BELASTINGEN. FEUILLETON. M 658. WOENSDAG 22 FEBRUARI. 1888. Uitgever: U. J. VEERMAN, Heusden. TOOK Dit bind Terschy'ut WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs- ▼•rhoogiag, Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Ilérold, Parijs. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Er zijn weinig belaste burgers die met een onbelast hart naar 't kantoor der ontvangers gaan en met vreugde hun penningen offeren, 't Moest misschien niet zoo zijn, maar 't is zoo pn 't zal wel zoo blijven. Belasting betalen be hoort nu eenmaal niet tot de pleizierigste han delingen in 't leven, omdat men gewoon is in geld een ruilmiddel te zien en steeds voor zijn uitgaven iets tastbaars terug ontvangt. Dit nu is voor 't belastinggeld 't geval niet. Men offert het en krijgt kwitantie niets meer. Niets meer? 't Schijnt zoo, maar 't is zoo niet, We krijgen wel wat voor onze penningen. Wonen we niet in een geordenden staat, die groote uitgaven vordert? Wanneer eenige per sonen een vereeniging stichten, is dan niet tot bestrijding der noodzakelijke uitgaven 't eerste punt van debat 't aandeel 't welk ieder daarvan zal bij te dragen hebben? Welnu, de burgers van een land zijn leden van een groote ver eeniging en deze heeft heel wat te bekostigen. Denk maar aan 't heir ambtenaren, aan de werken en de inrichtingen ten algemeene nutte, aan 't leger en de vloot enz. enz. Dat dit geld kost, veel geld zelfs, weten we, en dat wij onder ling *t moeten betalen, is zoo natuurlijk mogelijk. Dat »onderling betalen* laat zich zoo gemak kelijk neerschrijven, maar in de werkelijkheid zit 'm hierin juist de grootste moeilijkheid, 't Zal steeds een minder aangenaam werk blijken, doch als we nu maar de zekerheid hebben dat het bedrag waarvoor we aangeslagen zijn, ons juist en rechtvaardig aandeel is, verzoet deze zekerheid de bittere pil. Deze zekerheid nu hebben we niet, heeft geen enkel Nederlander. Ons stelsel van belastingen laat onuitsprekelijk veel te wenschen over en 't is goed dat we ook hier aan denken vóór we op 6 Maart ter stembus gaan. We moeten 't oordeel van den man onzer keuze kennen, ook op 't stuk van belastingen, op dit vooral, daar 't onze beurs raakt, die zeer gevoelig van natuur is. Laten we daarom een keer over dit onder werp nadenken en elkaar den stand van zaken herinneren. Onze Staat, zeiden we, behoeft geld. Hij vergt daarom een deel van 't onze. 't Gaat niet wil lekeurig, maar uit krachte van een afzonderlijke wet. De grondwet waarborgt bovendien een rechtvaardige behandeling (Art. 175). Dit deed de vorige ook en toch is 't met die rechtvaar digheid niet pluis. Er zijn vier soorten van rijksbelasting. De belasting, die we betalen naar gelang onzer bezittingen en ons vermogen, heet directe die welke van ons geheven wordt in sommige omstandigheden en niets met ons vermogen heeft uit te staan, heet indirecte, die welke we betalen voor 't gebruik of voortbrengen van sommige levensbehoeften, heet accijns. Verder betalen we nog rechten van in- en uitvoer. De tweede (waartoe zegel-, successie-, hypotheek en registratierechten belmoren) en de laatste kunnen buiten bespreking blijven. Hoe staan we nu tegenover de directe be lasting Deze schat onze woning, bepaalt daarnaar onze huurwaarde, en vraagt daarvan elk jaar 5 percent. Dit is in den haak. Doch ze telt vervolgens onze deuren, vensters en schoorsteenen en vraagt van de twee eerste 44 ct. per stuk (in gemeente boven 48000 inw. 77 ct.) en van de laatste 35 ct. voor een, f 1.40 voor twee en zoo vervolgens f3.60, f7.20, f 12.50 enz. Dit nu is niet in den haak. Wanneer een schatter de huurwaarde opneemt, let hij wel degelijk ook op 't getal schoorsteenen, deuren en ramen en bepaalt daarnaar 't bedrag. Voor deze onontbeerlijke hulpmiddelen tot luchtver- versching, verlichting en verwarming betalen we dus dubbel In 't algemeen is de wijze waarop iemand woont, een goede maatstaf van zijn welstand. Onder een voorbehoud echter. Zoo A. in een huis van f 300 huurwaarde en B. in een van f 1500 huurwaarde woont, betaalt