No. 545. Woensdag 29 December. 1886. Ongeluksdagen. FEUILLETON De Tweelingzusters. UitgeverL. J. VEERMAN. Heusden. W - Jfip: q 7 Bys-y-j frVuJ lil "Tig VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDA.G Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per p,»st /.ondor verbooging. p, ys- AdvertenLiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. AdveriecFën w« den i: *ew,cbl tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Iugezonden stukken tot Maanoog- en Donderdagavond 8 uur. z/Een ongeluk komt zelden alleen", is een oud spreekwoord, dat wij zeer dikwijls bevestigd vinden. Meermalen immers zien wij het gebeuren dat eene kleinigheid, die ons bij het begin van den dag hindert of in den weg staat, gevolgd wordt door groo- ter ergernis en dat wij ons dan eindelijk maar troosten met het bovengenoemde spreekwoord, terwijl wij niet bedenken dat wij aan de latere ergernissen doorgaans meer schuld hebben dan het toeval zelf. Sommige lieden toch laten zich dadelijk afschrikkenzoo spoedig hun iets tegen loopt, hebben zij geen moed meer om wat anders aan te vatten en als zij toch ge dwongen zijn het te doen, doen zij het zóó onhandig, dat mislukking niet uit kan blijven: In denzelfden zin hoort men spreken van geluks- en ongeluksdagen. Een dag, die in ons geheugen staat aangeteekend als één waarop wij fortuinlijk zijn geweest, geeft ons goeden moed voor het vervolg; alleen de aanvang van een gewichtig werk geeft ons reeds goede verwachting van den uit slag en wat flink wordt aangevat, is reeds half gewonnen. Een dag daarentegen waar van wij ons herinneren dat hij het begin is geweest van tegenspoed, staat met een zwarte kool bij ons aangeteekendwij wan trouwen hem, of liever wij herinneren ons dien dag te goed en die herinnering alleen is dikwijls zóó sterk, dat zij een neerdruk- kenden invloed op ons uitoefent en ons reeds half ongeschikt maakt voor ons werk. Geen wonder dus dat het dan mislukt en de ongeluksdag krijgt de schuld van iets, dat wij eigenlijk hebben te wijten aan ons 13) Dokter Willems schelde aan. Hij had van Anna ver nomen dat de toestand van den heer Sterk van dien aard was, dat Clara haar vertrek niet mocht uitstellen en een spoedig besluit had hij genomen. Hij schreef een briefje aan een academievriend van hem, die kort geleden gepromoveerd was geworden, maar zich nog nergens gevestigd had en die nu in afwachting van eene plaatsing, bij zijne ouders zijn intrek had genomen. Hij berichtte hem, dat hij om gewichtige redenen voor eenigen tijd van huis moest en verzocht hem zijne praktijk in dien tijd waar te nemen. Toen hij daarop een gunstig antwoord kreeg, begaf hij zich naar de familie Lnkassen en verzocht mevrouw een oogenblik te spreken. «Tot mijn spijt verneem ik, mevrouw, dat uwe logée Yast besloten is te vertrekken en daar ik ook toevallig voor eenigen tijd naar Haarlem ga, om een vriend te bezoeken die in het land teruggekeerd is, zoo wilde ik u en juffrouw Sterk voorslaan, dat zij onder mijn geleide de reis aanvaardt. Ik zal zorgen dat het haar aan niets ontbreekt en zal ze veilig in hare ouderlijke woning voeren, a «Dokter Willems gij neemt mij een pak van het hart, ik begrijp dat ik Clara niet terug mag houden van haar vertrek naar huis, maar zij is zoo zwak dat ik bang ben dat zij de reis niet goed zal eindigen en dacht er juist over om haar zelve naar huis te ver voeren. Maar, zonder onbescheiden te zijn, dokter, is die reis van u niet een voorwendsel? Bestaat die vriend?