No. 521. Woensdag 6 October. 1886. Z03SÏSAG. FitsoTor: T,. .T. VFERMAN flensden. FEUILLETON Es Eeschiedenis van ssn Kind. VOOR Dit blad verschijnt eiken W O ENS D A Cr en Z A T E li D A G. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels CO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. 11. Die namen v.vjn dooi de zoogenoemde CViiddeëvs w,uvvse\njw\\jk uit Babyion naar Indië en China en ook naar het westen gekomen. De dag, dien de astrologen den dag van Saturnus noemden, viel samen met den Joodschen Sabbath, de daaropvolgende feestdag der christenen met den dag dei- zon. Daaruit valt gemakkelijk liet feit te verklaren dat de onwetende menigte in den .beginne de christenen voor zonaanbidders hield. Niet één christen der vijf eerste eeuwen heeft er ooit aan gedacht, den Zondag voor eene voortzetting van den israëlietischen sabbath te houden of hem sabbath te noemen. De oudste jaarlijksclie feesten der chris tenen, het paaschfeest en het pinksterfeest hadden dc namen der joodsche feesten behouden, evenals bij de joden heeten zij pascha (paschcn) en pentscota (vijftig dag) pinksteren. Daarentegen was de Zondag „de dag des ïleeren", zoo genoemd naar den lieer, die door het volk, waaruit hij voortsproot, verworpen werd. De Zondag was voor de christenen een telkens temgkeerend paasch- ieest. Daarom werd hij geheel en al als een dag van vreugde opgevat. Terwijl de christenen op andere dagen gewoon waren geknield te bidden, werd des Zondags staaiide gebeden. Toen het in den loop der tweede eeuw gewoonte werd, den Vrijdag als sterfdag en den Woensdag als den dag van de ver gadering van den hoogen raad te geden ken, werden deze beide dagen boete- en vastendagen en dc eigenaardigheid van den Zondag uls bijde feestdag trad nog mecj op den voorgrond. Het sprak van zelf dat men op zulk een feestdag de dagclijkschc bezigheden zooveel mogelijk liet rusten, maar kenmerkend voor den oorspronkeLijken geest der eerste Zon dagsviering is het, dat hierover in de let terkunde der oude kerk, bijna nergens wordt gesproken. Wel wordt het afgekeurd dat iemand zijne afwezigheid bij de Zon dags-Godsdienstoefening door dringende be- roepsbezigheden verontschuldigt; maar deZon- dagsarbeid wordt niet als zonde aangeduid, wèl de onverschilligheid omtrent Gods woord. In de geschriften uit de drie eerste eeuwen is slechts éene plaats, waar iets over de Zondagsrust gezegd wordt. Tertullianus maakt de opmerking: „Wij moeten ons volgens de overlevering, slechts op den dug van 's Heercn opstanding ont houden van liet buigen der knieën en van eiken schijn, alle werk der vreesachtigheid, terwijl wij ook onze beroepsbezigheden moeten verdagen om den dirivel geen plaats te geven." Het doel der Zondagsviering is oorspronkelijk niets anders geweest dan de Godsdienstoefening der gemeente. Uit het aangevoerde blijkt duidelijk dat deze oorspronkelijke beteekenis der /on sterk afwijkt van die opvatting vele vrienden der Zondagsviering tegenwoordig op den voorgrond zetten. Daar het onderwijs van de katechisinus den plicht der christenenen om den Zon dag te heiligen ontwikkelt in verband met liet vierde gebod, is langzamerhand dc meening ontstaan dat de Zondag eigenlijk niets anders is dan de sabbath der Israë lieten, overgebracht in liet christelijk leven. Men doet liet zelfs voorkomen alsof het college der apostelen zelve, zou hebben be sloten, de viering va,n den zevenden dag der joodsche weck naar den eersten daar van te verschuivenDaarmede zou viering van den Zondag als sabbath tot eene j dagsviering O O welke Goddelijke instelling gestempeld zijn. Deze voorstelling is zeer verbreid, men heeft ze op verschillende wijze trachten te bewijzen, maar zij is in onverzoenlijke te genspraak niet de geschiedenis van den Zondag. De oude christenheid geloofde dit vierde gebod te vervullen, niet door de viering van één dag, die elke week terugkeerde maar door zich te onthouden van alle zon den op eiken dag der week. Hare Zon dagsviering bracht zij volstrekt niet in eenig verband met dit gebod. Het eigenaardig christelijk karakter van den Zondag en het verschil tusschen hem en den sabbath werd in sommige joodsche christengemeenten nog lang bewaardzij namen de viering van den Zondag over op christelijke wijze, maar daarnaast vier den zij hun ouden sabbath. Hunne po gingen deze wijze van handelen bij alle christenen ingang te doen vinden, zijn niet geslaagd. Alleen in de Grieksch sprekende kerk in