FEUILLETON. M 660. WOENSDAG 29 FEBRUARI. 1888. Ie Uitgever: L. J. YEERMAK, Heusden. D li LEUGEN. Li Lil VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs- verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Er bestaat een schetsje, door een Duitsch schrij ver ontworpen, waarin op hunroristischen trant de noodzakelijkheid van 't liegen aangetoond wordt. Een jonkman, besloten hebbende van ze keren dag af de waarheid, en niets dan de waar heid te zeggen, verliest op dienzelfden dng reeds zijn beminde en een erfoom en komt met andere personen in groote onaangenaamheden, 't Is een aardigheid, die den lezer als van zelf tot de con clusie brengt, dat de waarheid een bijzonder on bruikbaar ding is. In 't algemeen mag men het er voor houden, dat de wereld zich bij deze conclusie neerlegt en de waarheid op een afstand houdt. In 't dage- lijksch leven wordt veel gelogen. Niet slechts om zjjn beminde te vleien en een schatrijken oom stroop om den mond te smeren, maar in zeer ge wone gevallen, als ter loops. Er is niets mee te verdienen, er hangt niets of heel weinig van af, maar gelogen wordt er ook zonder kans op ver dienste, eenvoudig omdat het liegen een gewoonte is, waarvan men niet eens vermoedt dat ze zonde is of minder net staat. Om alle leugens, die in stad en dorp van Zon dagmorgen tot Zaterdagavond op straat, in her bergen,winkels en woningen gefabriceerd worden over de grenzen te brengen, zou menig tweespan noodig zijn. In de woningen? Ja, ook in de huisgezinnen. En dat is een slim ding, want wanneer in denen gen kring van 't gezin de leugen zich nestelt en thuis gevoelt, trekt hij met de leden de wereld in, schiet wortel en geeft vruchten. En de vruch ten vun den leugen vergiftigen de maatschappij. Tusschen ouders en kinderen moest voor den leugen geen plaats zijn. De verhouding is te rein om bezoedeld te worden door den verpes tenden adem van dezen boosdoener. Edoch, ze wordt bezoedeld. De kleinen verorberen het gif bij kleine gaven en leeren er langzamerhand meer van verdragen. Jantje moet, als vader thuis komt, zeggen, dat hij school geweest is, ofschoon dat niet zoo is, want vader heeft niet gaarne dat moeder 't kind om huiselijke zaken van de school houdt; Keel je moet., als zich iemand aanmeldt om vader te spreken, zeggen dat deze niet thuis is, ofschoon 't kind weet dat het een leugen is; de kleine Willem moet heel aardig en lief zijn tegen tante, alhoewel hij in tante's afwezigheid allerlei schimpschoten uit den mond zijner ouders op diezelfde tante opvangt. Ziet dat gaat zoo van zelf, geheel zonder erg. De ouders zouden vreemd opkijken en u vol strekt niet vriendelijk aanzien, wanneer ge hun uitlegdet, dat op deze wjjze hun kinderen les in 't liegen krijgen, een les, die allerverderfelijkst werken op 't jonge gemoed en de zaak, die de school te vervullen heeft aankweeking van christelijke deugden geheel te niet doen. Wat meer is, diezelfde oudei-s zullen hun kroost, wanneer die op eigen gelegenheid van een leu gen gebruikt maakt om zich schoon te wasschen van schuld, terdege straffen, omdat ze voor geen geld van de wereld zien zouden dat hun kind een leugenaar werd Geen ander zal zeggen dat een leugen geheel onschadelijk is, althans niet die, waarvan hier sprake is. Wanneer een leugen met een zeker zelfzuchtig doel verzonnen wordt, schaadt hij altijd, strooit hij onkruid in 't hart en zonder dat dadelijke gevolgen te vreezeu zijn, veront reinigt hij den akker, waarin ge het goede zaad beloofd hebt te strooien. Wat de leugen doet in 't maatschappelijk le ven, kunnen