Vervolg over dei aanfok van Paarden.
FEUILLETON.
M 662.
DINSDAG 6 MAART.
1888
Uitgever: L. J. YUURMAII, Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs-
vorhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Buitenland-
Wilson komt tegen het vonnis op en heeft
verlangd de zaak voor het hof van cassatie te
brengen.
o
De veroordeeling van den heer Wilson en nog
al tot zulk een zware straf, heeft te Parijs op
zien gebaard, al heeft de behandeling dezer zaak
te lang geduurd om den Parijzenaars, die veel
van afwisseling houden, nog veel belang in te
boezemen. Het zonderlinge van de zaak is, dat
die dingen, waarom Wilson nu veroordeeld is,
reeds lang algemeen bekend waren, en dit vroe
ger geen reden was om hem niet de gewone
maatschappelijke beleefdheid te bewijzen, ja zelfs
hem bij voorkomende gelegenheid tot gewichtige
betrekkingen te verkiezen. Zoo was hij o. a. in
dertijd president van de begrotingscommissie.
Natuurlijk had ieder, die daartoe meewerkte, er
zijn reden voor, maar dit juist is een bewijs,
dat waar deze man veroordeeld wordt, er veel
meer rot is. De deelneming in den slag, die met
de veroordeeling van den schoonzoon den ouden,
door en door eerlijken Grëvy treft, wordt wel
wat getemperd door de erkenning, dat in een
wereld als de tegenwoordige iedereen verplicht
is de oogen flink open te houden niet alleen bij
zichzelf maar ook bij zijn omgeving, wil men
niet in 't eind tot de onnoozelen gerekend worden.
o
Aan de Pransche Kamerleden is rondgedeeld
een ontwerp-besluit, onderteekend door 47 af
gevaardigden, betreffende het Kanaal van Parijs
naar Zee. Volgens dit ontwerp, zou die water
weg anderhalf maal breeder zijn dan het Suez-
kanaal. De kosten worden geraamd op 118 mil-
lioen. Eene maatschappij heeft de concessie dezer
onderneming aangevraagd, zonder tegemoetko
ming of waarborg van rente, doch met bevoegd
heid om een tonnegeld te heffen van de sche
pen die de Seine opvaren tot boven Rouaan.
o
Camille Flammarion schat de hoeveelheid
sneeuw, in Frankrijk in één week gevallen, op
105,600 millioen kub. meter, dat staat gelijk
met 10,560 millioen kub. meter water.
o
Daar de Oostenrijksche Rijkslegerwet volgens
een harer bepalingen slechts tot 1889 rechts
kracht heeft, zijn de Regeeringen te Weenen en
te Pest in onderhandeling getreden om het leger
uit te breiden tot een evenredig cijfer met dat
van Duitschland.
o
De aartshertog Albrecht van Oostenrijk, de
chef van het leger, is ernstig ziek.
o
Volgens een te San Remo in omloop zijnd
gerucht zou prof. Kusmaul, na te hebben ver
klaard dat geen der ademhalingsorganen van den
Kroonprins is aangedaan, erkend hebben, dat de
ziekte reeds ontzettende vorderingen heeft ge
maakt en het lichaam van den lijder inwendig
sporen van ontbinding vertoont. Dr. Kermanu
zou dit bericht eveneens aan de Kroonprinses
hebben medegedeeld.
Het verrassende besluit der geneesheeren te
San Remo, om aan de aldaar vertoevende dag
bladcorrespondenten geene inlichtingen meer te
verschaffen omtrent den toestand van den Kroon
prins, wordt te Berlijn als een hoogst bedenke
lijk teeken beschouwd.
o
Uit Petersburg word aan de Daily Newsge
meld, dat Rusland voortgaat met groote inkoo-
pen van goud, die niet zouden bestemd zijn
voor vredelievende doeleinden.
o
Uit Sofia wordt gemeld, dat Moutkouroff
sedert eenige dagen den ministerraad niet bij
woonde. Men heeft eveneens opgemerkt, dat
Moutkouroff en Stambouloff niet illumineerden
op het jaarfeest van prins Ferdinand.