het oosten is het, voor ons om be kende redenen, een tijdlang de gewoonte geweest, de beide dagen naast elkander te vieren. Gregorius van Nyssa noemde de beide dagen broeders. Maar men vierde den sabbath niet op mozaïsche wijzedaar tegen werd zelfs uitdrukkelijk gewaarschuwd. Den Zondag behoefde men niet te bescher men tegen den schijn van joodsche wette lijkheid niet één dacht er aan de mozaïsche wet op den Zondag toe te passen. Met Konstantijn den Groote begint een nieuw tijdperk voor de kerk en ook eene nieuwe periode voor de geschiedenis van den Zondag. Konstantijn was nog geen christen, toen hij 7 Maart 821 zijne Zon dagswet gaf. In deze ,ret gaf hij den dag zijn christelijken naam niet, maar noemde hem in goed heideusche taal: „den eer- waardigen dag der zon." Hij voerde den Zondag als algemeene rustdag in. Alle rechterlijke werkzaamheden stonden dan stil. De stedelingen, meer bepaald de neringdoenden, moesten dan hunne bezig heden opschorten. De landbevolking mocht ongestraft haar arbeid op het veld en in de wijnbergen voortzetten, omdat die ar beid te zeer afhankelijk was van het weder om zulk eene regelmatige staking te kun nen lijden. Drie maanden later stond de keizer toe dat op Zondag slaven werden vrijgelaten en de acten daarvan door het gerecht werden opgemaakt. Zelfs de heiden- sche krijgslieden moesten op den Zondag de door hem gegeven formuliergebeden op zeggen. Na Konstantijn werden de wetten voor andersdenkenden verdraagzamer. Voor de wetgevers der Germaansche sta ten was het weggelegd de losbandige, nog half heideusche volken door zware straffen te dwingen tot eene viering van den Zon dag, die voornamelijk in staking van den arbeid bestond. De geest in die wetten heerschende, was de Oud-Testamentisehe. Eene nieuwe theologische leer aangaande den Zondag vergezelt deze wetgeving. Het is de leer die op den bodem der oude kerk nooit gehoord was, dat de christelijke Zon dagsviering de sabbathvieriug moet zijn, die door Mozes op Gods bevel geboden is. Hiermede wordt niet slechts afgeweken van hetgeen in de ziel leefde dergenen, die den Zondag in het leven hebben geroepen, maar er wordt geheel het tegenovergestelde geleerd van hetgeen van Paulus af tot na Augustinus toe de alleenheerschende be schouwing was geweest. In 538 deed te Orleans eene synode de uitspraak liooren dat het bij geloof moest heeten als men beweerde dat men op Zondag niet rijden of geene spijzen be reiden mocht. Een halve eeuw later werd ditzelfde als noodzakelijk bestand deel van eene gepaste Zondagsviering ge- B 13) Door I\. Teelheim. liét kind jubelde en sloeg, nadat de oude haar op den rug \au het fraaie dier gezet had, hare belde a> vuen om den hals van het paard. Uet heest hinnikte vroolijk, want daar het den vlierstruik volkomen kaal gevreten had, verlangde het naar den afrit. Terwijl Milder de teugels losmaakte zeide hijMijn paardje heet Pierrot, het is mijn lievelingsdier, buiten gewoon verstandig en gedresseerd op de mocielijkste kunststukken. Uit vrees dat iemand hem in de ontvoering van zijne beschermelinge zou willen dwarshoome'n, gunde Milder zich den tijd niet meer om de doode te gaan zien. Doch op het punt het paard te bestijgen, trok hij zijn' voet uit den stijgbeugel terug, nam Pierrot bij den toom en leidde het dier, terwijl hij Josa met zijn' arm ondersteunde, tot voor de deur van liet lijkenhuisje. Neen, laten we daar niet binnen gaan,» smeekte het kind, terwijl het den blik angstig van het ge bouwtje afwendde. Neen, neen,» zeide Milder geruststellend, «wij zullen hier builen een gebed doen voor de gestorvene. Bij het woord «gebed» spitste de ponny zijne ooren en keek zijn' meester beteekenisvol aan. Je kunt toch bidden, JosaL Ja, luister maar,» en zij wilde een aanvang ma ken met het gebedje, dat hare moeder haar ge leerd had. Neen,» zoo viel Milder haar in de rede, «wij zullen nu een ander gebed doen. Vouw je handjes, kinden zeg na wat ik je voorzeg. Josa vouwde hare handen en Milder sprak met ontbloot hoofd én op plechtigen toon Dal zij zacht ruste.» «Dat zij zacht ruste,» herhaalde het kind. «Dat de eeuwige zaligheid haar deel moge zijn.» «Zaligheid haar deel moge zijn,» prevelde Josa. «Dat bidden wij,» besloot de oude. Pierrot verbeeldde zich hij het vernemen van deze laatste uitdrukking, dat dit hel kommando was voor een zijner meest gewone kunststukjes. Hij liet zijne o lieer, want voor zulk een verheven oog zijn uitverkoren, is meer dan genoeg