groen bedekt. Dit groen, hetwelk niets anders is dan oxyde of roest, heeft men nagemaakt en thans is het bronzen van metalen een winstgevend beroep. Tien jaren geleden kwamen voor 't eerst uit Antwerpen schotels, borden, schilden, bladen met ornamenten uit geplet messing- blik aan de markt, namaaksels van oud, met de hand gedreven koperwerkze waren blank en gingen als wandversiersels vlug van de hand, vooral daar de prijs matig was. Tegelijk leverde ook Parijs dergelijk werk en betitelde het cuivre poli. Glansend gepolijst, in 't eerst in den natuurlijken tint van messing, werden later de holten zwart gemaakt om de verhoogde, blinkende deelen, het relief, beter te doen uitkomen. Het artikel werd spoedig zeer gezocht en vond een plaats in salon en boudoir, ook in burgerhuizen op tafel en kasten. Parijs is thans overvleugeld door Duitsch- land, waar men te Berlijn en te Stuttgart groote kunstwerkplaatsen voor cuivre poli- voorwerpen ingericht heeft, van welke de laatste de eer geniet zich hofleverancier van onzen koning te noemen. Het werk dezer inrichting is duur, door dat hier, na de gieting, alles met de hand afgewerkt wordt, 't geen in andere inrichtingen mechanisch geschiedt. Er is ook reeds nagemaakt cuivre poli, gegoten uit ijzer of zink en daarna galva nisch verkooperd. Ook hierin worden mees terwerken geleverd. Te Crefeld is eene fa briek, waar men Brittannia-metaal (nieuw zilver) bezigt, dat in koperen vormen gego ten wordt. Daarbij komt al wat in den vorm gegraveerd is, zoo scherp uit, als bij gieting in messing of zink, zelfs niet na nauwkeu rige afwerking, te bereiken is. De vormen zijn de hoofdzaak; deze worden door kun stenaars met de grootste zorg gegraveerd en kosten een schat aan tijd en geld. Daar in deze vormen ontelbare exemplaren kun nen gegoten worden, die allen volmaakt goed zijn, zoodat ze geen verdere afwerking van noode hebben, zijn de prijzen van dien aard dat dergelijke voorwerpen in eiken kring toegang vinden. De als cuivre poli te verkoopen voorwerpen vele worden in hun rein wit gewaad verzonden en verkocht worden galvanisch met een laagje mes sing overtrokken. Ook andere imitaties in brons worden verkoperd, verzilverd of vernik keld of ze worden als oud-zilver bewerkt. Oud-zilver noemt men den tint, dien echt zilver na langdurig gebruik door inwerking van de lucht of de handen aanneemt: don ker grijs in de diepe, licht in de verheven deelen. Deze tint kan kunstmatig, door in wrijving met grafiet, aangebracht worden. De ornamentatie is bij deze voorwerpen be wonderenswaardig schoon. Gewoon cuivre poli verliest als alle zui- 6) MARGARETHA VON BÜLOW. «Hoe gij het nog zoo lung met dien smerigen kerel uithoudtdat kan de molenaarsvrouw zich ook maar niet begrijpen. Ik ten minste zou liever een dienstmeisje nemen. Wronkow zweegde menschen konden denken wat zij wilden! Alleen deed het hem onaangenaam aan, dat die schoone, verstandige vrouw daar beneden in het dal zich ook al met eens anders zaken bemoeide. «Dat is waar ook, 'k had het bijna vergeten,* zei de knecht wederom, zij laat u groeten en zendt u deze worst. »Dank u. De worst had ge echter wel in den molen kunnen laten,voer Wronkow voort, «ik heb niets van haren voorraad noodig niemand heb ik om geschenken gevraagd, en ik wil ze ook niet hebben. Ik wil niet!* De molenaarsgezel zag hem uit den schuine aan. Breng dat aardige antwoord asjeblieft zelf over,« zeide hij daarna kalmdraaide zich om en had met eenige groote stappen zijn voertuig weldra ingehaald. «Dat beloof ik u,« riep Wronkow hem na, en Brinkey liep hoofdschuddend heen. «Die zal ook raar opkijken als de vrouw hem te woord staatHeb ik ooit zoo'n nijdigen kerel gezien!