FEUILLETON.
M 671.
ZATERDAG 7 APRIL.
1888.
\oi)i'(lscli vermaak.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
VOOlï
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATEHDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue IJérold, Parijs.
Ad verten tien 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 Uur.
Gelijk het Roomsch-Catholieke Europa in het
voorjaar voor eenigen tijd de vleeschspijzen laat
rusten, en dit niet doet zonder eerst ter dege aan
't vermaak geofferd te hebben, zoo ontmoeten
we in het hooge noorden het volksgebruik de
laatste week voor het begin der groote vasten,
de z.g. boterweek, in dollen overmoed door te
brengen. Van de Witte tot de Zwarte zee, op
Ruslands onmetelijke vlakten wordt het afscheid
van alles, wat tot de voeding uit het dierenrijk
komt, met een lustig feest gevierd, vooral door
de lagere volksklassen.
Turngezelschappen, zangersfeesten en andere
van dien aard kent men in het Russische rijk
niet, maar de boterweek en het paaschfeest wor
den zoo bont mogelijk gevierd. In de kleine
Russische steden neemt daaraan de geheele be
volking deel, in de groote, trotsche hoofdstad
echter wendt alleen de mindere man zijn schre
den »naar de bergen,gelijk men 't uitdrukt,
want ijsbergen om te glijden zijn onmisbare ele
menten van de feestelijkheden der boterweek.
Daar 't geen aan minder beschaafde volwassenen
bevalt, ook de jeugd uit de lioogere standen
aanlokt, zoo stroomen in de feestweek geheele
scharen van dienstboden met aan hare zorgen
toevertrouwde kleinen naar het feestterrein en
mengen zich in de bonte menigte.
Reeds verscheidene weken voor het begin der
boterweek, dikwijls in een snerpende koude van
20, 30 graden, ontwaart men op het grootste
en schoonste plein der Keizerstad, een massa
werklieden, die de kermis opslaan. Ingesloten
tusschen het keizerlijk winterpaleis, de prachtige
gebouwen van den generalen staf, die van de
heilige synode en den senaat, begint dan op dit
reuzenplein een drukte van belang. En toch ne
men de draaimolens, menagerieën, goocheltenten
en venters van eetwaren daarvan maar een klein
deel in beslag en blijft er nog overvloed van
ruimte over voor equipages van allerlei soort,
in welke de gegoede klassen de pret gadeslaat.
Het meest amusant voor den aanschouwer uit
de verte is de in hoerendracht gekleede clowu,
die het publiek met zijne grappen bezig houdt,
die echter 't eene jaar niet van 't andere ver
schillen. Deze volkskomiek staat hoog in de
gunst en er zou voor den echten Rus iets aan
zijn feest ontbreken, indien hij niet een uurtje
bij «den oude«, gelijk 't volk den grappenmaker
noemt, had doorgebracht.
Deze clowns brengen hunne aardigheden gra
tis aan de markt, en worden betaald om volk
te lokken naar de gelegenheden, waar voor een
kleinigheid 't een of ander vertoond wordt,
't Meest geliefd van de volksvermakelijkheden
is de schommel, de ook bij ons te lande be
kende Russische schop. De oogen van den
schommelenden, roodharigen, ongewasschen Rus,
glinsteren van genot onder dit vermaak, gedu
rende 't welk hij zijn notenkrakende schoone
steeds met den arm omkneld houdt.
Zonder eenige malen van de ijsbergen gegle
den te hebben, verlaat de mindere man dit
oord van genoegen niet, en ook hier scheidt
hij zich niet van zijn dulcinea. Twee groote
ijsbergen met zachte glooiing staan op een af
stand van 3 a 4 minuten tegenover elkaar,
zóó, dat de ijsvlakte van den eenen naast die
van den anderen loopt. De bergen hebben een
hoogte van 50 voet en worden aan den steilen
kant beklommen langs een houten trap. Aan
den voet daarvan bevinden zich steeds gedien
stige geesten, die elegante kleine stoelkleedjes
tegen een kleine vergoeding te huur bieden. Bo
ven aan den trap gekomen, waar kleine vlag
getjes vroolijk in de koude wapperen, zetten
zich de paartjes op de slede, die slechts in den
rug een leuning heeft. Beenen en armen wor
den, dewijl ze vrij buiten hangen, goed beschut
en vervolgens geeft de dienstdoende opzichter
de slede een stoot, waarop deze met zijne in
schapenvel gehulde passagiers den berg afglijdt.
Onder luid gejuich gaat het pijlsnel naar hene
den, en verder over de spiegelgladde vlakte.