o
Men acht het niet onmogelijk, dat de erf
prins van Baden, wegens zijn zwakke gezond
heid, afstand zal doen van zijn rechten op den
troon, ten gunste van zijn oom Wilhelm, die
met prinses Marie von Leuchtenberg, nicht van
den Czaar, is gehuwd.
o
De Koning van Spanje is ziek. De tweejarige
vorst heeft de mazelen, maar zijn toestand geeft
overigens geen reden tot ongerustheid.
o
Volgens den correspondent van »la France
militaire wordt het Italiaansch consulaat te
Lyon op dit oogenblik letterlijk overstroomd
door Italianen, die huiswaarts gaan met het oog
op de mobilisatie van het leger. Lyon alleen telt
nagenoeg 10,000 Italianen.
Uit Konstantinopel wordt gemeld, dat onder
de sarkophagen, onlangs te Saïda in Syrië op-
J.J
EGBERT CARLSEN.
6)
Martens raakte even met de lippen de parel
grijze handschoen aan, die haar kleine, smalle
hand omsloot en zei: »tot dank voor dezen vriend
schapsdienst, mijne lieve miss, wil ik u de twee
vragen beantwoorden, welke u zoo bezig hou
den. Het is zeker waar, dat voor Adam de
menschen en vooral zij, die hij door weldaden
aan zich verbonden heeft, slechts middelen zijn
om tot zijn doel te gerakenen verder is het
waar, dat dit doel niet is barmhartigheid te
betoonen, ongelukkigen te troosten en te redden.
Wat echter het eigenlijke doel van onzen bond
is, want deze bestaat inderdaad en wel in den
door Adam geschilderden omvang, om u dat uit
een te zetten moest ik u een uitvoerige voor
dracht houden over onze staatkundige en maat
schappelijke partijen, over de toestanden in het
Duitsehe rijk en de naburige landen, een voor
dracht welke u vermoeien en toch niet bevre
digen zou.t
»Dus heeft Adam me bedrogen, o, dat is
hard!« Alma zuchtte diep en in haar mooie,
blauwe oogen schemerde tranen. »Als een vader
heb ik hem vertrouwd, en ik was zoo ge
lukkig, zoo trotsch op zijn vriendschap. Nu is
dat ook weg!«
Met een krachtige beweging stond ze op.
Vaarwel mijnheer von Martens,zei ze hem
de hand toestekend, »we zullen elkander wel
voor 't laatst gezien hebben. Ik verzoek u ten
minste dringend mij niet te bezoeken en ook
in het cirkus niet meer op te letten.
»Zijt ge boos op me, omdat ik uwe goede
meening over Adam heb verstoord
In 't minst niet; ik dank u voor uwe open
hartigheid. Maar ik vrees, dat doctor Adam
ons zal laten nagaan en we willen geen ver
moedens bij hem wekken.
Martens knikte toestemmend. »Uwe opmer
king is helaas gegrond en ik zal dus in uw be
lang uw wensch nakomen. Wees zelve verder
ook voorzichtig en laat niet merken, dat ge meer
weet, dan Adam lief is. Volg gelijk vroeger
zijne bevelen opge kunt dat met een gerust
geweten doen, want slecht is het doel niet, dat
hij beoogt, al wil hij iets anders dan werken
van barmhartigheid.
»Kunt ge me op uw eer als edelman verze
keren, dat de oogmerken van Adam en zijn ge
heimzinnig genootschap niet slecht zijn?«
»Zou ik anders tot dien bond behooren?«
vroeg Martens als antwoord, terwijl hij zich
trotsch oprichtte en Alma vast in de oogen zag.
Martens lachte peinzend. »Ik weet niet,« sprak
hij trotsch, »dat ik ooit voor een onderneming
ben terug geschrikt, omdat er gevaar aan ver
bonden was. Maar men moet waarlijk voorzichtig
voortgaan als men met een tegenpartij als doctor
Adam te doen heeft. Zijt ge nog in 't bezit van
de bewuste photographie?«
»Ik was voornemens ze u fe overhandigen,
antwoordde de jonge dame, terwijl ze een taschje
uit haar mof haalde en daaruit een portret nam
»hier is uw toekomstige.