* Maar drie uren schoolhouden is o, zoon kalmeerend middel, en Wronkow sloeg tegen vijven in een tame lijk bedaarde stemming den weg naar den molen in. Liever ware hij niet gegaanmaar dat kon nu een maal niet anders, hij had het den knecht beloofd. Toen Wronkow den laatsten heuvel achter den rug had, en de molen daar vlak voor hem lag, bemerkte hij aan gene zijde der beek de molenaarsvrouw, die druk bezig was het ijs stuk te hakken. Hare schoon heid, maar nog meer hare kracht moest onmiddellijk ieders aandacht trekken, en Hans Wronkow bleef op de brug staan en sloeg haar opmerkzaam gade. Hij wist niet recht, of hij haar met bewondering dan wel met verbazing moest beschouwen. Thans had ze hem opgemerkt en trad zij met groote, vaste schreden op hem toe. Hoe nader ze kwam, des te meer scheen het mannelijke in haar voorkomen te verdwijnen; ja, de zachte golvende haren, die in lange, blonde vlechten eindigden, gaven haar bijna iets kinderlijks. Zij gaf hare blijdschap, hem weer te zien, zoo onbevangen te kennen, dat hij er werkelijk ver legen mee werd. Hoe kon die vrouw zich verheugen over zijne komst? En hoe kon hij op dit oogenblik zeggen, dat hij .hare gave van de hand wees en op die wijze aan al deze vreugde plotseling een eind maken? Het was weder de gedachte aan Brinkey, die hem aanspoorde. «Ik heb uwen knecht ontmoet, en hij »Nu?« Wronkow liet zijne inleiding varen, vatte hare hand en zei toen: «Wilt ge me een groot plezier doen, stuur me dan nooit iets, ik wil het niet hebben. Zij scheen zich een oogenblik gekrenkt te gevoelen. «Van mij wilt ge dus niets?* «Neen, van geen rnensch tlr wereld. Wat ik noo dig heb, wil ik zelf verdienen, en wat ik niet noodig heb, welnu, dat heb ik ook niet noodig.* Naderhand zag zij half lachend in zijne stralende oogen. «En toch handelt gij verkeerd, mijnheer Wronkow. Wanneer gij nu eens eene mooie krop salade in uw tuin had staan en wist: kijk, 'dat is iets, waar de molenaarsvrouw zoo veel van houdt waarom dien dan niet afgesneden en dan met een' groet van u naar den molen gezonden?* Hij keek naar den grond. Neen, dan liefst een wagen vol kropsla naar beneden zenden en dan daarbij denken, dat ze met ditzelfde vriendelijk lachende mondje zou uitroepen: «Kijk eens, hoe hij aan me denkt; wel, dat is toch mooi van hem!* Wat moest dat wel een genot zijn! O, 't was of de hemelmaar, waar dwaalden zijne gedachten nu heen! Hij streek met de hand over zijn voorhoofd en keek verward op zij zag hem nog altijd aan. »Nu?« «Ik zal niets meer terugzenden wat van u komt.* Het klonk van zijne lippenalsof dit besluit hem een' zsvaren strijd gekost hadde molenaarsvrouw lachte en drukte krachtig zijne hand. «Kom, laat ons nu in huis gaan, ik verlang naar eene warme kop koffiemen zou hier aan 't water koud worden.* Zij leidde hem de kamer in en liet hem alleen; hij wierp een blik in het rond er was weinig bizon- ders te zien, de vrouw scheen hier maar zelden te komen; ook het grove naaiwerk op de tafel voor het venster scheen reeds langen tijd eene ongestoorde rust te genieten. Toen de molenaarsvrouw terugkeerde, waren heur haren en kleederen wit bestoven; zij was in dien tusschentijd in den molen geweest. «Brinkey kan niet lang meer uitblijven,* zeide ze, terwijl zij de tafel dekte en drie kopjes gereed zette. «Wat mij betreft, kan hij altijd wegblijven,* dacht Wronkow. De molenaarsvrouw tuurde nog een paar malen door de ruiten en schonk daarna uit eene aarden koffiekan in. Alles zag er kraakhelder en zindelijk uit. «Zoo gaat hetzeide ze, terwijl ze gemakkelijk achterover leunde en de handen in haar schoot liet rusten «den ganschen dag is men op de been, zonder het bijna te merken, maar het oogenblikje dat men rustig zit, zou men niet gaarne weer oprijzen. En daarbij lachte zij hem zoo smakelijk toe, alsof ze zich nu eens recht prettig op haar gemak gevoelde. Zoo zagen ze elkander wel een minuut lang aan, toen wendden beiden tegelijk het hoofd op zijde; hij stond zelfs op en ging eenige malen onrustig de kamer op en neer. 