1887
Intieme Erfef.
FEUILLETON
Marie de Ylechtster.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post
verhooging.
zonder piijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
baarde jurgens!
z/Een van duizend" dacht ik, toen ik uwe
letteren gelezen had, //een van de duizend
en zóóveel vaders, die met hunne zonen
verlegen zitten." 't Was een troostgrond
voor me, mijn beste; zooals ge weet heeft
't lot me slechts van de andere sekse iets
toebedeeld en heb ik daarover wel eens ge
murmureerd. Als ik echter de jeremiades
overweeg, die alomme worden opgezonden
door mijn landgenooten met stamhouders
bedeeld, dan ben ik geneigd te berusten,
zooals 't in de advertentiën van de eerste
kolom heet. Met meisjes, dat weet ge,
behoeft men zooveel omslag niet te maken.
Als die maar behoorlijk leeren kamers doen
en lakens rekken wil dat al heel wat zeggen,
ze zijn hun gewicht als hulphuishoudsters
zoo niet in goud, dan toch in zilver waard,
al3 men er mee zitten blijft. «Maar de
jongens! Bij dezen kan van ziften blijven
geen sprake zijn. Ze trekken er uit of ze
vliegen kunnen of niet en ik kan u uit
mijn naaste omgeving voor de hand weg
een dozijn gelukkige vaders opnoemen, die
meer embarras met hun zonen hebben sinds
ze uitgevlogen zijn, dan toen ze nog thuis
waren.
Maar laat ik hierover niet doordraven
en tot de orde terugkeeren. Ge klaagt dat
't zoo moeilijk is voor uw Jurgens Jr. een
beroep te kiezen, ge vindt dat uw vak hem
niet en u in 't geheel niet lijkt en ge vraagt
ten slotte wat ik er van denken zou als hij
voor ^meester" ging leeren.
Als vanzelf leidt me dit tot een zeer nette
verdeeling in drieën en begin ik met uwe
Macht
Het komt meer voor dat een jongen van
den leeftijd uws zoons hij is nu bijna
14 jaar niet? geen bepaalde keus gedaan
heeft omtrent zijn loopbaan. In den regel
echter bestaan daar bijoorzaken voor. Een
flinke jongen, dien men niet te veel aan de
ooren maalt door hem dit aan en dat af te
raden, weet wel wat hij worden wil. Als
men gelijk vele zorgzame vaders doen, door
lange redeneeringen en 't bijhalen van allerlei
gezochte voorbeelden een kind tracht af te
houden van een beroep en hem kneeden
wil naar een bepaald model, dan is 't geen
wonder, dat een jongen de kluts kwijt raakt
en ten slotte zelf niet meer weet wat hij
wil, en volkomen onverschillig wordt omtrent
de beroepskeuze. Ge zult zelf het best
beoordeelen kunnen, hoe ge op dit punt
tegenover uw jongen staat. Ik vermoed
uit uw schrijven, dat hij moeilijk tot een
keuze naar uwen zin en smaak komen kan
maar eilieve, sinds wanneer is 't goed en
loffelijk, dat een kind zich richt naar den
zin zijns vaders, waar 't geldt een keus te
doen voor 't volgend leven? Hier dunkt
me mag een ouder raden en voorlichten,
maar bepaald afraden, alleen omdat een of
ander beroep hem niet lijkt, is een zeer
onvoorzichtige daad. Slechts wanneer een
jongen een absoluut slechte keus doet, dan
is 't plicht hem daarvan terug te brengen.
Wat betreft uw oordeel omtrent uw
eigen beroep, zou ik willen vragen waarom
lijkt u dit niet? Ge zijt nu met eere ruim
30 jaren tuinier geweest en hebt uw vak
zóó lief, dat ge zeker geen andere keuze
zoudt doen, indien ge nog eenmaal kiezen
mocht. Bovendien hebt ge steeds, ook in
magere jaren, uw brood gehad waarom
lijkt het u dan niet voor uw zoon? Dat
het hem niet lijkt, .kunt ge moeilijk bewe
ren, want van jongs af is hij een groot min
naar van tuinen geweest. O, Jurgens! ik
vrees dat ge aangetast zijt door een leelijke
kwaal, de kwaal van laag neer te zien op
zijn eigen vak. In de maatschappelijke be
roepen ziet ieder zijn valk voor een uil
aan, dat is bijna nog erger dan 't omge
keerde En ieder wil, als 't maar eenigszins
mogelijk is, van zijn kind een heer maken.