Martens wierp een korte blik op de photo-
graphie. »Mag ik het portret houden?« vroeg hij.
»Het heeft me gebrand als een gloeiende kool,«
lachtte Alma, »ik zal blij zijn er af te wezen.
Ze deed haar sluier weer voor haar gelaat.
Martens bood haar den arm. Veroorlooft ge
mij u voor de oogen van den portier en den
opperkellner uit te leiden en mijne waarde tante
aan de deur van het hotel vaarwel te zeggen
Met een kleine hoofdbuiging legde ze licht
haar kleine hand in zijn arm. Zoo traden zij
samen de kamer uit.
IV.
Toen von Martens in zijn kamer was terug
gekomen, beschouwde hij lang met groote op
merkzaamheid het portret en borg het toen in
zijn aanteekeningboekje. »Er is geen twijfel
aan,« fluisterde hij, terwijl hij nadenkend een
ander sigaar aanstak en weer bij het venster
plaats nam, »er is geen twijfel aan, mijn ge
heugen bedriegt me niet, er is duidelijk een
groote overeenkomst. Waarschijnlijk is deze niet
toevallig; bij dien noodlottigen brand op het
slot zijn twee kinderen verdwenenhet meisje
en de knaap gelden sedert beiden voor dood
nu heeft Adam het meisje teruggevonden,
waarom zou mij het geluk niet te beurt vallen
den jongen op te sporen? Hij moet jonger dan
zijn zuster zijn of vergis ik me?«
Hij bladerde weer in zijn aanteekeningboekje.
»Ja, het is zoo; het meisje moet thans achttien,
de knaap dertien jaar tellen. Zoo oud zal de
jongen van gisteren avond ongeveer zijn. Ook
naar zijn temperament te oordeelen kan hij
adelijk bloed in zijn aderen hebbenzijne ant
woorden waren overmoedig genoeg. Als hij
echter inderdaad een Virzowski is, en ik
twijfel er niet meer aan, zoo merkwaardig stemt
alles overeen dan is hij ook de hoofderfge
naam, want het meisje komt in aanmerking, als er
geen mannelijke nakomelingen zijn, en dan heb
ik in hem ook een wapen in de hand, waarmee
ik me van den ellendigen ouden Adam kan be
vrijden. Eindelijk dus weer een straal van ge
luk. Die kleine miss heeft me waarachtig uit
muntende tijdingen gebracht; ook dat Ethelreda
in 't klooster is, was aangenaam te hooren.
Moest ik niet altijd vreezen, dat ze me vinden
en plotseling misschien door Adam geleid
hier zou fe voorschijn komen?
»Hoe slim evenwel heeft de oude schurk de
mooie Alma ze is wezenlijk heel, heel mooi
geworden met zijn net omstrikt, even als een
afschuwelijke spin een prachtige kapelDat
denkbeeld van een geheim genootschap voor
weldadigheid is werkelijk niet kwaad; hij ver
staat het aan het spreukje telkens een andere,
voor het bestemde offer passende gedaante te
geven. Een spreukje? Zeker, ik houd het er
voor, hoewel niet te ontkennen is, dat de ver
takkingen verbazend ver reiken. Maar al die
voorgewende bondsleden zijn slechts van hem
afhankelijke creaturen, welke hij door allerlei
middelen onder zijn macht heeft gebracht.
Martens zag op de klok. Half elf; het wordt
tijd een plan voor den dag te maken. Eerst
wensch ik kennis te maken met de vernuftige
gade van mijn waarden Pleiszenbach dan de
overige bezoeken om twee uur table d'höte
voor den namiddag leg ik beslag op Pleiszen
bach om met me te rijden en hem dan mee te
nemen naar het cirkusvoor zoolang zal ik
wel verlof vaD zijne vrouw voor hem krijgen,
en zoo maak ik het gemakkelijkst kennis met
zijne kameraden. Na het cirkus ontsla ik den
goeden vriend en ga nog een weinig aan 't werk.