we bijna dagelijks om ons heen ontwaren. Vooral in kleine kringen woekert hij, waar de mensclien elkaar van haver tot gort kennen. Daar legt hij den een dit op de lippen en blaast den ander dat in 't oor en de wind neemt de geruchten op, verspreidt ze naar alle hemelstreken en sticht een brand, die niet dan zeer moeilijk te blusscheu is. Ter illustratie een voorbeeld. Ons land is, in betrekking tot andere Staten niet meer dan een kleine kring. Al wie onder ons in eenig opzicht uitsteekt, dien kennen we. We hebben een man gehad, die als denker en schrijver als een Saul boven de duizenden uitstak. Multatuli, die tot geen enkele partij verkoos te behooren, wordt door alle partijen als een eminent man beschouwd. Deze man heeft gehamerd op het Nederlandsch geweten, als geen voor hem gedaan heeft, om recht te verkrijgen voor den Javaan. En daar ons geweten taai was, heeft hij dikwijls woor den en termen gebruikt die zeer deden. Hoe heeft men hem beloond? Door rond te fluiste ren eerst en daarna te zeggen en vervolgens te schrijven dat hij een liederlijk persoon was, wiens grootste genot in bitter bestond. Deze leugen is 't land doorgegaan en heeft geloof ge vonden. Toch was er geen matiger persoon dan Dauwes Dekker. Maar de leugen klampt zich vast aan ieder, die niet is als anderen. Vooral aan menschen, die met een ideaal in 't hoofd rond loopen en ongewone drukte maken om dit te verwezenlijken. Dit voorbeeld raakt bijna de politiek. Ook daar heerscht de leugen en tooit zich niet zel den in 't schoone kleed der waarheid. Die in deze dagen scherp toeziet, bespeurt hem door 't kleed heen. Verkiezingstijden zijn oogsttijden voor den politieken leugen. Meer dan vroeger 't geval was, gaan thans staatkundige zende lingen her- en derwaarts en trommelen ons op uit den dommel Yan onverschilligheid. Niets beter om wakker te worden dan een reveille. Laat ze trommelen, 't wordt tijd dat ook 't volk belang gaat stellen in de landszaken. Is daar nu per se de leugen bij noodig? Volstrekt niet, maar 't gevaar is groot. Wanneer iemand zijn staatkundige gevoelens blootlegt, mag hij iets verzwijgen en 't een of ander minder schril voor de oogen hangen, hij houdt zich aan de waarheid. Doch wanneer hij die uitlegging ech ter apart zet en zijn tegenstanders gaat uittee- kenen, loopt hij groot gevaar een caricatuur te leveren en alzoo in dienst van den leugen te komen. Niet met opzet, maar allicht komt men er toe. Een tegenstander is nu eenmaal geen vriend, die verschoonend behandeld wordt. Het is hoogst moeilijk en gaat veler kracht te bo ven, in zijn tegenstander het goede te vinden en over 't minder goede den mantel der liefde heen te spreiden. In 't vuur van den verkie zingsstrijd worden niet zelden woorden en uit spraken uit hun verband gerukt en voorop ge schoven, die niet gezegd waren met de bedoe ling, waarmee ze daarna geëxploiteerd worden. Soms wordt ook de persoon onder handen ge nomen, dit of dat uit zijn leven verhaald en onder de bekende termen »men zegt«, »ik heb gehoord«, de man tot een hansworst zijner partij verlaagd. We zeggen niet dat 't zoo gaat of gaan moet, alleen dat 't gevaar groot is dat de leu gen bij de verkiezingen zijn werk onder ons vindt en ons verbittert en tegen elkaar in 't harnas jaagt. We zijn als van zelf aan 't verdeelen gegaan, doch zetten de taak niet verder voort. Op ieder gebied atrappeert ge den leugen, op 't kleine van 't huiselijk, op 't groote van 't staatkundig leven en in alle maatschappelijke toestanden, soms er zoo innig ingewerkt, dat hij bijna niet te