No. 551. Woensdag 19 Januari. De Heidens, FEUILLETON. vooa Uit ore ver T J. VEE RUI AN Heusden. Dit blad verscliijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post verbooging. zonder pnjs- Gedurende den geheelen zomer konden wij in de dagbladen berichten vinden om trent troepen Heidens, die zich voorname lijk in de grensprovinciën ophielden. Zoo ver wij hebben kunnen nagaan, moeten er twee benden geweest zijn, elk uit een 50, 60 personen bestaande. Daar zij nu niet precies den naam hebben van zeer eerlijk te zijn, is het licht te begrijpen dat geen enkele provincie of gemeente op hun bij zijn gesteld is en men lien op die plaatsen, waar zij neergestreken zijn, liefst zoo spoe dig mogelijk zoekt kwijt te raken. Vandaar een gedurig kaatsen heen en weer, uit Pruisen over onze grenzen en weder terug- en uit België over onze grenzen en terug, totdat het op het laatst een spelletje werd, waar de politie handenvol werk aan had en dat niet diende om de verstandhouding tusschen de grensbewoners beter temaken. Omdat dit spel toch zoo niet kon voort duren, moet eindelijk besloten zijn, ze op eene bepaalde plaats als het ware te inter neeren. Ze daar op kosten van den staat te onderhouden en ondertusschen onder handelingen aan te knoopen met de re geering van het land, vanwaar ze lieeten te komen en ze daar heen te laten bren gen. Hoe of die geschiedenis af zal loo- pen, is ons natuurlijk niet bekend, wel is net zeer te hopen dat de grensprovinciën en hier met name Limburg en Brabant spoedig van die plaag mogen bevrijd zijn, want een plaag zijn zij. Niet alleen zijn zij dit om hun stoutmoedig bedelen dat meer op afzetten gelijkt, dan op bedelen, vooral wanneer zij buiten eene bewoonde plaats eenige menschen ontmoeten, die te gering in getal zijn, om zich tegen hen te verzetten, maar ook omdat zij den omtrek EEN WERKELOOZE. (Naar het Fransch). 2) Mocht het in het timmervak niet meer gaan, dan zou hij des noods sjouwerman, opperman of steenen bikker worden. Al verdiende hij dan maar 20 stuivers per dag, hij zou althans wat te eten hebben. Het regende al door. Jacques knoopte het stuk dat nog overbleef van zijn laatsten zakdoek dicht om zijn hals, opdat het koude water hem niet langer langs rug en borst zou vloeien. Het duurde evenwel niet lang of hij bemerkte dat de regen door zijne kale plunje heendronghij wierp daarom een angstigen blik om zich heen of hij nergens eene plek kon ont dekken om zijn lijf te bergen en het hoofd neer te leggen. Reeds begon de nacht te vallen, zijn valen sluier over de velden verspreidend. Daar ontdekte hij in de verte in de schemering eene donkere vlek in de weide. Hij stapte over de sloot langs den weg, en ging er op af, zonder eigenlijk te weten waarom. Het bleek eene koe te zijn, welke haren dikken kop naar hem toewendde, toen hij het dier naderde. De eerste gedachte van Jacques was: «had ik nu maar een pot, dan kon ik wat melk drinken. Jacques en de koe zagen elkaar aan. Plotseling gaf eerstgenoemde een schop tegen de zijde van het dier, onder den uitroep: «op, op'« Langzaam verhief het dier zich, terwijl de volle uiers omlaag hingentoen wierp de man zich op den rug tusschen de pooten van het dier, en met de beide handen de gezwollen, warme spenen drukkende, der dorpen zeer onveilig maken en alles van hunne gading is. Voor zoover wij we ten, zijn zij in langen tijd niet in zoo'n groot aantal bier geweest.;; Vroeger zag men ze wel nu en dan, bij 2- of 3-tallen het land doortrekken en zich ophouden met ketellappen, voor de leus ten minste, en vooral met waarzeggen, zulke groote troe pen als dit jaar hebben wij echter in lang niet gezien. Den oorsprong van dit volk kennen wij niet. Sommigen beweren dat j'zij uitjEgypte komen, anderen geven het Heilige Land als plaats van herkomst op, weer anderen zeggen dat het een onderdrukte volksstam is uit Hongarije. Hun taal, ten minste dat gene wat zij onder elkander spreken, wijst op Indische afkomst, want zij bevat vele Sanskritische bestanddeelen. Van godsdienst, of liever van een godsdienst, is bij hen geen sprake. Zij gaan ter kerk daar, waai de meerderheid ter kerk gaatbij de Roomsch-Katliolieken zijn zij Roomsch-Ka- tholiek, bij de Protestanten Protestantsch, in Rusland behooren zij bij de Grieksche kerk, in Oost-Duitschland zijn zij Luthersch. Hoe groot hun getal is, kan slechts bij benadering worden opgegevenmen rekent dat er in