No. 525. Woensdag 20 October, 1886. KEI J ILL ETON De Geschiedenis van een Kind. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs per 3 maanden f 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- li. „Als iemand verre reizen doet, dan kan hij wat verhalen," enz. zooals het liedje zegt van heer Jurriaan dat wij reeds op school zongen. Dat dit ironisch moet worden opgevat, is duidelijk genoeg. De Franschman drukt tien verborgen zin plat ter uit en zegt eenvoudigA beau mentir, qui vient de loin." „Die van verre komt, heeft gced liegen." Verhalen, die van ver verwijderde dingen en landen spreken, worden door ons goed- geloovig aangenomen en de smalle ge meente verheugt zich en verkneutert er zich in als ze weer eens lezen, van zoo'n gruwelijken moord in Brazilië, of van zoo'n \reeselijken brand in Zevenbergen, of van zoo'n vreemdsoortig luchtverschijnsel in Tatarije. Dat is alle» aal vast en zeker ge beurd en het treft ons daarom niet zoo bijzonder, omdat het nog al ver af is. Twij felen aan de waarheid doen wij niet, want waarom zou het niet waar zijn? Als wij in den komkommertijd der dag bladen, wanneer staatkundig nieuws zeld zaam en eene revolutie in Bulgarije voor de nieuwslezers een événement is, als wij in dien tijd zulke hartroerende dingen le zen, dan denken wij onwillekeurig aan dat dagbladbureau, waar kopie te kort kwam. „Is er nog iets? wij hebben nog een eindje open." „Ja, wij hebben nog dien moord in Polen, waar de vader zijn ge- heele huisgezin ombracht, maar die hebben wij verleden jaar pas gehad." „Welnu, dan zullen wij voor Polen, Brazilië schrijven en in plaats van een huisvader, laten wij een troep boschnegers optreden." En zoo ge schiedde het. Wanneer die zaken ons evenwel zelf aangaan, dan worden wij wakker. Wanneer b.v. zooals dezer dagen gebeurde, eenDuitsch blad van naam ons het feest beschreef dat er in geheel Nederland gevierd was, ter eere van Willem Beukclsz. van Biervliet, dan zijn wij verontwaardigd en wij schud den het hoofd dat zoo'n gerenommeerd Duitsch blad, zoo'n onzin in de wereld durft sturen- Wat toch lazen wij Geheel Nederland, het kleinste gehuchtje van een paar huizen zelfs niet uitgesloten, vierde liet haring feest. Een haringfeest met op tochten, vuurwerk, illuminatie, feestmaal tijden, toasten, Nederlandsche Leeuwen, in één woord een feest in optima forma. En toen men vernam dat het Duitsche blad zijn bericht had overgenomen uit een Fransch blad, toen riepen wij ach en wee over de lieden, die omtrent ons en ons land zoo slecht waren ingelicht. AVij toch hadden van al die festiviteiten niets be speurd. En of de drommel er mee speelde, kort daarop, wij meenen binnen de acht dagen kregen wij ook zoo'n apoeryphe beschrij ving van de feestelijkheden op den ver jaardag van onze Prinses. Daar lazen wij dat al de meisjes, die in haar geboorte-jaar het levenslicht hadden gezien, door Hare Majesteit waren uitgenoodigd om de Prin ses te komen complimenteeren. Allen wer den natuurlijk goed onthaald, maar omdat men niet naar geboorte-actes vroeg, waren ook verscheidene volwassen jonge dames aanwezigdaarop werd dan cïe naïve ver wondering beschreven der Prinses, die zag dat de andere kinderen van zes jaar zoo veel grooter waren dan zij. Natuurlijk la chen wij om zulke dingen en daarmede is het uit, maar tusschenbeide gaat het nog erger toe. Er moet, wij zeggen het met voorbe houd, omdat het geval tegengesproken is, Door R. Tellheim. «Wat moet datbracht zij eindelijk met moeite uit. «Erbarm je over het kind!* sprak Milder op smee kenden toon. De reuzin snakte naar adem. Met hare geweldige armen op de krakende armleuningen van haren zetel gesteund, boog zij zich voorover en vestigde op haar slachtoffer een'blik, als van eene tijgerin, die hare buit bespringt. «Wat?* schreeuwde zij eindelijk. «Breng je mij een kind mee, dat je van de straat hebt opgeraapt? Ben je dol?* De glimlach, die onvervreemdbaar bezit scheen genomen te hebben van hare mondhoeken, was geweken voor een' trek van haat en hardvochtigheid. Milder steeg af. Hij zette het kind, dat als een beschonkene heen en weder waggelde, vóór zijne vrouw op den grond neder, terwijl hij het wanke lende lichaampje met zijne armen ondersteunde. »Ik zal je vertellen, lieve Julia! hoe ik aan hel kind gekomen ben. Wij zullen onze fortuin maken door dit kind, het is een talent!* De reuzin lachte honend. «Een talent!