Wanneer de vaart ten einde is, bevindt men
zich aan den achterwand van den anderen berg,
die vervolgens bestegen en op dezelfde w; ze
glijdende verlaten wordt, tot men van het ver
maak genoeg heeft. Na dit iuchtbad gaat het
dan naar een der vele reusachtige theeketels en
eenige glazen van een zeer slap treksel maakt
de verstijfde ledematen wederom lenig en be
kwaam naar een der houten tenten te wande
len, om den zeer intcressanten inhoud in oogen-
schouw te nemen.
Van deze tenten zijn die, waarin pantomi
men gegeven worden, balletten en komische
scènes, het menigvuldigs!. De voorstellingen
beginnen de geheele week door 's middags ten
12 uur, duren ongeveer een uur, en worden
tot den donker voortgezet. De beste plaatsen
vindt men door de gegoede burgerjj bezet, die
ook wel eens zien wil hoe Arlekijn aan Pierrot
zijn Colombine ontfutselt, en bij die gelegen-
hei 1 den bedrogene in een iuktvat stopt, waar
uit hij natuurlijk pikzwart weder te voorschijn
komt, en dergelijke tooneelen meer.
De toeloop bij deze voorstellingen is buiten
gewoon. Reeds lang voor den aanvang zijn alle
naar bet tooverspel geleidende trappen met
nieuwsgierigen bezaaid, die schouder aan schouder
in de felle kou geduldig wachten. Wie gevoelige
reukzenuwen heeft, doet goed zich niet in dit
gedrang te mengen, want heeft men hier niet
te doen met het lastige en rumoerige opdringen
van het Italiaansch gepeupel of 't onophoudelijk
vloeken van Fransche blousemannen, de grove,
ongeprepareerde schapenpelzen der Russische
boeren, zoowel als de lichamen, die daarin
steken en die gewis niet meer dan eenmaal
's weeks met water in aanraking komen, geven
een parfuum van zich, waaraan de neus van
een West-Europeaan zich maar niet wennen
kan. In de tenten wordt nooit komedie gespeeld,
't zijn steeds pantomimen waarop 't Russische
volk zich trakteert.
Ver van dit oord der vreugde, waar onder
al de pret, het kraken van noten een belang
rijke rol speelt, gaat het in de groote stad
Petersburg ook anders toe dan in gewone tijden.
Afgezien van de groote drukte en 't gewemel
in de hoofdaderen der stad, worden er tweemaal
daags voorstellingen in de keizerlijke theaters
gegeven, van welke de eerste 's middags 12 uur,
de tweede 's avonds 7 uur begint. Die niet
bij iijds voor een plaats zorgt, kan op 't uur
der voorstelling buiten blijven. Ook zij, die
't geheele jaar door geen schouwburgen bezoe
ken, zullen dit in de boterweek doen en van
alle buurten, uit do voorsteden en ver afgelegen
eilanden komt de Rus gewandeld, om gedurende
de Maslanitza (boterweek) een komedie te zien
opvoeren. Ten deele wordt deze groote drang
verklaard door dat gedurende den duur der
vasten alle schouwburgen gesloten zijn, en ook
na Paschen slechts bij tusschenpoozen geopend
worden, terwijl zij in den zomer wederom hare
deuren sluiten. De boterweek is derhalve 't slot
van 't schouwburgseizoen en van daar wemelen
de naburige pleinen en straten van menschen
en equipages.
Keert de Rus van de voorstelling of van de
ijsbergen huiswaarts om te middagmalen, dan
ontbreken op zijn tafel geen pannekoeken. Deze
worden gebakken uit boter, meel en room, en
voor cle soep opgebracht. De gegoeden gebruiken
ze met kaviaar, de onbemidclelden met zure
room of gesmolten boter. Deze koeken maken
bij 't tweede ontbijt zelfs de hoofdschotel uit en
ontbreken gedurende de Maslanitza bij geen
maaltijd op vele partijen, in het gezellige Peters
burg gegeven. De groote restauraties bakken
deze koeken, blini's geheeten, in ongehoorde
hoeveelheden en de Rus pocht gaarne aan het
slot der boterweek op 't getal blini's, in die
dagen verorberd.
Als met een tooverslag houdt tusschen Zater
dag en Zondag, wanneer 't middernachtelijk
uur slaat, alle drukte op. De Maandag reeds
vindt het groote Bagalanenplein woest en ledig
en slechts hier en daar treft men een nog niet
geheel ontnuchterd feestganger aan, die verge
ten heeft dat de Keizer tevens oppergebieder op
godsdienstig terrein is en alzoo de macht heeft
om ieder die de vastendagen ontheiligt te straffen.