Europa ongeveer een half milli- oen leven, waarvan 145,000 in Oostenrijk- Hongarije, 200,000 in Turkije, 90,000 in Rusland. In de meer westelijke landen komen zij slechts nu en dan in troepen voor. In de vijftiende eeuw traden zij voor het eerst in Europa op. Zij gaven toen voor pelgrims te zijn uit Palestina, die voor de geweldenarijen der Turken weken. In het eerste vierdedeel der zeventiende eeuw hadden zij letterlijk Engeland ver pest: er waren er daar toen zooveel, dat koning Jacobus eene algemeene jacht op hen instelde, ze overal van daan liet voe ren naar de zuidkust van Engeland, en ze Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. daar op eenige afgehuurde schepen liet brengen, die men eenvoudig door de zee liet meevoeren. Van deze bezending is nooit iets officiëels meer gehoord. Eene eeuw later, onder Koningin Anna, werd een zelfde maatregel, maar op kleine schaal ge nomen. De romanschrijvers hebben veel aan de Heidens te danken. Velen van hunne in teressantste helden werden aan de wereld der Heidens ontleend. In bijna geen en kel werk van Walter Scott ontbreken zij. Victor Hugo in zijn „Notre Dame de Paris", idealiseert ze en zijne Esmeralda is wereld-beroemd geworden. Ook in de Spaan- sche roman-lectuur komen zij telkens voor en nog op dezen dag worden aldaar de straatmuzikanten g i t a n o's genoemd en de danseressen van de Eandago zijn meest gitano's. Bij hun eerste optreden stonden zij on der een gemeenschappelijk opperhoofd, ko ning genoemd. Verder hadden zij eene massa hoofden, allen met titels aan de Europeesche volken ontleendhertog, graaf, heer. Tegenwoordig schijnt geen gemeen schappelijke band meer te bestaan. Waar zij in vrij groote troepen komen, daar le ven zij onder een opperhoofd dat door de volwassen mannen gekozen wordt. Hun uiterlijk is niet zeer innemend. Zij hebben een olijfkleurig vel, zwart glanzig haar, een dichten zwaren baard, fijne lippen, zeer witte tanden, vurige oogen met lange wim pers, zij zijn niet zeer groot maar slank van gestalte. Do mannen zijn mooier dan de vrouwen. Hetgeen bij hun arbeid ge noemd wordt, verrichten de vrouwenvrach ten dragen en dergelijke. Wanneer er schoone vrouwen bij zijn, dan zijn zij ook zeer schoon, maar op 28 a 30-jarigen leeftijd is al het schoone verdwenen en de oude vrou wen, met de altijd mompelende lippen en dronk hij lang, zoo lang deze levende bron melk gaf. Intusschen viel de regen steeds dichter en was op de geheele vlakte geen toevluchtsoord te bespeuren. Te vergeefs had Jacques uitgezien of hij tusschen de boomen ook hier of daar een verlicht venster kon bespeuren. Op de gewone logge manier had de koe zich weder nedergelegd. Jacques zat naast het beest en streelde het den kop, dankbaar dat het hem had gevoed. De zware, warme adem van het beest, welke het uit zijne neusgaten blies, en geleek op twee stoomslralen, in het avondlicht gezien, streek Jacques langs het gezicht. «Nou, je hebt het daar van binnen niet koud, zou ik denkenzeide Jacques. Intusschen stieek hij met zijne handen langs den buik van het dier om ze te warmen. Daardoor kwam hij op de gedachte of hij dezen nacht niet zou kunnen doorbrengen tegen het warme lichaam van de koe. Kort en goed, hij vleide zijn voorhoofd tegen den broeden uier van het dier, en overweldigd door ver moeidheid sliep hij weldra in. Telkens ontwaakte hij door de konde van rug of borst, al naar mate hij zich tegen het lijf van het dier omwentelde om, onbewust, zich te verwarmen en te drogenmaar ook telkens sliep hij weer in. Het hanengekraai deed hem ten slotte ontwaken. De dageraad was verrezen, het regende niet meer, helder welfde de blauwe hemel zich over de velden. De koe lag nog te slapen, met den snoet plat op den grond. Jqcques hukte zich, en steunende op de handen kuste hij het hreede neusbeen van het beest, terwijl hij zeide: »Dag bestetot een anderen keer, gij zijt een goed dier. gegroet Toen trok hij zijne schoenen aan en hervatte den marsch. Twee uren lang liep hij, altijd maar recht vooruit langs denzclfden weg. Toen voelde hij zich zóó moede, dat hij in het gras ging zitten. Het was een vreedzame dag, van alle kanten hoorde men de kerkklokken tjingelen; er kwain leven en beweging. Mannen in hunne beste blauwe kielen, vrouwen met de heldere witte mutsen op het hoofd, dezen te voet, genen in wagentjes zag men op de wegen, op weg naar de naburige dorpen om bij vrienden