A. f 15 en B. f 75 in de belasting. Doch A. is een kan toorbediende, die niet minder wonen kan, ter wijl B., een kapitalist, slechts vijfmaal zooveel betaalt. We zeiden daarom in 't algemeen. Er doen zich ook gevallen voor dat iemand, die er warmpjes inzit, maar zeer zuinig woont, een belachelijk kleine som in de directe belas tingen bijdraagt. Dit komt omdat ze gebaseerc zijn op de uiterlijke vertooning en wel vragen naar de waarde van 't meubilair, doch niet naar het vermogen 't welk daarin soms verborgen ligt, De geheele personeele belasting kan niet be staan, wanneer men ze legt naast art 175 der grondwet. De onrechtvaardigheid van 't stelsel schept wel degelijk prirelegiën. Bovendien is aan hare heffing een schat van onkosten verbonden en profiteert ten slotte de heffer, het Rijk, er een niet noemenswaardig gedeelte van, daar de gemeenten vier-vijfde van het bedrag inslokkcn. En deze belasting nu, die zooveel gebreken heeft en niet komt in handen van hem, die haar vraagt, wordt als basis voor andere gebruikt. Want behalve dat het Rijk ze elk jaar eenige procenten verhoogt, komen de provincie en de gemeente en volgen dit voorbeeld na. Op het belastingbiljet dat voor ons ligt vinden we 20 opcenten voor 't Rijk, 3 voor de pro vincie en 85 voor de gemeente, te zamen 108, zoodat de oorspronkelijke aanslag meer dan ver dubbeld wordt. We hebben 't plan niet het onderwerp belas tingen hier in al zijn onderdeelen en schuilhoeken na te gaan en laten hiermee de directe belas tingen aan haar stelselloos lot over. Alleen stippen we nog aan, dat ook de patentbelasting hiertoe behoort, waarover voortdurend steen en been geklaagd wordt, niet alleen om de onbil lijkheid tegenover degeen die ze treft, maar ook ten opzichte van hen, die er wettelijk van buiten gesloten zijn. Eén voorbeeldeen dorps schilder en glazenmaker mag geen kwast op een huis deur zetten zonder patent genomen te hebben, terwijl een kunstschilder het bedrag van eenige duizende guldens, als loon voor een schilderstuk, onbezwaard mag opstrijken. Het penseel vrij en de eenvoudige schilderskwast belast. Is dat rechtvaardig? En is 't ook rechtvaardig, dat een arme kantoorbediende patentplichtig is, ter wijl ieder advocaat, die weken heeft waarin hij met één proces meer binnenstrijkt dan de kan toorklerk in een geheel jaar, vrij loopt Laat ons nu nog 't een en ander aanstippen van de accijnsen, eigenlijk een onderdeel van de indirecte belastingen. Deze treffen den be laste niet rechtstreeks, maar langs een omweg. We merken 't niet en daarin schuilt een ver dienste, maar ook een groot gevaar. De verdienste is dat ze gemakkelijk worden opgebracht, het gevaar, dat de heffer zoodoende verleid wordt, ze steeds op te voeren in tijden van gebrek. We hebben dat gezien aan 't gedistilleerd. Accijnsen betalen we van sterkendrank, wijn, vleesch, zout, zeep en suiker. Tegen die op 't eerste en tweede artikel is weinig in te brengen. Wel wordt er geklaagd dat onze finantiën drijven op de jeneverfleseh, doch dat is niet de schuld van 't belastingstelsel, maar van ons, die globaal genomen, te veel drinken. De wijnaccijns is een artikel, dat uitsluitend den gegoede treft, die 't missen kan. Uit het oogpunt van rechtvaar digheid kunnen die op zout, zeep, suiker en vleesch niet bestaan. Het is niet billijk, dat een arm gezin voor 't artikel zout even zwaar be last wordt als een rijk. Vleesch gebruikt het niet noemenswaardig, maar suiker, zeep en zout zijn levensbehoeften voor allen. Indien er accijn sen geheven moeten worden, zouden die artike len althans onbezwaard dienen te blijven. Er is nu reeds jaren geklaagd over onze be lastingen. Verscheidene ministers we herin neren ons Vissering en Gleichman hebben getracht tot een betere verdeeling van lasten te com en te vergeefs. Iedere poging is afgestuit op de Vertegenwoordiging. Daarom is 't noodig- dat iedere kiesvereeniging op dit stuk zijn kan didaat den pols voelt, opdat we weten waar we aan toe zijn. Of er dan niets van deugt? O, 't is in be ginsel zeer goed. De