Ik weet wel, 't is verleidelijk zijn jongen in
een demi, een hoedje op, een sigaar in 't
hoofd, een chic rottinkje in de hand naar
't kantoor te zien gaandat uiterlijk vol
doet een vader beter dan een werkmans-
kiel en bemorste handen. Zoolang echter 't
innerlijk meer is dan 't uiterlijk, houd ik
vol dat een werkman, die zijn vak goed
verstaat en vrij blijft van den bekenden
duivel, een beter lot heeft dan de duizend
en zooveel halfblanksheertjes, die vooral in
de steden tieren als 't gras in de weide,
die van 4 a 5 in de week den mijn
heer spelen, des Zondags met hun meisje,
een hysterisch naaistertje, uitgaan en ver
tering maken, waarvoor in de volgende da
gen hun maag moet betalen, 't Is niet zoo
onzinnig als 't wel schijnt dat in Amsterdam
't gepeupel zingt: //leve de d'misaison
want de partij der socialisten telt tal van
daarmee getooide heertjes, die zich voor
hun ellendig bestaan schadeloos stellen, door
in koor te schelden op kapitalisten en ge
zeten burgers.
Ten slotte uwe vraag.
Schijnbaar staat het bovenstaande daar
mee niet in verband, maar in werkelijkheid
past die toestand volkomen op de jongst
gediplomeerde onderwijzers. Hun toestand
is zelfs nog erger. Door allerlei oorzaken
zijn in de laatste tien jaren zooveel geroe
penen en ongeroepenen tot het onderwij
zersvak opgeleid, dat heeren opleiders
die er een mooien cent aan verdiend heb
ben thans zelf beginnen ih te zien dat
het mis loopt. Ik kan me niet voorstellen
dat er nog iemand is behalve zij die
betaald worden voor den aankweek die
(Naar het Fransch.) (13
Gij hebt vertrouwen in mij, niet waar Marie
Ik herhaal, ik bedoel niets dan uw geluk en dat uwer
moeder en eenmaal zal de dag komen, waarop ik dit
zal bewijzen.
Gij hebt het reeds bewezen in twee omstandig
heden die ik niet licht vergeten zal. Hoe edel van je,
mijne verdediging op u te nemen, toen de geheele
wereld overeengekomen scheen ons met verachting te
slaan.
Laten we daarover niet meer spreken. Ik heb
niet meer gedaan dan ik moest doen en ik zou het
nog doen. Vergeet niet dat gij in mij een trouwen
vriend hebt.
Wij hebben ons te verdedigen tegen de vervol
gingen van een vijand dien gij wel schijnt te kennen.
A ja, de toovenaar, niet waar?
Zeg liever de booze geest. Als gij eens wist
welke helsche kwaadaardigheid dien man bezielt!
Daaraan twijfel ik volstrekt niet. Maar wat heeft,
in 's Hemels naam, die man hier toch te maken?
Weet gij dat niet, gij die mij komt waarschuwen
tegen hem?
Ik weet alleen dat die man een slecht wezen
is, wien alleen het touw ontbreekt om opgehangen te
wordendat u een ongeluk zal overkomen als ge hem
nog een voet in dit huis laat zetten, zoo zeker als ik
hem de hersens zou inslaan, als ik hem op zekere
oogenblikken hier aantrof.
Ach, als gij alles eens wist! Deze man is voor
ons wat een wolf is die rondom eene kudde sluipt.
Hij heeft mijn grootvader in het verderf gestort, hij
heeft alle ongelukken over ons huis gebracht en hij
zal mijne moeder dooden, want meer dan eenmaal heeft
zij het mij reeds gezegd: hij doet mij den dood aan.