om zich te prijzen.» zitten te paard, wij rijden,* lachte het kind, goed hoe mijne lieve moetje op een ooren hangen, bewoog de onderlip op en neer en knieën zijner voorpoote.il bidden, op fluisterde Josa, de borstelige manen zonk toen langzaam op de neder. «Kijk, Pierrot wil ook die vermoeid haar hoofdje van het paaulje had neergevleid. De oude man verbleekte en keek beschaamd en met een' smartelijkcn trek op zijn gelaat naar het dier. Ach,» mompelde hij, «de vloek der belachelijkheid treft mij altijd juist dan. wanneer mijne ziel het ernstigst gestemd is! liet was schandelijk, het beest datgene als een kunstje te leeren, wat voor ons menschen eene heilige bezigheid is. Maar hij slot van rekening is het bidden der menschheid zeil niet veel beters dan een belachelijk kunststuk in het circus des levens.» Bitter glimlachend trok hij aan de teugels en nood zaakte Pierrot weder op te staan, liet beest was blijk baar zeer verwonderd dat het geen prijsje kreeg. Toen de oude man te paard gestegen was, sloot hij het kind met hartstochtelijke leederheid aan zijne borst en riep uit: «Mijn God, gij hebt mij dit kind doen vinden, opdat ik niet geheel vertwijfelen zou, opdat mijn leven eindelijk een doel zou hebbendit kind den weg te banen, langs welke hare heerlijke begaafd heden zich naar den eisch kunnen ontwikkelen. Ik dank u, merk te ge'ukkig «Wij »ik weet nog paard zat en Zij brak hare woorden af, want Pierrot tot den heg genaderd, die het kerkhof omsloot, wierp zich thans met een koenen sprong omhoog en doorkliefde de lucht, terwijl hij den doornhaag diep onder zich liet. Josa kiapte in hare handen van bewondering. Hop, heisa!» riep zij, «dat is heerlijk!» Toen greep zijde teugels en smeekte: «Toe, laat ik hem eens sturen.» Milder liet toe, dat hare vingertjes zichom de teu gels heen sloten, doch sprak lachend«Je wilt Pierrot besturen en je weet niet eens, waar wij heen gaan? Wou je zoomaar zonder doel de wereld invliegen?» «Rechtuit maar, altijd recht uit!« juichte het kind. «Altijd rechtuit, de wijde wereld in!» mompelde de oude man. «Zou het niet het beste wezen,» zoo vervolgde hij in zich zelf, «als ik eindelijk mijn juk afschudde en van den troep wegliep? Maar ach, ik ben oud geworden en heb alle energie verloren.» De streek die zij doorreden was zeer woest en een zaam. Enkele dennen en pijnbooinen stonden langs verspreid, daar buiten was alles kale Eindelijk kwamen zij aan eene plaats kunstelooze grafheuvels eenige ruwe stonden. «Daar is het kerkhof weder!» riep het kind, ter wijl het met vuur naar de kruisen wees. «Het is een ander kerkhof, niet hetzelfde, vanwaar wij gekomen zijn, kind, zeidc Milder. «Daar worden glans en rijkdom ter aarde besteld, hier slaapt de ar moede en de ellende. Ik denk, Josa, dat je op het verkeerde kerkhof terecht waart gekomen. Hier, op de den straatweg bruine heide, waar tusschen houten kruisen begraafplaats der armen, zal je moeders rustplaats zijn. Zou ik hier mijne moeder dan vinden?» riep Josa, terwijl hare oogen schitterden. »Toe, help mij om «Heidaar!» klonk op dit oogenblik de stem van een' jongen man, die voor het ijzeren hek van het kerkhof stond. HeidaarIs dat niet hetzelfde kind, dat gisteren ja, nu zie ik het.» Vlug trad hij op het paard toe en zeide tot Josa, terwijl hij haar vriendelijk toelachte: Ik heb de muurbloem goed begoten; zij slaat er nu al friscii bij.» Wat vertel je daar van mijne muurbloem vroeg het kind verward. Wel, herken je mij dan niet meer?» Ik had je immers beloofd, de plant op het graf te zullen zet ten, en 0, ben jij het!» riep Josa uit, en strekte ver heugd hare handjes naar hem uit. En zou je nu -»o voorbij gegaan zijn, zonder je moeders graf te bezoeken?» sprak de jonge arbeider. Neen, zeker niet, ik ben blij dat ik eindelijk hier beu. Ik kom al.» Milder steeg af, sloeg de teugels om zijn' arm en tilde Josa van het paard. Wil je ons naar het graf brengen,» sprak hij tot den doodgraver. Deze nam het kind bij de hand en geleidde het, onder druk gekeuvel, naar een' versch opgeworpen grafheuvel, op welken een bloeiende muurbloem stond, omgeven van roode en witte duizendschoonen en blauwe vergeet-mij nietjes. Hier is het,» sprak de jonge man. «De duizend schoonen en vergeet-mij-nietjes heb ik er geplant, opdat je er schik in zoudt hebben als je terug kwaamt. (Wordt vcrvolcd.) N1E WSBLAD lid DE LAIGSTB eiisdcn en Allen», BE BOMMELEBWAABB

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1