No. 543. Woensdag 22 December. 1886. Op een afstand. FEUILLETON De Tweelingzusters vocsi Uitgever: L. .1. VEERMAN Iïeusden. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Wij hebben tegenwoordig over en over de gelegenheid om ons te vermeien in de rubriek misdaden en ongelukken, die de de dag- en weekbladen dagelijks mededeelen. Ouden van dagen lezen de schokkende ver halen met een bedenkelijk hoofdschudden en beweren dat de wereld en het mensch- dorn er niet op vooruitgaan, want dat er vroeger toch zooveel ijselijks niet gebeurde. De publiciteit heeft aan den goeden naam van de menschen ook al afbreuk gedaan, het was vroeger niets minder, maar alles bleef, op enkele uitzonderingen na, slechts in den engen kring bekend, waar het opschudding had gemaaktde bui tenwereld hoorde er niets van. Het is evenwel zonderling, hoe koud ons ook zelfs het vreeselijkste geval laat, als het niet in onze onmiddellijke nabijheid ge beurt. Wij hebben het verhaal pas een dag of wat in kleuren en geuren genoten of het wordt weer naar den achtergrond gedrongen en verdwijnt dikwijls zoo geheel en al uit ons geheugen, dat, wanneer de couranten van het bewuste geval spre ken en de gevolgen ervan mededeelen, geen twee percent van de lezers meer weet, waarin het bewuste geval bestaan heeft, en men maakt er zich dan in 's hemels naam ook maar niet moeielijk over. Daar zijn emoties genoeg, om de voorbijgegane maar in vergetelheid te laten rusten, er is wat nieuws, dat ons weer treft, laat de dooden hunne dooden begraven. Het is verbazend, hoe spoedig de menschen vergeten. Dit uit het geheugen verliezen betreft hoofdzakelijk datgene, wat ons niet recht streeks aangaatals het ons zei ven betreft, dan neemt men dikwijls het tegenoverge- Marie was onvermoeid aan het ziekbed haars va ders, zij verliet hare plaats aart zijn bed niet, dan alleen om eenige noodzakelijke rust te nemen. Zij kon echter toch geen rust vinden als zij zich enkele uren te bed begaf en gevoelde zich het meest kalm als zij bij den zieke tegenwooidig kon zijn. Zijne krachten namen dagelijks al en zijn geest was tus- schcnbeide zeer verward, zoodat ook hare moeder hare vrees deelde dat zij haar besten vriend spoedig zou moeten afstaan. Met de trederste zorgen werd hij verpleegd en als de dokter kwam, wilde men zoo gaarne eene verzekering hooren dat de toestand niet hopeloos was, maar dat kon en mocht hij niet zeg gen. Op een avond, nadat de zieke wat geslapen had, scheen zijn geest zeer helder te zijn. Hij zag zijne vrouw en dochter bij het bed zitten, die hare tranen den vrijen loop lietende dokter had haar juist verlaten en gezegd dat menschelijke hulp te kort schoot, om zijn leven te verlengen. Liefste vróuw, waarom weent gij vraagde hij met zwakke stem. »\Vees niet zoo droevig dat ik u ga verlaten, wij scheiden slechts voor een korte poos en hiernamaals zullen wij weêr vereenigd worden. Ver trouw op God, Hij is mij altijd eu in mijne ziekte nabij geweest en zal u ook niet verlaten.» Hij kon niet meer spreken en hijgde naar zijn adem. Ik dank u dat gij zoo'n trouwe levensgezellin voor mij geweest zijl en al het lief en leed met mij gedeeld hebt, God zal het u in uwe kinderen vergelden. Ik bid God dat Hij u nog vele jaren mag sparen om tot voorbeeld stelde waar, dat wil zeggen, men peinst en denkt zoolang over hetgeen gebeurd is, dat het eindelijk geheel andere afmetingen aanneemt. Het gaat er mede als met de herinneringen uit onze jeugd. Wanneer