Duizend donders! als ik hem te pakken kan
krijgenIk verbeeld me dat ik hem reeds onderhanden
heb en dat ik dien duivelsgeest langs zijn baard zie
loopen! Die ouwe schooier! Maar pas op, hij zal er
niets bij te kort komen dat hij nog wachten moet.
Kom, Marie, ais ge eenig vertrouwen in mij hebt, moet
ge mij alles zeggen wat ge van dien kerel weet.
Laat hij zoo dol worden als hij wil, we zullen hein
de nagels afknippen!
Neen, Leon, neen! Gij moogt u niet op den
weg van dien man plaatsenhij zal u kwaad doen,
er zal u, zooals gij mij zelve voorspeld hebt, een
ongeluk overkomen. Wij hebben dit kruis tot nu
toe gedragen, wij zullen het lot den einde toe weten
te torsen. De goede God is rechtvaardig en zal ons
niet verlaten.
Zonder twijfel, maar tot nu toe heeft hij het
laten geschieden. Maar God beveelt ons ook niet stil
te blijven zitten. Neen, men moet dezen man tegen
houden, zelfs als hij de duivel is, wat ik sterk be-
twijfef. Ja, Marie, de zaak met dien kerel moet uit
zijngij moet mij alles zeggen en mij dan mijn gang
laten gaan.
Helaas, er zal u een ongeluk overkomen en
niemand zal u redden!
Marie, antwoordde Leon met eenig verwijt in
zijne stem, hebt gij dan geen vertrouwen in mij?
0 ja, maar als u eens iets overkomt!
Komaan, ik zal voorzichtig zijn. Die toovenaar
is niet zoo verschrikkelijk als hij wel lijkt, hetgeen
j wel zal blijken als wij maar eerst weten wie hij is.
i Ik zal niet rusten voor ik het weet. Denk er om,
het is voor uw geluk en voor het mijne.
Leon had de hand van het jonge meisje gegrepen
en drukte die in de zijne. Marie kon tegenover deze
bewijzen van liefde en bij den open blik van den
jongen man, niet langer zwijgen. Zij vertelde hem
alles wat zij wist van den toovenaar, hetwelk onzen
lezer bekend is. Naarmate het jonge meisje vorderde
met het verhaal der schandelijke handelingen van den
toovenaar, haalde Leon ruimer adem, alsof men hem
langzamerhand van een zwaar gewicht, dat op zijne
borst drukte, had ontheven. Het geheim van de
bezoeken van den toovenaar was nu voor hem op
gehelderd. De weduwe noch hare dochter hadden
zich iets te verwijten! Dit denkbeeld verhelderde zijn
gemoed, gelijk het ochtendbriesje de lichte wolkjes
van den hemel verdrijft. Hij voelde zijne liefde voor
het meisje steeds toenemen, en in dezelfde mate de
haat tegen den man die twee onschuldige vrouwen
het offer van zijne berekeningen wilde doen worden.
Hij deed bij zich zeiven op zijne zaligheid een eed,
dat hij den lagen grijsaard zou ontmaskeren.
Dit zou evenwel niet zoo heel gemakkelijk gaan,
dat begreep hij volkomen, en een weinig nadenken
deed hem reeds inzien, dat drift tot niets anders zou
leiden dan nieuwe ongelukken te brengen over de
hoofden van hen, die hem thans meer waard waren
dan het zijne. Hij zag zeer wel in dat hij in deze
zaak niet met geweld maar met list moest te werk
gaan en dit beviel hem, met zijn voortvarend en prik
kelbaar karakter, volstrekt niet.
Och, zeide hij tot Marie, als ik alleen in het
spel was, dan was de zaak spoedig in ordeik zou
hem in zijne hut opzoeken en hem wel voor altijd den
lust benemen zijnen neus hier in de deur te steken.