Zoo wordt carnaval in Rusland gevierd, in
't wezen niet verschillend van het westersch
vastenavondfeest; alleen 't duurt langer, maar
't doel is 't zelfdegenieten vóór de dagen
komen, die aan herdenking van 't lijden gewijd
worden, een schadeloosstelling bij voorbaat dus,
voor wekenlange ontbering.
Buitenland.
De vijandigheid tusshen prins Ferdinand en
zijnen eersten minister duurt voort. De prins legt
zijne sympathie aan den dag voor Popoff. Zoo
men zegt, maakt prins Ferdinand zich gereed
om openlijk tegen Stambouloff op te treden.
liLi
EGBERT CARLSEN.
16)
Nu zat hij tegenover baar en zij hield zijn
rechter hand tusschen hare magere handen, door
welker teedere huid de blauwe aderen sterk door
schemerden. Haar blik rustte op zijn gelaat;
maar toen ze hem zoo aanzag steeg er een traan
in haar oog en rolde langzaam over de bleeke
wangen neer.
«Hoe, tranenvroeg de opperboschwachter
en in die woorden lag een onmiskenbaar verwijt.
»Ik dacht aan 't afscheid,antwoordde de
zieke verontschuldigend, terwijl ze de tranen
haastig afveegde.
Een afscheid voor een half jaar,« merkte de
boschwachter schouderophalend op; «hoe gauw
gaat het om.«
«Een halfjaar is een lange tijd,zeide de
zieke zacht, terwijl hare oogen van het gelaat
haars zoons zich naar de witte wolken wendden,
welke over den blauwen lentehemel trokken, en
hare handen de rechterhand haars zoons vaster
omklemden. Haar lippen bewogen zich nog,
maar de woorden welke ze fluisterden bleven
onhoorbaar.
«Ik heb nog een goede tijding,sprak de
boschwachter na een kleine jioos. «Onze neef,
de landrost, heeft geschreven en verzekert me,
dat er met het stipendium voor Erich geen be
zwaar is, als we maar goede getuigenissen kunnen
overleggen. Nu, betere getuigenissen dan die
van Erich kan hij waarachtig niet verlangen.
«Het stipendium kan slechts voor een rijks-
hoogeschool gegeven worden vroeg Erich.
«Natuurlijk.
«Dus moet ik naar Göttingen?«
W);s je liever ergens anders heengegaan
vroeg de moeder, terwijl ze met de hand zacht
over het haar heurs zoons streek.
«Mijn twee beste vrienden gaan naar Hei del-
berg. Ook is Heidelberg veel mooier dan
Göttingen.«
«Ook duurder,viel de vader hem in de rede.
»Het kost me, bij den hemel, nu al moeite ge
noeg en zorg ook om je te laten studeeren, en
als je geen stipendium kreeg, dan wist ik niet,
hoe 't gaan moest. Wees dus blij, dat je, waar
dan ook, aan de hoogeschool komt, en haal je
geen gekheid in 't hoofd, dat Heidelberg mooier
is dan Göttingen.*
Met deze woorden verliet de boschwachter de
kamer, en sneed daardoor alle verder gesprek
af. Erich zag somber vóór zich, maar de moe
der lichtte zachtkens zijn hoofd op en hem innig
in de oogen ziende, zeide ze: «het leven zal nog
zwaarder offers van je vergen dan dit, mijn lief
kind. Breng het daarom vroolijk. Want wie
vroeg 't kleine leert ontberen, heeft het grootere
voor later gewonnen
Een jaar was voorbijgegaan en weder zag de
zon lachend neer in 't vriendelijke stroomdal.
Over de kettingbrug rolde een zware postwagen
op een klein drafje. De postillon blies zijn
«Waar kan men beter zün,« en dan klapperde en
ratelde de oude koets over de hobbelige stee-
nen, tot ze eindelijk voor 't posthuis aankwam.
Haastig werd het portier geopend en een lang
opgeschoten jongmensch sprong er uit, de bonte
studentenmuts op 't hoofd en het driekleurige
corpslint over de borst. Een oud heer in bosch
wachters-uniform, tegen welks groen een breede,
zwarte rouwband sterk afstak, strekte hem beide
handen tegen en drukte hem met hartelijke
groeten aan de borst. Toen verlieten beiden het
posthuis en gingen naar de kettingbrug.