# Mevrouw, gij zijt altijd een moederlijke vriendin eigen gebrek aan moed, ons gebrek aan zelfvertrouwen. Bovengenoemde dagen zijn evenwel, om zoo eens te zeggen, slechts toevallige ge luks- of ongeluksdagen, maar er zijn er ook die naar het oordeel van velen geluks- of' ongeluksdagen zijn voor allen. Die da gen kende men reeds in zeer oude tijden. Indië zoowel als Egypte, Rome zoowel als Griekenland kende die dagen en overal sloeg men er wel degelijk acht op, dat geen gewichtig werk werd ondernomen op een dag, die als algemeen bekende onge luksdag stond gebrandmerkt. De Grieksche dichter Hesiodes noemde ze moederlijke en stiefmoederlijke dagen, naarmate zij geluk of ongeluk aanbrachten. Van de oude we reld ging het bijgeloof over naar de wes- tersche volken en bij ons, zelfs onder hen die zich beschaafden noemen, is het op lange na nog niet verdwenen. De christe lijke kerk verzette zich natuurlijk tegen dit overgeleverd overblijfsel van het heidendom, zonder gevolg evenwelwat meer is, uit de christelijke kerk kwamen nieuwe ele menten het getal ongeluksdagen vermeer deren, in overeenstemming met bepaald christelijke overleveringen. Een van de on geluksdagen, die bepaaldelijk aan het chris tendom zijn oorsprong te danken heeft, is de Vrijdag, de sterfdag van den stichter des Christendoms. En wat zonderling is, de christelijke overlevering heeft de beteekenis van den Vrijdag juist omgekeerd. Onder de ouden was de Vrijdag een geluksdag. De dag was gewijd aan Venus of Aphro dite bij Romein en Griek, aan Freija bij den ouden Germaandat was de dag der liefde, de dag waarop bij voorkeur huwe lijken werden gesloten. In streken met een verre in beschaving ten achter staande bevolking, eene bevol king die van het verkeer met de buiten wereld is afgesloten, b. v. in Oost-Pruisen, Gallicië, de Herzegowina, heeft de Vrijdag ten deele een christelijk, ten deele een hei- den.-ch karakter. In sommige gevallen is het een geluks dag volgens heidensche overlevering, in an dere gevallen een ongeluksdag volgens de christelijke traditie. Bekend is het, hoe on der het zeevarend volk de Vrijdag gevreesd wordt en hoe vroeger geen kapitein het zou wagen op een Vrijdag in zee te steken. De geheele sage van //de Vliegende Hollander" is een illustratie van dit bijgeloof. Tot straf van zijn uitzeilen op Vrijdag is het schip met kapitein en bemanning gedoemd ten eeuwigen dage rond te dolen, zonder ooit te kunnen landen, rond te dolen tot schrik en ontzetting van andere zeelieden, die in het verschijnen van //de Vliegende Hollander" een zekeren voorbode meenden te zien van een geweldigen storm. Dat dit geloof nog zeer heerschende is, blijkt uit de jongste reis beschrijving van de Engelsche prinsen, die op hun reis om de wereld, beweren het //Spookschip" ontmoet te hebben. Het jaar 1886 moest een rampjaar zijn volgens de mannen, die aan ongeluksdagen hechten, want het is een echt Vrijdagsjaar. Het begint met een Vrijdag, telt 53 Vrij dagen en eindigt met een Vrijdag. Behalve dit reeds, was er nog veel dat onheil aan dat jaar voorspelde. Wij zijn nog niet aan het eind en er kan nog veel gebeuren, maar tot nu toe wegen credit en debet vrij wel tegen elkander op. Aan den Zondag hecht men het begrip tegenovergesteld van dat van Vrijdag. Deze een ongeluksdag, gene een geluksdag, ook al weer in ver band met het leven van Jezus, tegelijker tijd met de zonnedienst van den ouden tijd. Van kinderen, die op een Zondag geboren