onderkennen is. Den leugen zoeken en hem uitdrijven, waar we hem vinden, uit ons hart, onze omgeving, uit staat en kerk, zij steeds onze dure plicht. Ter wille der waarheid, d. w. z. van 't geen Li NAAlt HET DUITSCH. EGBERT CA RL SEN. 5) Martens merkte, hoe zijn beschermeling achter het wijf om in huis sloop en niet vergat den gevaarlijken knuppel mee te nemen. »Het is al goed,« knikte hij de meid toe en keerde zich om. Tot aan het eind der steeg volgden hem de stralen der stallantaarn, die de meid, hem nakijkende, hoog ophield, en de luide dankzeg gingen die aan de grijnzende mond ontwelden. Hij ademde vrijer, toen hij de hoofdstraat we der bereikt bad en de noordewiiid met sneeuw vlokken hem een wel scherpe, maar reine lucht in 't gelaat dreef. III. Het logies, dat de heer von Martens in het »Hof van Pruisengekozen had, bestond uit een ruime slaapkamer met een vriendelijke salon, welke zoo gemakkelijk was ingericht, als dat in een hot 1 maar eenigszins mogelijk is. Een klein Brusselsch tapijt bedekt den grond, eenige meer of min mooie schilderijen in breul gouden ran den versierden de wanden. Voor de breede vleu geldeuren hingen portières van blauw damast in zware plooien; gemakkelijke sofa's en fauteuls van dezelfde kleur en marmeren tafels met ge sneden houtwerk vormden het ameublement. Bij een der drie vensters had von Martens het zich gemakkelijk gemaakt en dronk onder 't genot van een goede Havanna sigaar zijn tweede kop koffie. Vlijtig las hij in een boek. 't Was weder een adresboek. Heden ochtend bij het 't heldere daglicht zijn we beter in staat zijne trekken te bestudeeren, dan gisteren bij den heer von Pleiszenbach bij den invallenden avond. Er lag veel stoutmoe digheid en zelfvertrouwen in dat gelaat met den vooruitspringenden adelaarsneus en het stoute breede voorhoofd, maar de vele plooien om de diep liggende oogen en de neergetrokken mond hoeken lieten sterke hartstochten raden, die niet altijd sterk genoeg in bedwang waren gehouden. Het glad geschoren gezicht had een eenigszins onreine tint, het gladde, donkerblonde haar was zorgvuldig gekamd, de bruine, levendige, bijna scherp fonkelende oogen toonden dat ze gewoon waren nauwkeurig op te merken, hoewel ze slechts half geopend waren en zich gaarne achter de slaphangende oogleden verborgen. Thans echter richtten ze zich vorschend naar de deur, waaraan zacht geklopt werd. Op Mar tens binnen trad de kellner de kamer in en meldde met een verlegen gelaat en een half O O onderdrukt lachen, dat een dame den heer baron wensehte te spreken. Haar naam wilde ze niet noemen, daar ze mijnheer wensehte te verrassen. »Jong of oud?« vroeg Martens. 't Is moeilijk te zeggen: ze heeft het gelaat geheel achter een donker gioenen sluier ver borgen. »Laat haar binnen komenzei de heer von Martens en zag in spanning naar de blauwe portières, waardoor de dame moest komen. Thans opende de kellner de deur, een vrouwelijke ge stalte v\erd zichtbaar en bijna op hetzelfde oogea- blik sprong de heer von Martens op en snelde naar de dame: »mijn beste tante, dat is werke lijk een verrassing. Hebt u mijn aankomst dan reeds vernomenmet die woorden stak hij haar de beide handen toe. »Bij toeval, moii neven,antwoordde de ge sluierde, »en ik kom om u te beknorren dat ge hier en niet bij ons uw intrek hebt genomen. De kellner nieuwsgierig als alle kellners, vooral als het geheimzinnige, gesluierde dames betreft, had de hand nog aan de deur en keek met domme verwondering van den een naar de andere. De oplossing was blijkbaar niet zooals hij ver wacht