Maar daarvoor willen we ons dadelijk de noodige
inlichtingen verschaffen.
Hij greep weer naar het adresboek en bestu
deerde den platten grond der stad, dien hij
daarin vond. »Hier is de brug, daar loopt die
breede straat, de Friederichsstraat, een zeer aan
zienlijke naam voor de kleine, lage huizen, welke
aan beide zijde staan. Dan slaan we den derden
hoek om, een, twee, drie hier is het »smalle
straathm, zeer passend, en dan weer een
hoek dat kromme steegje hier zal het zijn
Voila: Yisscherssteeg. Op de bewoners daarvan
komt het dus aan.«
Hij sloeg de genoemde steeg op in de ver
klaring der straten. »Hier, nummer drie, dat
kan uitkomen. Friedrich Wilhelm Mirsky, ge
pensioneerd grensopzichter Marie Mirsky,
waschvrouw. Verder woont er niemand in
huis nu het hutje was ook ellendig genoeg.
De mooie Marie of zooals haar voorge
wende broeder haar noemde: Meika heb ik
gisteren reeds leeren kennenthans moet ik de
eer hebben met haar vader kennis te maken.
Over dag bedelt hij, 's avonds zal hij dronken
NIE
WS BLAD
Het Land van
en litem,
He Laii
en de
Bij den aanfok dient vooral gelet te worden op de opvoe
ding der veulens. Die opvoeding bestaat in een doeltreffenden
leefregel en eene krachtige voeding. Zeer veel hangt bij de op
voeding van elk dier van de jeugd af. De jeugd is menigwerf
beslissend voor het volgend leven. Hebben de jonge dieren
met storende omstandigheden te kampen, die hun groei en
hunne ontwikkeling tegenwerken, dan bespeurt men den in
vloed er van nog zeer lang, ja soms kunnen de storingen later
in 't geheel niet verholpen worden. Eene goede, doelmatige
voeding is een eerste vereischte. Wil men sterke paarden fok
ken, paarden, die voor den krijgsdienst in aanmerking kunnen
komen, dan moet men de veulens, zoodra zij niet meer zui
gen, met haver voeren. Die voedering moet doelmatig zijn en
daarom geve men in het eerste jaar ruim 2 kilogram haver
daags. Bij het begin der voedering, onmiddelijk na het spe
nen, spreekt het van zelve, dat het veulen niet op eens 2 kilo
haver op één dag moet hebben en ook niet te gelijk. Men be
ginne met weinig en vermeerdere de hoeveelheid van tijd tot
tijd, zoodat deze na eenige maanden ruim 2 kilo bedraagt. De
haver moet ook niet onvermengd gegeven worden, maar met
tot Laksel gesneden stroo vermengd. Is de tijd van naar de
wei gaan aangebroken en het veulen heeft nu zijn eerste levens
jaren volbracht, dan geve men hem een goede wei, of, waar
deze ontbreekt, groen voeder. In het eerste jaar is het lichaam
van het jonge dier tengevolge der voedering nog niet genoeg
uitgezet, en dit wordt nu door het groen voeder verkregen.
Men mag het dier nu echter de haver niet geheel onthouden.