worden, zeide men dat zij bijzondere gaven bezitten, o. a. die, van in de toekomst te kunnen zien; werk dat op Zondag gedaan werd daarentegen, was den werker ten ver- derve. Nog leeft in sommige streken het bijge loof aan den boozen Donderdag. Ook hier bij hebben heidendom en christendom sa mengewerkt. Donderdag was de dag gewijd aan Thor, den dondergod. Donderdag was de dag waarop Jezus voor het Sanhedrin en voor Pilatus stond, de dag dat Judas hem verried en dat Petrus hem verloo chende. In Zwitserland zegt men nog: //Trouw niet op Donderdag, want dan don dert het in het huwelijk." Behalve de dagen der week, had ook elke maand nog een paar kwade dagen, die in een bijzonder slechten reuk stonden. Viel zoo'n //Egyptische dag", zooals de Ro meinen hem noemden, op een ongeluksdag in de week, dan was hij dubbel kwaad. De meeste, bijna alle, zijn uit ons volksgeloof geheel verdwenen. Men had b.v. den In en 25n Januari, den 4n en 20n Februari, I en 28 Maart, 1 en 11 April enz. Men ziet de //één" speelt nog al eene rol. Van die zijn er bij ons nog slechts 2 als ongeluksdagen of bijzondere dagen bekend, n.l. 1 April en 1 December. De eerste April was de ge boortedag van den verrader Judas, nader hand beschouwde men ook den eersten April als den dag dat Jezus voor zijne rechters stond en van Pilatus naar Herodes en teruggezonden werd. De eerste Decem ber was do dag, waarop Sodom verzonk. De laatste (1 December) is nog slechts in sommige streken een kwade dag, l April daarentegen is overal bekend minder nog wel als ongeluksdag, dan wel als dag van fopperij. Het is met al die geluks- en ongeluks dagen als met alle voorspellingen, komt het uit, klopt het, dan zijn de zieners in de weer: //zij hadden wel gelijk, het kan niet van mij geweest en dus wil ik voor u mijn hart bloot leggen. Misschien hebt gij mij al doorgrond en anders zal ik het u zeggen, ik bemin Clara als het licht mijner oogen. Hoe ik in den beginne er te gen geworsteld heb en dacht dat die opwelling van voorbijgaanden aard zou zijn, ben ik tot de overtuiging gekomen dat ik zonder haar niet leven kan. Ik draag haar eene innige, hartelijke liefde toe en hoop hare wederliefde eenmaal te verwerven. Het zou echter zeer onkiesch zijn zoo ik haar nu lastig viel met een huwe lijksaanzoek, nu zij in zoo'n vreeselijke spanning ver keert omtrent haar vader. Zij heeft onderweg veel hulp noodig, ik zal een coupé afhuren zoodat zij het zich zoo gemakkelijk mogelijk kan maken. Ik zal hare zuster telegrafeeren om een rijtuig aan het station te zenden. Met den meesten spoed werd Clara geholpen om zich in haar reistoilet te steken, en, dank de kalmerende droppels die dokter Willems haar toegediend had, ver trok zij kalmer dan men had durven verwachten. XI. Toen Clara in den trein zeer gemakkelijk gelegen was, met kussens om haar hoofd te ondersteunen, zag zij dokter Willems ook plaats nemen en vraagde of hij ook op reis ging? Ja, juffrouw Clara, ik heb eens eenigen tijd ont spanning genomen en een vriend van mij zal mijne praktijk waarnemen. Ik heb groote behoefte om de frisscbe buitenlucht te genieten en daar ik u altijd de omstreken van Haarlem zoo hoog hoorde roemen, ben ik besloten eenigen tijd in die streken te vertoe ven. Nu treft het toevallig dat gij ook op reis naar huis waart en nu heb ik mevrouw Lukassen beloofd u veilig naar uw huis te vervoeren.