wij de plaatsen terugzien, die wij sedert onze kindsheid niet tneer hebben aanschouwd, dan vallen zij ons altijd tegen de eindeloos lange laan blijkt een gewoon pad te zijn, het kolossale huis eene burgerlijke woning, het grootste woud een boschje. In een woord, wij zijn teleurgesteld. Het is juist zoo met hetgeen ons vroeger is overkomen het genot, dat wij hebben gesmaakt, het ongeluk dat wij hebben geleden, het on recht, dat ons is aangedaan. Wij zijn er zoo geheel mede vervuld, wij verwerken het zoodanig in onzen geest, dat het ge beurde al grooter en grooter proporties aanneemt totdat het tot iets reusachtigs aangroeit, waarin het oorspronkelijke niet is te herkennen. Dit blijkt het duidelijkste wanneer iemand ons tot verantwoording roept, wanneer wij moeten constateeren, wat er werkelijk waar is van hetgeen waarvan wij zoo'n ophef' maken, dan blijft er dikwijls zoo'n armzalig klein beetje over van het geen wij beweeren, dat wij ons zeiven moeten schamen. Het is natuurlijk bij alle menschen niet even erg. Er zijn er, bij wien de zorgen van het leven zooveel tijd in beslag nemen, dat er niet veel overschiet om alles te her kauwen anderen geven zich slechts nu en dan aan dat genot over, maar er zijn er ook, wier geheele bestaan opgaat in het overpeinzen van het verledene en het be praten van het gebeurde Wanneer wij niets te doen hebben, als huiselijke zorgen ons niet kwellen en de zin voor ernstige zaken ons ontbreekt, dan kunnen wij gerust bot vieren aan onzen lust om alles nog eens te overdenken en dan is het groei-proces voor onze kinderen te verstrekken. Wees gij hun i steun in moeielijke dagen, zooals gij mij ook altijd j hebt bijgestaan. Ook u Marie, dank ik voor de lief derijke zorg, mij bewezen, gij en uwe zuster Clara, evenals Johan, hebt ons het leven veraangenaamd en zult er Gods zegen door ondervinden. Houd altijd het goede voor oogen en ontvlucht het kwade, vervul uwe dagelijksche plichten alsof g'j eeuwig denk#te leven en toch zoo, alsof gij ieder uur zoudt kunnen sterven. De godsdienst is altijd de beste gids door het leven, in blijde dagen is zij de beste leidsvrouw en in dagen van tegenspoed de beste troosteres.» Hij viel achterover in het kussen en sloot de oogen. Een oogenblik daarna zeide hij ik zou gaarne ia vollen gang. Komt er nu nog bij, dat men behalve tot overdrijven ook nog ge neigd is om de kwade zijde het liefst te bekijken, dan is een vruchtbare bodem aan wezig voor kwaadsprekendheid en bister. Zoolang wij slechts overdrijven wat ons zei ven aangaat, is er nog zooveel kwaad niet bij, maar als ook anderen er in betrokken zijn, dan is het erger. Het nietigste woordtje van laster breidt zich uit tot een geheel verhaal, evenals het kleine mosterdzaadje opwies tot een grooten boom. Wij zijn overtuigd, dat de m e e s te laster niet zijn oorsprong vindt in het opzettelijk ver zinnen van kwaad, in het voorbedacht ver spreiden van leugens, maar meest in de zucht van overdrijven, die den mensch is aangeboren, verder geholpen door welwil lende menschen, die u, o zoo graag, waar schuwen voor die en die, en o zoo graag nog een heel klein beetje er bij doen. Over het algemeen zijn lieden, die veel in de wereld verkeeren en veel met men schen omgaan, lang niet zoo haatdragend, wraakzuchtig of ergdenkend, als lui, die steeds op zich zeiven zijn, altijd in hun eigen kringetje voortleven. De oorzaak is dezelfde. De indrukken die zij ontvangen van de buitenwereld, blijven onverzwakt