* riep zij uit. «Hoeveel talenten heb je reeds meenen te ont dekken, talenten in je zelf en in anderenMaar even als je zelf geen grijntje talent voor de kunst bleek te bezitten, kwam het ook met al je protégé's falie kant uit. Blik in plaats van zilver! En nu* zij stond op en balde in den hoogsten graad van woede hare vuisten «nu kom je me daar aangesleept met een hulpeloos kind, dat je, God weet waar van daan gehaald hebt, altijd weer in de meening een talent te hebben ontdekt. Uit mijne oogen, kerel! Op stel en sprong ga je terug en brengt het kind waar je het gevonden hebt! Begrepen?* Milder haalde den armband uit den zak van Josa's jurkje en stopte dien het kind in de hand. «Doe nu wat ik daar straks gezegd heb, mijn kind,* fluis terde hij haar in het oor. «Geef den armband aan deze dame en zeg: «zend mij niet weg, goede, schoone dame, en neem dezen prachligen armband als een geschenk van mij aan.* Josa sloeg hare in koortsgloed fonkelende oogen tot de direktrice .op en stamelde op roerenden toon: «Ik geef u dezen armband cadeau, goede, schoone dame; zend mij niet weg.* De tot vuisten gebalde handen der reuzin ontspan den zich en grepen naar het sieraad als de klauwen van een' gier naar het aas. «O, dat is de armband van Suzanna,riep zij verrast uit en hield het kleinood in de zonnestralen, die door het iepenloof heen scholen. «Zoo, heb je haar den armband afgenomen, toen zij opgehaald werd,* zeidc zij met een zijdelingschen blik op Mil der; «dat was ten minste een verstandige zet.* Met welgevallen schoof zij het sieraad over hare hand en vervolgde toen met een' tergenden lach«Maar als je denkt, Milder, dat ik je om die ééne verstandige daad, den onzin van dat kind mede te brengen ver geven zal, dan dwaal je. De oude man had Pierrot inmiddels van zadel en tuig bevrijd, waarop het dier vroolijk hinnekend naar de stallingen achter het logement draafde. Daarop vleide Milder het meisje voorzichtig in een' leunstoel neder en dekte haar met de schabrak toe. «Ik zon de arme Susanna in geen geval haar' armband ont roofd hebben,zoo wendde hij zich thans tot zijne echtvriendin; «dal zou diefstal geweest zijn. Susanna zelf heeft hem het kind ten geschenke gegeven, kort voor dat Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. jj l-sw^ op 2 Aug. in het paleis te Soestdijk eene groote lamp van de zoldering zijn geval len, zonder evenwel persoonlijke ongelukken ten gevolge gehad te hebben. Hoe spint nu de Fransche Figaro daarop voort La ten wij eens hooren, wat dat blad verteld. Er moet niets meer en niets minder dan eene socialistische samenzwering hebben plaats gehad. Het doel was om de Konin gin en de Prinses te gelijk te vermoorden. Door een gelukkig toeval viel de lamp, wier val voor beide vorstelijke personen dcodelijk moest zijn, eenige oogenblikken te laat, zoodat dit gedeelte van den aanslag mislukte. Een en ander wordt dan in ver band gebracht met de woelingen iu Am sterdam in half Juli en daarop wordt voort geborduurd om een overzicht te geven over de sociale toestanden in ons land. Dit over zicht is natuurlijk even nauwkeurig als de rest. Wat die woelingen in Amsterdam aangaat, daarvan hebben wij eene merkwaardige gravure gezien in een Duitsch tijdschrift: „Das Buch für Alle". De beschrijving die er bij behoorde, was vrij goed, maar de plaat was waarschijnlijk genomen naar een Parijsch of ander barrikadengevecht. De be kende Zaterdagsclie-brug was hoog gebarri cadeerd er was wel tienmaal zooveel op als er plaats kon vinden en eene groote massa soldaten hield eene geregelde charge. De plaat, die het palingtrekken voorstelde, was geheel gefantaiseerd. De andere scheen ten minste nog eene kopie te zijn van eene plaat, die vroeger reeds gediend had. Een Fransch blad, de beschrijving ge vende van hetgeen in Juli in Amsterdam gebeurd is, brengt dit in verband met den strijd, dm tusschen de Kamers en de lle- geering gevoerd wordt en haspelt Neder land en Noorwegen wonderbaarlijk dooreen. „Er was iemand," vertelt Dickens, die over de philosophie der Chineezen had geschre ven. Men vroeg hem, welke bronnen hij geraadpleegd had. Wel hij had in een En cyclopedie opgezocht het art» kei Chineezen en het artikel philosophie en dit bij elkan der gevoegd, zoo was liet boek ontstaan." Zoo worden de inenschcn in groote bladen ingelicht. In Eigen Haard vonden wij een plaat, liet inwendige van de kerk van Plattem voorstellende. Dezelfde kerk vinden wij weerom in „Schorers Familieblatt". Daarin was het niet de kerk van Hattem, maar daar was het eene kerk met een paar men- schen erin en daaronder stond het motief: „Andacht" (Godsvrucht). Nu is het waar, wij kunnen een overjas