# Wat zijt gij toch allen goed voor mij, mijnheer, ik vrees dat ik mijne dankbaarheid niet genoeg ge toond heb, maar ach die vreeselijke spanning omtrent papa, belemmert mijn denkvermogen in andere zaken. Ik gevoel hoe gij lijden moet, ik weet wat het zegt een vader te verliezen die men van harte lief heeftmaar hij leeft immers nog en zoolang er leven is is er hoop. Zoo gij mij toestaat dat ik uw papa bezoek, zal ik met uw dokter in consult treden en wat menschelijke hulp vermag, dat zal ik doen.# Gij geeft mij de hoop weder, mijnheer, och mocht ik daar niet in teleurgesteld worden. Ik heb een vast vertrouwen in u, dat gij het uiterste zult beproeven, mijn geheele leven zou ik dankbaar zijn zoo gij ge lukkig mocht slagen. Eindelijk was men te Haarlem genaderd, waar reeds een rijtuig op de reizigers stond te wachten. Met den grootsten spoed werd de reis vervolgd en in korten tijd was het doel der reis bereikt. Goddank, papa leeft nog,# zeide Clara. »het huis is niet gesloten, kom spoeden wij ons naar zijn ziekbed!# Mevrouw Sterk was van uitputting in slaap gevallen Marie had er zoo sterk op aangedrongen dat zij zich eenige uren zou afzonderen en daar haar echtgenoot ook slapende was had zij zich laten overhalen. Marie was dus alleen toen de dokter en Clara binnentraden. Hoe hartelijk was de ontmoeting der zusters en hoe ontroerde Marie op het zien van het zwakke gelaat van Clara, terwijl Clara vond dat Marie zeer afgevallen was van het nachtwaken. Beiden hielden echter deze gedachten voor zich. Ook dokter Willems werd door Marie als een oude kennis hartelijk begroet. Toen be- begaf hij zich naar het bed van den slapende en onder zocht zijn pols. Hij vraagde Marie naar het een en ander zijner geneesmiddelen en wenschte wel eene ont moeting met den dokter van het dorp te hebben. Toe vallig trad deze juist binnen en na aan elkander voor gesteld te zijn, begaven zij zich naar eene andere kamer om de ziekte te bespreken. Clara was intusschen naar het bed getreden en lag haar hoofd snikkende naast dat baars vaders. Hij ontwaakte en zijn oog viel op Clara. Mijn lieve kind hoe dank ik God, die mij nog vergund heeft uw lief gezicht te aanschouwen, ik heb zoo vurig naar u verlangd, nu heb ik mijn heele schat bij mij. Ik gevoel mij nu veel kalmer maar gij ziet zoo bleek, tracht zelve eerst wat te rusten en koin dan weêr bij me.« Nu kwam dokter Willems met zijn collega binnen en na zich bij den zieke neergezet te hebben, begon hij een onderzoek in te stellen. Hij schreef een recept voor dat spoedig klaar gemaakt moest worden en een half uur daarna, nadat de zieke het voorgeschrevenc gebruikt had, viel hij in een genisten slaap. Dokter Willems bleef bij het bed zitten om tegenwoordig te zijn bij zijn ontwaken, hij onderzocht telkens zijn pols en sprak niet. Eene angstige spanning volgde daarop, Marie noch mevrouw, die inmiddels ook weer ont waakt was en met dokter Willems kennis had ge maakt, durfde iets te vragen, uit vrees een ongunstig bericht te hooren. Eindelijk, na eene lange, kalme rust ontwaakte de zieke en verklaarde in verscheidene dagen niet zoo rustig geslapen te hebben. Nu durf ik eenige hoop koesteren op zijn be houd,# zeide dokter Willems verlicht, »ik geloof dat wij de crisis gehad hebben. Zorg nu vooral voor vol strekte rust, daar zal alleen het herstel van afhangen en dan heb ik hoop dat wij met Gods hulp hem be houden mogen.# Tranen van dankbaarheid stroomden uit beider oogen, het was alsof de tegenwoordigheid van dokter Willems haar reeds opbeurde. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1