of magen den Zondag te vieren. Langs den weg, door Jacques gevolgd, kwam ook een boerenkerel, een flinke vent, die al de teekenen van welvaart vertoonde, achter een twintigtal schuwe en blatende schapen, die door een vluggen hond als een troepje bij elkaar werden gehouden. Jacques bedacht zich geen oogenblik, maar stond op, groette den boer, en vroeg «Zoudt gij voor een werkman, die sterft van honger, niet wat te doen hebben De boer wierp hem een wantrouvvigen blik toe en zeide: »Ik heb geen werk voor lui die ik aan den weg aantreft. Onze timmerman ging weer aan den kant van de bermsleot zitten. Geduldig wachtte hij Iedere voorbijganger nam hij terdege op, of hij ook iemand zag, wiens houding en gelaat genoeg vertrouwen inboezemden om zijne bede te herhalen. Eindelijk zag hij een burgerheer in overjas, waar- tusschen een gouden horlogeketting blonk. Met hem kon hij het beproeven. Sedert twee maanden loop ik werk te zoeken, zeide hij. Ik vind niets, en ik heb geen centime op zak. Gij hadt goed gedaan door het aanplakbiljet te lezen, dat aan de grens dezer gemeente is aangeslagen, de houten pijp in den mond zijn in één woord afzichtelijk. Tot op 10 a 12-jarigen leeftijd loopen de kinderen naakt en over het algemeen is de zorg voor de kleeding bij hen niet zeergroot. Wel op hunne feest dagen; dan worden de pronkkleederen ge dragen, die schitteren van klatergoud en zilverdraad, dikwijls dragen zij dan hals snoeren van gouden of zilveren mmnten. Met al dat flikkerende en schitterende heb ben zij evenwel ook dan nog, van dieht bjj gezien, een smerig voorkomen. Zooveel landen zij bezoeken, zooveel na men hebben zij. Zij noemen zich zeiven Roerweitschel of Pharaönhet meest zijn zij bij ons bekend onder den naam van Zigeuners. Bij de Turken lieeten zij Tschin- gan, in Slavonië Cigani, in Rusland Tschin- gani, in Italië Zongari, in Spanje Gitano's, in Frankrijk Bohémiëns of Egyptiëns, in Engeland Gypsies, enz. Bij de Eranschen is het woord Bohemer in de taal opgeno men la vie Bohème, het leven bij den dag, een Bohemiër, een landlooper in het alge meen. Er worden op hunnen naam ook vele dingen verteld, die eenvoudig onwaar zijn. Zoo lazen wij dezen zomer, dat in een dorp in Noordbrabant een kleine jongen van den troep was overreden en zijn been gebro ken had. Daarop had de hoofdman den knaap eenvoudig dood geslagen, omdat hij toch nergens goed voor was. Dit verhaal tje werd voor waar aangenomen, alsof het mogelijk zou zijn dat in een beschaafd land zulks ongestraft zou kunnen gebeuren. Zij zijn even zoo min de idealistische wezens, die sommige romanschrijvers van hen maken, als de booswichten zonder ge voel, die zulke daden bedrijven. Wat ze in hun bloeitijd waren, is voor ons moei lijk te zeggen; wat ze nu zijn, is gemak kelijker. Wie de bende heeft zien trekken zeide de mijnheer. Bedelarij is verboden op het grondgebied der gemeente», dat staat er op. Ik moet u tevens zeggen dat ik de burgemeester ben, en als gij niet spoedig maakt, dat gij wegkomt, laat ik u inrukken. Jacques voelde zich het bloed naar het hoofd stijgen. «Laat mg inrukken» mompelde hij tusschen zijne tanden, «als gij wilt. Des te beter, dan zal ik althans niet sterven van den honger.» Hij ging maar weer op dezelfde plaats zitten. Het duurde geen kwartier, of hij zag inderdaad twee gendarmes op den weg aankomen. Twee aan twee liepen zij langs den weg, met groote stappen, goed in het oog loopend. Hun glimmende steken, hun gepoetste knoopen, hun geel ledergoed, alles schit terde in de zonnestralen, alsof zij reeds van verre, van zeer verre de kwaaddoeners wilden verschrikken en op de vlucht jagen. Jacques begreep volmaakt goed dat het om hem te doen was. Hij voelde echter den heiraelijken lust op komen hen te trotseeren, zich te laten pakken en zich later te wreken. De twee gendarmes naderden met hunne eigen- dommelijk militaire zware stappen, zoo afgepast als waren zij ganzen. Zij schenen Jacques volstrekt niet te zien. Plotseling, toen zij bij hem waren, bleven zij staan, als ontdekten zij hem daar net en keken hem dreigend en streng aan. De brigadier trad vooruit, en vroeg Wat doet gij hier? Jacques antwoordde bedaard Ik rust uit. Waar kom je vandaan Als ik alle landstreken moest opnoemen, welke ik ben doorgetrokken, dan had ik wel een uur werk. Waar ga je naar toe l.J* «swwraMWwarsss!*

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1