had. Een strenge, ongeduldige blik, wel ken Martens hem toewierp, noodzaakte hem thans echter met een eerbiedige buiging te vertrek ken. Zoodra hij de deur achter zich had dicht getrokken, maakte Martens de embrasses der porfiere los en liet ze geheel dicht vallen. Onder- tusschen had de dame haar groenen sluier op geslagen, en toen hij zich weder tot haar wendde, lachte hem een schoon, jeugdig, frisch gelaat tegen met twee prachtige blauwe oogen en een lieve, kleine mond, wier een weinig vooruitste kende bovenlip een klein weinigje de witte tan den zien liet. »Zijt gij het dus werkelijk, Miss Alma, mijn vermoeden bedroog me dus niet, toen ik meende u onder dien groenen sluier te herkennen.Met deze in 't Engelsch gesproken woorden leidde hij haar naar de sofa, en terwijl hij in een fauteuil tegenover haar plaats nam, ging hij voort: dit moet ik echter bekennen, Miss Alma, dat ge de kunst oai te verrassen even goed verstaat als de rijkunst. »Voor alles, noem me niet Miss Alma, smeekte het jonge meisje; Alma Robinson, dochter van den zeer eerwaardigen baronet Sir James Robinson- Eldridge van Kortright is verdwenen; dood, indien ge wilt; en thans bestaat nog slechts Fraulein Wamla Sumeroff, eerste schoolrijderes van het wereldberoemde cirkus Fürst.« »Maar waartoe die gedaanteverwisseling? ik bezweer u verberg 't me niet. Reeds gisteren avond, toen ik u herkende, stond ik op sprong u in de manege op te zoeken; maar ik vreesde, dat mijn komst aldaar u onaangenaam kon zijn.« »Het was lief van u,« viel het jonge meisje hem in de reden, »uw komst aldaar zou me zoo verschrikt hebben, dat het mij moeilijk, ja on mogelijk geweest zou zijn met de noodige onbe vangenheid met u te spreken. Maar zijt ge niet meer nieuwsgierig om de reden van n ijn tegen woordig bezoek te vernemen, dan om de oorzaak van mijn verandering in eene kunstrijderes te hooren?« 't Is moeilijk te zeggen, wat ik het liefst wil weten. »Zult ge ook nog twijfelen, als ik u den naam van doctor Adam noem »Hoe? Miss Fraulein Wanda ook gij?« riep Martens, niet in staat zijne verras sing te verbergen. Het jonge meisje boog zwijgend, terwijl ze even met den wijsvinger der rechter hand twee maal over de linker wenkbrauw streek en hem daarna een oogenblik op de lippen lei. »Komt ge op zijn last?« vroeg Martens. »Neen.« »Maar met zijn toestemming Het jonge meisje schudde het hoofd. »Dat is gevaarlijk- »Ik weet het, maar 't was noodig om u te waarschuwen. »Daartoe zal 't wel te laat zijn,« lachte Mar tens bitter. »Maar hoe 't ook zij, in elk geval ben ik u den diepsten dank schuldig. Hij vatte haar kleine hand en wilde die aan zijne lippen drukken; maar zij trok ze snel terug. »Laat dat,« zei ze haastig, »en misken mijne bedoeling niet. Zoo ik hoop, komt mijne waar schuwing nog niet te laat. Zijn we hier zeker niet beluisterd te worden »lk denk ja, vooral als we voortgaan Engelsch te spreken.* »Hoor me dan oplettend aan,« ging Alma Robinson of liever Wanda Sumeroff met half luide stem voort. »Ik moet met mij zelf begin nen. Korten tijd, nadat ge voor twee jaar zoo eensklaps uit A Vies baden verdweent en daardoor bijna het hart braakt van mijne arme zuster Ethelreda. »De hemel weet, dat het mij bij die afreis evenzoo te moede was«, viel Martens in. »En toch hebt ge thans nog met geen enkel woord naar Eshelreda gevraagd*, sprak Alma niet zonder verwijt. »Ik had zooveel te vragen*, verontschuldigde Martens zich. Een lichte zucht welde uit de borst van het en Afaa, VAN Een oude kennis.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1