personeele belasting behoeft slechts herziening om uitstekend te werken en de accijnsen zijn tot zekere hoogte ook niet te verwerpen. Van de Pruisen kunnen we hieromtrent lee- ren. Die kennen die schromelijke verwarring usschen gemeente- en staatsbelasting niet. De staat heft daar den onderdaan met personeele jelasting. Deze is niet zwaar, gelijk men allicht in dit militaire land zou verwachten. Ze behoeft lier evenmin zwaar te zijn, omdat thans de staat slechts een vijfde van 't bedrag voor zich crijgt. Op grond nu van dezen aanslag komt e gemeente en heft daarvan percenten, som mige 100, andere meer. Er zijn er, die 600 en 700 vragen. Slaat het rijk dus den belasting- EGBERT CARLSEN. II. 3) De laatste woorden waren aan de trap ge sproken, tot welke luitenant von Pleizenbach zyn vriend had uitgeleid. Dewijl deze het verdere geleide afsloeg, knikte hij hem nog eens vrien delijk toe, en ging toen terug. Een oogenblik zag hp luisterend naar de helder verlichte voor zaal, toen sprak hij zacht: »Men hoort niets meer de les schijnt afgeloopen; ik zal dadelijk tot Georginc gaan en haar het verzoek van mijn ouden vriend vertellen, 'k Ben vast overtuigd, dat Martens haar befallen zal, vooral als hij zich een weinig met hare liefhebberijen wil bezig hou den. Maar of hij daartoe wel in staat zal zijn, weet ik niet. 'k Geloof dat hij al heel weinig kunstkennis heeft.* Terwijl ging von Martens de trappen af en trad op straat. Beneden wachtte de landauer van bet »hotel de Prusse* op hem, de knecht rukte met veel leven het portier open en sloeg het weder dicht, nadat hij het bevel bad gekre gen: »naar 't hotel!* Hij klom bij den koetsier op den bok, de paarden trokken aan en de wa gen rolde naar het Pruisische hof. Daar door den eerbiedigen groet van den portier en onderdanige buigingen van den opper kellner ontvangen, ging von Martens door den korridor naar de naast de eetzaal gelegen rook kamer. In 't voorbij gaan viel zijn blik op een groot, bont biljet met zwarte figuren, en wan neer de opperkellner nu zijn overjas aannam, vroeg hij: »hoe heet het cirlcus, dat hier voor stellingen geeft?* »Fürst, mijnheer de baron; de voorstellingen moeten zeer goed zijnhet is er iederen avond stampvol. Wanneer begint die geschiedenis?* >Om zeven uur.* Von Martens wierp een blik op de regulateur. Pt Is nu eerst vijf; de avond zal me ontzettend lang vallen. Zend naar het loket hierover en laat een biljet voor me halen. »Zeer goed. Beveelt de heer baron dat het rijtuig weer voor moet komen?* »Neen, ik zal te voet gaan. Laat op mijn kamer vuur aanmaken.* De opperkellner verdween met een tweede »zeer goed* en von Martens nam een courant tot hem gemeld werd, dat zijn kamer warm was. Toen ging hij er heen en eerst onmiddellijk voor het begin van de voorstelling zag men hem weer de breede trappen afgaan en uit het hotel ge treden. Het cirkus lag nauwelijks vijf minuten van het Pruisische hof* op een open plaats, »Frei- markt* genaamd. Reeds in de verte klonk de harde muziek van de cirkuskapel. Toen von Martens zijn plaats had ingenomen, was het eerste nummer reeds gegeven en de clowns .hiel den onder den bekenden luiden schreeuw en de wonderlijke capriolen hun intocht. Martens lette niet op hen maar monsterde door de tooneel- kijker het publiek. Ook het volgende nummer: »de kleine Eugenius Fürst in zijn voltigeeren op het ongezadelde paard* wekte zijn belang stelling niet, hoewel de kleine Fürst zijn werk voortreffelijk deed. Eerst toen Fraulein Wanda Sumiroff, de beroemde schoolrijdster, optrad, wijdde hij der voorstelling grooter opmerk zaamheid. Maar het was ook een boeiend beeld, die slanke en sierlijke gestalte haar paard in de ver- scbillendste wendingen te zien berijden, hoe het ros naar de maat der muziek rondloopen, hoe het buigingen moest maken, knielen moest, hoe de kunstrijderes het steeds dansend in de rij ge zette stoelen liet omwerpen en weder oprichten, hoe het eindelijk met volkomen zekerheid in den snelsten loop over de hooge barrières sprong, die zes in getal dicht achter