aantrekken en wij kunnen hem in tijd van nood ook voor voetedeken gebruiken. Vele dingen zijn tot velerlei dingen nut als men maar gesticht wordt. Toch is het wel wat kras, een ge bouw dat als voorbeeld van architectuur moet dienen te gebruiken voor een fantai- siebecld. En wij vreezen dat het maar al te dikwijls zoo gaat. Wij wantrouwen al die beschrijvingen van merkwaardigheden, van volksgebruiken, van prachtgebouwen. AVij kunnen toch wel nagaan, dat als men de plank dikwijls zoo ver mis is, wanneer het ons zeiven betreft, wanneer wij er zelf over kunnen oordeelen dat het dan naar evenredigheid met dat, waarover wij niet met eigen oogen kunnen oordeelen, wel hetzelfde zal zijn. Het gaat ons dan als met den laatsten roman van Perelaar, als wij de voorrede overslaanof als wij de voorrede eerst lezen. Slaan wij de voorrede over, dan worden wij getroffen, maar lezen wij die eerst, dan is onze illussie verbro ken, wij worden achterdochtig; wanneer dit niet waar is, dan zal daar ook wel wat aan mankeeren, enz., wij lezen dan meer voor ons vermaak, dan om te leeren, of «Aan het kind cadeau gegeven?* zoo viel de di rektrice hem in de rede. «O, hemel! nu begrijp ik je! Dit is Susanna's kind, waarvoor zij je de zorg heeft opgedragenEn de armband moest mij vertee deren, oin dat wurm groot te brengenMaar daar kan niets van komen! Niets! Versta je?* Nog voor Milder een antwoord bedenken kon, dat in staat was hem uit de verlegenheid te redden, klonk van de zijde van het. tuinhek eene heldere stem, die eene operetten-melodie neuriede. Weldra stond de zangster voor het echtpaar. De soubrette van het illustre gezelschap, mejuffrouw Lotte Lange, eene blondme met kunstig gekroesd haar, droeg eene lichte zomerjapon, opgeluisterd door roode linten en rosetten. Zij had een aardig gezichtje, dat echter zijne eerste frischheid reeds verloren had, een paar vroolijke, blauwe oogen en een' fraaien mond, die altijd tot lachen bereid was. Over het al gemeen was de indruk dien zij maakte even potsier lijk als onbeduidend. «Opgepast, directrice, daar komt een zoet projek- tiel!* riep Lotte en zij nam uit haren stroohoed, dien zij aan de roode keellinten vasthield, een' sinaasappel, met welken zij naar madame Julia mikte. Eerst thans ontwaarde zij den echtgenoot der lijvige directrice en liet verschrikt de vrucht op den grond vallen. «Directeur! U is terug!* riep zij. «En welke tijding? Ach, ik lees het al in uwe oogen, mijne on gelukkige kunstzuster «Leeft niet meer,* voltooide Milder. Lotte steunde haar hoofd tegen den iepenstam en snikte overluid «Iloe is het mogelijk, dat ik, lichtzinnig schepsel, intusschen allerlei dwaasheid uitkramen kon met den vaandrig. Ik dacht heel en al niet meer aan die arme Susanna. Maar dat komt, dat ik uil angst over haar, te veel ineibowl gedronken heb. 0, ik kon het nog maar niet gelooven, dat Susanna tot zoo iets verschrikkelijks in staat zou zijn!* «Bedenk toch, Lotte,* zoo wendde de reuzin zich thans tot de weenende soubrette, «dat je beste toi letten in den lombard stpan en de dood van Susanna je eene aardige vermeerdering van je garderobe be zorgt. Schrei dus niet langer, dan je fatsoenshalve ver plicht bent, als lachende erfgename.* «0, directrice!* riep de soubrette met heftigheid, wat zijt ge erbarmelijk jaloersch op mijne erfenis. Zij begon opnieuw te schreien en snikte: «Ik hield zoo veel van de arme meid!* «Je kunt je liefde voor de overledene op haar kind over dragen, mijne waarde!* lachte de reuzin op ruwen toon. Lotte keek haar ontroerd aan, «wat wilt ge daar mede zeggen?* riep zij. «Daar wil ik mee zeggen,* antwoordde madame Milder sarrend, «dat Susanna, de huichelaarster, die in haren afscheidsbrief aan mijn' man schreef, dat zij de haar boven het hoofd hangende schande niet dra gen kon, dat diezelfde Susanna, zeg ik, al een kind had En mijn man geniet de eer, door dat enfin, van de dooden mag men geen kwaad spreken, door dat beklagenswaardige schepsel tot pleegvader van haar kind te zijn uitverkozen!* De soubrette was stom van verbazing. Milder wilde het misverstand ophelderen doch zijne echtgenoote snoerde hem den mond met de woorden «Zwijg, oude gek! liet is zooals ik zeg! O, mij kun je geen rad voor de oogen draaienKijk maar, Lotte,* en zij wees naar den leunstoel, «daar ligt het kind.* De soubrette trad haastig op den leunstoel toe en hief met van aandoening sidderende vingers de scha brak op, met welke het kind bedekt was. (Wordt vervolgd.) wps -

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1