niet alieen, maar zij worden sterker. Zij halen zich onophoudelijk het voorafgegane voor den geest, zij bedenken welke redenen men wel gehad kon hebben om jegens hen te spreken of te handelen, zooals men het gedaan heeft. Zij trekken besluiten en ne men ze voor zuivere waarheid aan, en als naderhand hij, die hen zoogenaamd belee- digd heeft weer met hen in aanraking komt, is hij alles vergeten, wat de andere dagen en weken heeft bezig gehouden. De vertrouwende, onergdenkende man ligt natuurlijk achter bij dezulken, zijn open hartig woord wordt altijd in de slechtste beteekenis verklaard, van al zijne daden wordt de schaduwzijde opgezocht. Zij kunnen het hem lastig genoeg maken en zijn leven verbitteren. Het is gemakkelijk gezegd, als gij maar een zuiver geweten hebt, laat de laster dan maar razen. //Gij behoeft uw vriend niet te verdedigen", zeide mevrouw van Rambow tot Brasig, toen deze het voor zijn vriend opnam. //Daaruit ziet gij" zeide Bta- sig, //dat gij de menschelijke wereld maar slecht kent, elk mensch heeft twee gewetens, het eene zit binnen in hem, dat kan geen mensch of duivel hem afnemen, als hij het zuiver houdt, het andere zit buiten op hem, dat is zijn goede naam en dien kan elk hem ontnemen als hij slim is, hij kan hem dood maken voor de wereld, want de mensch leeft niet voor zich zelf, hij leeft ook voor de wereld. En met het kwaad is het als met een distelstengel, dien de satan en zijne medehelpers in onzen akker zaaien die staat daar en hoe beter de grond is des te krach tiger groeit hij en bloeit hij en schiet in het zaad en als do kop rijp is, dan komt de wind, niemand weet van waar hij komt en waarheen hij gaat, en die draagt de pluizen van den distelkop over het veld en het volgende jaar staat het gansche land vol en de menschen staan er bij en schelden op het veld, en niemand wil er aan om het onkruid er uit te trekken, want men is bang voor de doornen." Brasig was er niet bang voor, want hij kwam zijn vriend ver- defendeeren, maar onder ons is er menigeen wel bang voor en is doodsbe nauwd, dat hij zich aan koud water zal branden, Vanneer het voor zijn karakter en zijne eer hoog noodzakelijk was, dat hij den laster hielp dooden. 12) Clara nog eens zien om haar voor liet laatst vaarwel te zeggen, maar indien God anders over mij beslo ten heeft, Zijn wil geschiede. Zeg haar dan dat zij i mij altijd een lief kind geweest is en dat zij de liefde die zij mij toedroeg, ook op hare moeder over- drage.M Marie had Johan doen waarschuwen dat zijn papa ontwaakt was en die kwain spoedig binnen. Die enkele weken, van de ziekte zijns vaders, had den hem tot een man gevormd. Hij begreep dat als zijn vader hem ontvallen was, hij die plaats bij zijne moe der en zusters zooveel mogelijk moest trachten te vervangen en was vast besloten inet ijver zich op zijne examens toe te leggen, om zijne familie niet meer te bezwaren dan noodig was. Toen zijn vader Johan zag naderen, zeide hij: Johan, ik draag uwe moeder en 1 zuster aan u op, wees gij mijn plaatsvervanger bij haar en wees haar raadsman in moeielijke dagen. Gij staat nog slechts aan den ingang van liet leven en gij zult veel strijd en verleiding ontmoeten, maar tracht u staande te houden, houd God steeds voor oogen en hel zal u welgaan Met korte en lange lusschenpoozeri had hij de zijnen toegesproken, maar nu zonk hij uitgeput neer. Marie en hare moeder lieten hare tranen den vrijen loop, terwijl ook Johan tot tranen toe bewogen