Vlak daarvoor echter sloeg de boschwachter
links om, en zeide, terwijl hij zijn arm onder
diens zijns zoons schoof: «Kom, we willen eerst
naar 't kerkhof gaanin de woning daar boven
wacht ons toch niemand meer.« Zijn stem trilde
licht bij deze woorden, welke door den zoon
slechts door een zucht en door een stommen
hoofdknik beantwoord werden. Bij 't graf ge
komen, knielde de laatste met ontbloot hoofd
neer; hij vouwde de handen en zijn lippen
schenen een gebed te stamelen. De boschwachter
bleef overeind staan, maar toen hij zijn zoon
zoo op moeders graf zag knielen, werden zijn
oogen vochtig en over de gebruinde wangen
rolden langzaam een traan in den grijzen baard.
Snel, alsof hij zich schaamde, wischte hij hem
weg; de jongeling kon zijn gevoel veel beter
beheerschen, want als hij van zijn gebed opstond
was zijn oog droog en zijn gelaat verried geen
spoor van diepe aandoening.
Eenige dagen later zaten vader en zoon voor
de woning aan de ontbijttafel. Het was een
prachtige Zondagochtend, geen windje bewoog
zich, de voorjaarszon scheen zoo innig warm en
uit de stad zonden in een majestueus koor de
kerklokken hare tonen tot de bergen op. De
boschwachter greep na het ontbijt zijn meer
schuimen pijp, welke naast hem op een stoel
lag en begon haar langzaam en zorgvuldig te
stoppen daar stond Erich plotseling op en
ging met snelle stappen naar een man, gekleed
in den rooden jas der brievenbestellers, welke
tusschen de boomen door de open plaats vóór
het huis betrad. Hij nam hem een pak kran
ten en een brief af, welken laatste hij echter
snel in zijn jaszak liet verdwijnen. Toen keerde
hij met een onbevangen gezicht naar de tafel
terug, gaf zijn vader de kranten en zette zich
weer op zijn plaats.
«Niets meer?* vroeg de boschwachter, terwijl
hij de kranten aannam, maar er lag een licht
wantrouwen in zijn stem en in den blik, dien
hij op Erich sloeg. Uit beide bemerkte Erich,
dat zijn vader den brief, dien hij zoo snel had
willen verbergen, bemerkt had.
Alleen nog een brief voor mij,* antwoordde
hij zoo onverschillig mogelijk.
Zonder verder iets te zeggen begon de bosch
wachter zijn kranten te lezen. Eerst na een
poos vroeg hij, van het blad naar zijn zoon
opziend: Waarom lees je je brief niet?*
«Ik kau wel denken, wat er in staat,* ant
woordde Erich, den onverschilligen toon vol
houdende.
«Geblaseerde jeugd!* lachte de boschwachter
en las weer verder voort. Maar zijn eenmaal
gewekt wantrouwen liet den anders zoo arge-
loozen man zoo spoedig niet tot rust komen.
»'t Is misschien een billet-doux dat je er zoo
geheim mee bent,* vroeg hij weder opziend.
«O neen,« antwoordde Erich snel, «de brief
is slechts van een mijner kennissen en den inhoud
heeft niets te beduiden.*
»'t Schijnt je toch niet geheel onverschillig te
zijn of ik den inhoud weet of niet,* zei de
boschwachter, terwijl hij de krant neerlegde en
zijn zoon scherp aanzag, «anders had je den
brief niet zoo vlug voor me zoeken te verber
gen. Je weet, ik ben anders niet nieuwsgierig
had je den brief onbevangen voor mijn oogen
geopend en gelezen, dan had ik zeker niet naar den
inhoud gevraagd, en zoo al, dan ware ik met
een oppervlakkig antwoord tevreden geweest.
Maar deze geheimzigheid spijt me, en oprecht
gesproken wekt mijn wantrouwen.*
«Dat mag niet zijn,* antwoordde Erich, «ter
wijl hij snel besloten den brief uit den zak
haalde en openbrak. »Het is mjjn geheim niet
alleen, de zaak betreft een vriend, een duel, ik
vreesde dat u, als u daarvan hoorde, noodeloos
bezorgd zou zijn, dat ik ook eens in dergelijke
zaken betrokken zou worden.*
«Ik heb je eens voor altijd vergund te vechten,
als de eer van je naam of van je corps dat vor
dert,* viel de vader hem in de rede, «je bezorgd
heid was dus zonder grond. Laat dus in 't vervolg
die geheimzinnigheid na; ik houd er niet van.*
Hij nam op nieuw de krant ter handErich
slaakte een zucht van verlichting; hij haalde
den brief uit het couvert, dat hij naast zich op
tafel lei en begon nu inderdaad den inhoud te
lezen. Hij kende zijn vader genoeg om te we
ten, dat deze nu het onaangename voorval af
gedaan rekende.
en Ata,
en de
mmmiL
NAAlt HET DUITSCH.
VAN