elkander waren opgesteld. Iets, dat aan den Slavischen karaktertrek her innerde, vond men zeker niet in het gezicht dezer dame, hoewel de naam er aan deed den ken. Het prachtige gouden haar, dat in dikke vlechten van onder den hoogen zwarten hoed, die met een blauwen sluier gegarneerd was, te voorschijn sprong, de donker blauwe oogen onder de schoon besneden wenkbrauwen, het smalle ovaal van het gelaat met het klassiek gesneden profil en den vriendelijken mond, wiens onder lip een weinig was opgetrokken, dat alles deed meer aan eene Engelsche dan aan een Rus sische denken. Maar op het biljet duidde de directeur Fürst baar als eene Russische aan en hij moest toch zijn personeel het beste kennen. Maar Russische of Engelsche, in elk geval betooverde zij het publiek. De heer von Martens wendde geen oog van haar af; hij had zich ver voorover gebogenhet was of de scherpe blik, waarmee hij de dame fixeerde, haar met mag netische kracht wilde dwingen, tot hem op te zien. En inderdaad ontmoette nu haar blik den zijne; ja, een scherp opmerker had kunnen zien, dat in dit oogenblik fraulein Sumiroff verbleekte en haar linkerhand, die anders zoo zeker den teugel voerde, onwillekeurig beefde, zoodat het paard eene valsche beweging maakte en bijna uit de maat geraakte. Maar dat alles ging zoo snel voorbij, dat zeker van het gansche publiek slechts één het bemerkte. Die eene was echter de heer von Maptens. Toen de rijderes de rij baan verlaten had, stond hij op, en toen ze weer te voorschijn trad om met eene sierlijke buiging het publiek voor zijn applaus te dan ken, was er niemand, die luider in de handen klapte dan hij. Eerst maakte hij een beweging alsof hij zijn plaats wilde verlaten, maar als plot seling zich bezinnend, zette hij zich Aveer neder en zag de overige nummers tot aan het einde der eerste afdeeling, mede aan, maar met een gelaat, waarop men duidelijk lezen kon, dat hij niet wist wat hij zag. Bij het bagin der groote pauze stond hij op en ging naar 't buffet, waai de berekenende restaurateur niet alleen verfris- schingen van allerlei soort, maar ook een groote menigte bouquetten in voorraad had. Yon Martens zocht lang, tot hij eindelijk een bouquet witte rozen, met een donkerroode camellia in 't mid den, uitkoos. Toch haastte hij zich niet om naar zijn plaats terug te keeren, zelfs niet toen de muziek het begin der tweede afdeeling aankon digde. Hij zette zich op een stoel bij het buffet neer, liet zich een glas punch geven en knoopte met den restaurateur een gesprek aan over de leden van de troep, waarbij hij ook op fraulein Sumiroff kwam. Maar hoewel de man levendig instemde met haren lof, hij wilde of kon de vrager geen nadere inlichtingen geven, en niet eens de woning der dame noemen. Eindelijk zocht von Martens zijn plaats weer op. Wanda Sumiroff moest als voorlaatste num mer het apporteerpaard Mirza opleiden. Toen zij in een rijk geborduurde stalmeesters-uniform ver scheen, welke haar slanke gestalte inderdaad voortreffelijk deed uitkomen, werd ze met een daverenden bijval ontvangen; en toen ze hare voorstelling geëndigd had, was Martens bouquet niet het eenige, dat de dank van het publiek haar bracht. Maar 't was het eenige dat ze opnam en dat dit niet zonder opzet geschiedde, kon men duidelijk aan den blik bemerken, dien ze dankend naar von Martens zond. Een vlug gereden quadrille in prachtige cos tumes vormde het slot der voorstelling; nog eenmaal weerklonken de wanden van den lui den bijval, dan drong het pubkek in dichte massa's naar buiten. Ook Martens verliet de schouwplaats, meer door anderen voortgescho- ven als dat hij zelf trachtte den uitgang te be reiken. Besluiteloos bleef hij voor het cirkus staan en liep dikwijls heen en weef, tot hij in een helder verlichte restauratie ging, die daar dwars tegenover stond. Ook hier knoopt hij met den keliner een ge sprek aan over de kunstrijderstroep. Of de leden Het Land van en Altena, en de II» NAAll HET DUITSCH. VAN Verrassingen en geheimen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1