was. Eene doodsche stilte heerschte in de kamer en men hoorde mets dun het altijddurend getik der pendule. Zoo komen en gaan de uren, onbezorgd of zij den men schen genoegen of verdriet aanbrengen. Zoo is ons ook in dagen van droefheid de wereld onverschillig en voelen wij ons van haar vervreemd: Wij kunnen niet begrijpen dat alles zijn geleidelijke gang kan gaan, terwijl in ons binnenste alles in de war is. Op verzoek van zijne mama had Johan de familie Lukasscn den treurigen toestand zijns vaders medege deeld en het verlangen van den zieke te kennen ge geven, dat hij zijne dochter Clara nog wenschte te zien vóór hij stierf. Op dit bericht begreep de familie eu de dokter, die geraadpleegd werd, dat het noodig was dal Clara de reis zou ondernemen, zij was echter zeer zwak dooi' de herhaalde koortsen en dus inoest zij langzaam vooibereid worden. Mevrouw nam die moeielijke taak op zich en begaf zich naar hare kamer. Zij was juist uit een onrustigen slaap ontwaakt en mevrouw vraagde haar hoe zij zich gevoelde. lk gevoel mij zoo gejaagd lieve mevrouw,* zeide zij, maar wat ben ik blij dal ik wakker ben gewor den, ik droomde dat mijn lieve vader sterven ging en dat hij van ons allen afscheid nam. Nu weet ik wel, dat men een droom juist andersom moet verklaren, maar ik vrees dat hel een slecht voorteeken isik zou zoo gaarne weten hoe het met papa's ongesteld heid is en nu wilde ik u vriendelijk vragen of u of Anna eens naar Marie wildet schrijven met verzoek om mij den toestand van Papa uieê te deelen.* Wel, dat treft toevallig Clara, ik kom juist u ver tellen dat wij een brief van Johan ontvangen hebben. De koorts is nog niet geweken bij uw pipa en hij gevoelt zich uiterst zwak. Maar waarom schrijft Marie zelve niet?» vraagde zij, «Johan schrijft zelden familiebrieven, dat laat hij gewoonlijk aan ons over.» Hij schrijft dat Marie uw papa steeds verzorgt en geen oogenblik de ziekenkamer verlaat.* Maar is papa dan zoo ernstig ziek ach mevrouw, ik geloof dat gij mij het een of ander verzwijgt. Zeg het mij toch, ik smeek er u om, zou mijn droom waarheid bevatten? Misschien is mijn lieve papa reeds stervende en ik ben de laatste uren niet bij hem. Maar neen God is goedertieren en kan zoo wreed niet zijnHet is immers niet waar mevrouw, ach zeg mij, dat het niet zoo is. »Ik moet. dadelijk op reis, wie weet of ik hem nog in leven zal vinden, ik ga mij kleeden en als ik dadelijk vertrek kan ik van avond nog thuis zijn.* Lieve Clara, gij zijt zelve nog zoo zwak, zult gij tegen zulk een vermoeiende reis bestand zijn?* Ik gevoel mij sterk genoeg, mevrouw, ik zou mij hier aan mijne zwakheid toegeven en die kostbare oogenblikken laten verloren gaan? Ach mijn lieve pa, hoe kon ik Marie alleen laten vertrekken,* riep zij snikkende, ik kan het mij zeiven nimmer vergeven, wie weet hoe gij naar mij verlangd hebt en ik ben niet tegenwoordig geweest! 0, God! heb medelijden met mij, gij zult mijn lieven vader toch nog sparen voor ons, wij kunnen hem nog niet missen!* Bedaar, lieve Clara,* sprak mevrouw, die zelve innig geroerd was, »God plaagt ons niet uit lust tot plagen en hel zijn juist Zijne liefste kinderen die Hij het meeste bezoekt. Bij Hem zijn alle dingen mogelijk, dus wan hoop niet en mocht Hij in Zijn wijzen raad het nuttig oordeelen dat Hij uw vader tut zich neemt, onderwerp u dan aan Zijn wil. (Wordt vervolgd). .„ui .liiihwif r i i i t -«rtnawwitjv'asrr

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1