Gedurende de weidegang moet het minstens 1 kilogram haver
per dag hebben, en is de staltijd weer aangebroken, dan wordt
de hoeveelheid op 2 a 3 kilogram gebracht. Zeer nadeelig
werkt op de ontwikkeling van het veulen het laten weiden
tot laat in den herfst. Is het veulen 2 jaar oud geworden,
dan moet de hoeveelheid voedsel vermeerderd worden en dan
is 4 kilogram haver en 4 kilogram hooi per dag noodig. Men
wachte er zich voor in dit levenstijdperk het jonge dier zwa-
ren arbeid te laten verrichten. Eenig licht werk kan geen
kwaad, en moet het later langzamerhand meer zwaren arbeid
verrichten, dan moet ook het voedsel worden vermeerderd en
gebracht worden op minstens 6 K.G. haver en de noodige
hoeveelheid hooi of groen voêr. Beweging is zeer noodig, even
als frissche lucht, daarom late men het dier eiken dag in de
open lucht vrij rondloopen in eene besloten ruimte. De bewe
ging en de frissche lucht zijn noodzakelijk voor de ontwikke
ling der spieren, die het jonge dier later zoo noodig zal heb
ben verder wordt de borst er ruimer door, en hoe ruimer
borst, hoe beter het tot krachtsinspanning in staat is. Dieren,
die weinig beweging hebben, krijgen drooge, brokkelige hoe
ven en de grond wordt daardoor voor hoefgebreken gelegd,
als: steengallen, klemvoeten, hoornspleten, enz. Het hoefbeslag
is ook van zeer groot belang. Doet het veulen geen dienst of
verricht het zeer weinig werk, dan is het beter de hoeven
niet te beslaan, want bij de meeste veulens slijten de hoeven
dan aan den draagband te veel af, of zij groeien te laag af,
waarvan het gevolg zijn kan dat de hoeven inscheuren en de
draagbanden naar binnen ombuigen, waardoor al weer velerlei
gebreken kannen ontstaan, die hen voor velerlei werk en vooral
voor den militairen dienst ongeschikt maken. Vele gebreken
kunnen, al worden de veulens beslagen, worden voorkomen,
indien men er maar bij het beslaan voor op past, dat de on
effenheden gelijkmatig worden weggesneden en de hoeven
eenigzins afgerond worden, indien de draagband afgebroken of
ongelijk afgeloopen is. De hoornwand moet daarbij op gelijke
hoogte gebracht worden met de kortere gedeelten, maar men
raag den uitwendigen wand niet afvijlen. Alleen het afgestor
ven deel van zool en straal mag worden weggenomen en de
steunsels mogen niet worden doorgesneden, waardoor zij van
de draagwanden zouden gescheiden worden. Staan de veulens
op stal, dan moet er voor gezorgd worden, dat de hoeven niet
kannen uitdroogen. Volgens deskundigen moet men bij het
beslaan van dieren, die voor den arbeid gebruikt worden, het
volgende in acht nemen. 1. Het hoefijzer moet ingericht wor
den naar de gedaante en de gesteldheid des hoefs. 2. Alleen
het doode en brokkelige van de zool mag worden weggenomen.
8. De straal moet zijne natuurlijke grootte behouden. 4. Het
hoefijzer mag noch zool noch straal raken en in den draag-
wand mogen geen nagels geslagen worden, opdat de hoef zich
behoorlijk kunne verwijden. 5. De steunsels mogen niet door
gesneden worden en het beraspen van den uitwendigen rand
moet worden vermeden. 6. Van de hoornwanden mag zooveel
worden weggesneden, dat tusschen zool en hoefijzer ruimte ge
noeg overblijft om er met een houwkling tusschen te kunnen
komen. Eindelijk kunnen wij niet sterk genoeg er op aandrin
gen om jonge paarden vooral niet te vroeg zwaren arbeid te
laten verrichten, aangezien daardoor vele gebreken ontstaan.
Liefst beginne men eerst in het derde levensjaar met eenig
licht werk en vermeerdere langzamerhand den arbeid. Eene
zachte behandeling is zeer noodig, daar dit veel invloed heeft
op de ontwikkeling van het lichaam niet alleen, maar ook op
het karakter van het dier. Nu is het wel waar dat in ons
land weinig paarden voor het leger worden aangefokt en dat
het in vele gevallen moeilijk is, om aan de gestelde eischen
te kunnen voldoen, maar zeker is het, dat ook tot het aan-
fokken van goede paarden voor eigen gebruik of voor den han
del, het door ons aangehaalde wel in toepassing mag gebracht
worden. Wij zijn aan het einde onzer beschouwingen en wen-
schen dat wij bijgedragen mogen hebben om tot verbetering
van onze paarden te geraken.
Goudriaan, Februari '88. A. KARS.
M
SII
TL
II.
NAAR HET DUITSCH.
VAN
Een nieuwe kennis.