't Was of hem bij haren aanblik weer eene huivering door de leden voer, evenals op dien storm- achtigen avond bij zijn eerste bezoek. Hij wist, hij gevoelde, dat haar oog nu weer op hem gericht was; op zijn haar, zijn aangezicht, zijne handen, zijne voe ten en toch deed die blik hem niet pijnlijk aan, maar was het, of hij onder den invloed verkeerde van eene macht, waartegen hij zich niet verzetten kon en onder wier werking zijn bewustzijn hem dreigde te begeven. Nu bekroop hem de vrees, weder evenals den vorigen keer, door eene duizeling te worden overvallen. Daar klonk buiten een zware, slepende tred. Hij schrikte op en zag naar den ingang van de deur, waarin weldra na eenig gestoot en gestommel een rnensch verscheen, in wien hij den molenaar herkende. Zijne gestalte was gebukt, zijne armen hingen slap en krachteloos langs het lichaam, zijn aangezicht had eene lijkkleur, haar en baard waren vol en donker. Met waggelende schreden naderde hij de tafel, hield zich aan het blad vast en keerde zich toen tot den gast. «Wien heb je daar nu weer,vrouw?* klonk zijne terugstootende, heesche stem. Wronkow was, zoodra hij de sterke dranklucht rook, met afschuw voor den dronkaard uit den weg gegaan en blikte nü vol span ning naar de molenaarsvrouw; deze antwoordde even kalm als altijdMijnheer den onderwijzer uit Laptow. «Eiken dag een ander liefje, hé, vrouwtje!* stot terde de molenaar en lachte om zijne eigene aardig- digheid. Toen hij evenwel op de vrouw toeliep en met onzekere hand naar haar greep, stond ze van haar zitplaats op en duwde hem, naar het scheen zonder eenige inspanning op een' stoel neder. «Zit stil! Ik zal je wat drinken geven.* Wronkow zag met walging, hoe ze hem een glas vol jenever inschonk, en dat altijd met dezelfde rustige, onverschillige uitdrukking op haar gelaat. Zij scheen noch smart, noch afschuw, noch zelfs deernis te ge voelen, zij bleef volkomen onverschillig voor al wat dezen man haar man betrof. «Welk eene vrouw!* dacht hij en staarde haar vol ontzetting aan, als een verschrikkelijk raadsel. De molenaar intusschen was door het genot van het geestrijke vocht spraakzaam geworden en begon eene reeks deels dwaze, deels smerige vertelseltjes op te disschen. Wanneer het dan de vrouw begon te ver velen, en zij hem het zwijgen oplegde, zuchtte hij en ueiti een oogenblik zijn mondom daarna weer op- lieuw te beginnen. Maar het verschrikkelijkst vond Wronkow, dat tusschen dit onzinnige gebabbel telkens een he'der verstand doorschemerde, dat, hoewel reeds groolendeels door het drar'tmLbruik verwoest, toch og zijne eigene opmerkingen en beschouwingen ten beste gaf. En weder, evenals toen hij hem voor het eerst /.ag, boezemde die man hem afkeer en tevens belang m, en terwijl zijn blik op den ongelukkige rustte, dacht hij: «Zou deze vrouw het wel ooit beproefd hebben, haar man van het verderf terug te houden, of zeide /ij van den beginne aan: weg, duivel?* Het was voor Wronkow eene aangename afleiding, dat de «bruin* voor den molen stilhield; de knecht irad binnen, en met hem drong een stroom koude, trissche lucht de kamer in. Maar terstond betrok Brinkey's gelaat, en toen hij daarop achter zijne koffie plaats nam, geleek hij sprekend een' nijdigen hofhond, die gereed is te brommen of te bijten, onverschillig naar wien. NIEU it SBLAD el Land van Hensden en Altena, LANGSTRAAT EN DE ROMHELEHVAABD m NAAR HET HOOGDUITSCH VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1