Maar nu is het eene andere zaak. Er zweeft mij iets
anders door de gedachte; ik heb zoo mijn eigen
in gemoede een jongen zal aanraden onder
wijzer te worden. Er zijn thans honderden
die verlangend uitzien naar een betrekking;
alleen in de hoofdstad zijn een paar hon
derd leegloopende jongelingen als sollici
tant ingeschreven voor zeer enkele betrek
kingen. Wilt ge nu dit getal met uw Jur
gens vermeerderen, ga dan uw gang, ik
heb u gewaarschuwd.
//Maar er zit toch een goeden kop op
en zijn onderwijzer, die aan de normaal
school verbonden is, raadt me
Halt, vriend, met den besten kop van de
wereld en zonder lust in 't vak, blijft hij
een sukkel in school en zal ieder uur, daar
doorgebracht, herri een uur van wroeging
worden. Het is een dwaasheid te meenen,
dat een jongen, die geen roeping gevoelt
voor eenig vak, daarin toch wel zal kun
nen uitmunten en gelukkig zijn.
Uitmunten is bij uitzondering misschien
mogelijk, maar gelukkig? Geloof het niet.
Er is geen vak, dat voor den zoodanige
meer ellende oplevert, dan juist dit. Ik
ken onderwijzers die er door in 't krank
zinnigengesticht gebracht zijn, en leeraren,
die eiken dag de pijnigingen der hel onder
gaan. De raad van een normaalonderwijzer
kan in uw geval geen reden zijn uw jongen
uit zijn bloementuin te halen en in de school
over te planten. De man moet voor zijn
eigen belang zorgen dat de normaalschool
in stand blijft. Elke jongen met een goeden
kop, komt tot een akte en hoe meer akten
dergelijke inrichting verwerft, hoe langer
het be - i uit van opheffing uitblijft.
Ik beveel u deze regelen ter overdenking
aan. Denk in deze kwestie niet aan uw
eigen begeerte, ook niet aan het belang van
anderen, maar alleen aan de toekomst van
Jurgens. 't Is geheel zijn zaak. In tuin
derij of bloemkweekerij kan men ook best
een goeden kop gebruiken, dat hebt gij zelf
denkbeeld gekregen over dat ongeluk van uwen ar
men vader.
Leon, ik smeek u, spreek van die schrikkelijke
geschiedenis niet meer, zeide het jonge meisje, de han
den vouwende, terwijl de tranen hare oogen ont
sprongen.
Arm schaap, zeide de jonge man wiens hart ter
stond week werd. Gij hebt een goed en-edel hart.
Wees maar niet bezorgd, gij zult u over mij niet heb
ben te beklagen. Maar om op dien oude terug te komen,
wij moeten zeer voorzichtig met hem te werk gaan.
Mocht hij zich hier vertoonen, dan laat ge volstrekt
niets merken en ge ontvangt hem als naar gewoonte,
totdat ik met mijn plan klaar ben. Dan zullen wij
wel wat anders zien. He» wordt tijd d?t wij met
hem aan een eind raken.
Mijn God, ik ben zoo bevreg; -st datj niet /.uit
slagen in uw plan Ik heb 'rees voor u,»or mijne
moeder, voor mij zelve. Er i,v..Ji!j'inisa4g/j/pVerschrik-
kelijke dingen gebeuren.
Stel u gerust. Houd goeden moed en tracht dien
ook uwe moeder in te spreken.
Mijne moeder is zoo zwak! Zij zal tegen hem
niets hoegenaamd durven ondernemen.
Welnu, laat zij er dan buiten blijven. Wij zul
len met ons beidjes de onderneming aanvaardenmocht
het noodig zijn, dan zullen wij altijd nog wel hulp
van een anderen kant kunnen krijgen.
Leon, ik heb volkomen vertrouwen op u, maar
ik beef reeds als ik aan dien man denk. Ik heb hem
slechts één keer gezien en toen maakte hij reeds dade
lijk op mij den indruk van een slang, aan welke men
wijzer doet een schotel met melk voor de deur te zet
ten dan zich te wagen aan een beet. Intusschen, het
is verschrikkelijk te moeten denken dat wij die ver
achtelijke figuur in deze kamer kunnen zien verschijneu
BLAD
Het Land van lleusden en Altena,
BOMMELEHWAAM